Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof en gevoel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof en gevoel

Een geestelijk testament

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 'De Waarheidsvriend' van 13, 20 en 27 mei is een algemene bespreking gegeven van het februari/maart nummer van 'Wapenveld', dat een uitvoerig artikel bevatte van prof. dr. A. A. van Ruler, onder de titel: 'Ultra-Gereformeerd -en Vrijzinnig'. Aangekondigd werd dat de diverse onderdelen van dit artikel nader zouden worden behandeld. De predikanten H. G. Abma, G. Boer, A. van Brummelen, C. Graafland en L. Kievit hebben nu elk enkele aspecten van prof. Van Rulers artikelen voor hun rekening genomen. In een onafgebroken serie worden deze artikelen thans geplaatst. Het gaat in deze serie artikelen om de kern van de leer des heils en de beleving daarvan in de gemeente. Het geestelijk testament, dat prof. Van Ruler naliet, hopen wij op deze wijze alle aandacht gegeven te hebben die het verdient.De Redactie

In het vorig artikel .stipten we reeds aan, dat prof. Van Ruler meent, dat de zekerheid des geloofs zoals deze in de reformatie gekend werd ondermijnd is door het overbenadrukken van het gevoel. Hij ziet daarin de verkeerde wisselstand, waardoor de zaak in de geschiedenis verkeerd is gegaan.

Reeds in de reformatie werd er de nadruk op gelegd, dat het geloof, zowel naar zijn voorwerp (wat geloofd wordt), als naar zijn onderwerp (de mens, die gelooft) waar moet zijn in tegenstelling met een dood geloof. Na de zijwegen van een apart woord uit de hemel, de gezichten en visioenen te hebben afgewezen, wijst de auteur erop, dat het Evangelie van binnenuit wil gehoord worden. Dit innerlijk horen gaat met diepe ervaringen gepaard. De schellen vallen van de ogen, de oren worden geopend. Het Evangelie wordt inwendig. Kortom de reflexiviteit (dit is in dit verband: het opvangen van de weerschijn en de gloed van het werk Gods in onze harten) is volgens prof. Van Ruler de kern van de zaak.

Dit inwendig worden van de waarheid dient zich te betrekken op het verstand, de wil en het gevoel. Zolang het gevoel in deze trits voorkomt, gaat alles goed, maar zodra het gevoel de prioriteit ontvangt, gaat het verkeerd. En dat is gebeurd. Gaandeweg wilde men God en Zijn genade gaan voelen in het hart. Zelfs werd de zekerheid van het gevoel onderscheiden van de zekerheid van het geloof.

Prof. Van Ruler is een synthetische geest. Aan de ene kant spreekt hij over een verkeerde weg, zelfs over een ketterij en tegelijk erkent hij, dat deze stroming verrukkelijke vormen van mystiek heeft opgeleverd en dat zij een kostelijk goed uit de schat van de traditie van de christenheid is. Toch blijft het een ketterij, omdat men voordat men het weet het gevoel in absolute tegenstelling met het verstand heeft gezet en de wil met haar daadwerkelijkheid vergeet. Alleen het gevoel is het enig echte. Van pure gevoelsmatigheid gaat men over zichzelf in de derde persoon spreken en heeft men soms de Middelaar niet nodig.

Deze ketterijen wreken zich. Men gaat na de hoogste gevoelsmatigheid de woestijn in en doolt daarin rond. Zolang ik niets gevoel, heb ik niets, wordt het devies.

Tenslotte wil prof. Van Ruler het gevoel wel als moment in het geheel opnemen, maar dan in verband met het verstand en de wil.

Tot zover een korte samenvatting van dit stuk.

Zeer belangrijke zaken snijdt prof. Van Ruler hier aan. Hij poogt in dit deel van zijn artikel een analyse te geven hoe het toch komt dat de stralende zekerheid van de reformatie is ingewisseld voor veel onzekerheid. Hoezeer hier allerlei nuanceringen in de waardering van het geloofsleven van de reformatie en van de nadere reformatie en van nu zijn aan te geven, dit oordeel is globaal genomen juist.

Zeker wij kunnen er op wijzen, dat in de reformatie de bronnen van het Woord Gods opnieuw opengingen, dat de mensen niet genoeg kregen van het drinken uit de fontein van de genade. Dat zij geen tijd hadden om over allerlei ingewikkelde formules na te denken. Dat zij het geloof in zijn eenheid beleefden, zodat alles op zijn plaats bleef staan. Wij kunnen erop wijzen, dat ook toen het getal van de ware gelovigen betrekkelijk klein en door een vuurzee van beproevingen en vervolgingen heengegaan was. Wij kunnen er ook nu op wijzen, dat er in allerlei fasen van de nadere reformatie meer zekerheid onder de gelovigen was dan allerlei geschriften doen vermoeden. Verder kunnen wij er opmerkzaam op maken, dat ook nu onder veel beslotenheid er meer geloof leeft dan de eerste oogopslag doet vermoeden, zoals het pastoraat aan de zieken sterfbedden ons soms leert. Dit alles en nog meer kan gezegd worden, terwijl toch de analyse van prof. Van Ruler blijft staan.

De vraag, die ons bezig houdt is deze: Is het mis gegaan door aan het gevoel in het leven van het geloof de voorrang te geven? Ik dacht: onder andere. Het is evenzeer misgegaan, wanneer aan het verstand een grote plaats werd gegeven of de volle nadruk werd gelegd op de wil.

Daarom is het van belang, dat prof. Van Ruler erkent, dat het evangelie waarheid in het binnenste moet worden. Men leze na wat hij schrijft op blz. 22 van zijn artikel: Ultra Gereformeerd en Vrijzinnig in Wapenveld, 21ste Jaargang no. 2/3.

Intussen is mij niet duidelijk, dat prof. Van Ruler al deze opmerkingen over wat ik inwendige genade noem min of meer rangschikt onder ultra-gereformeerd. Ik dacht, dat dit gezond gereformeerd was. Zeker, hij erkent, dat het inkomen van de genade in ons leven noodzakelijk is. Hij laat de reformatie aan het woord komen en vooral ook de nadere reformatie, maar geeft de indruk, dat deze ontwikkeling in de lijn van de ultra gereformeerden ligt.

Wij mogen en moeten prof. Van Ruler bijvallen, wanneer hij er op wijst, dat het misgaat, wanneer de stelling verkondigd wordt, dat de genade ongeveer gelijk is aan het gevoel.

Het centrale in deze zaak is en blijft de levendmaking uit de doodsslaap der zonde door de Heilige Geest. Voor die tijd is ons verstand diep verduisterd, onze wil hardnekkig en ongebroken en ons gevoelsleven ontwricht. De wekroep van Pasen: Ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de doden, grijpt de gehele mens aan. Ook ons gevoelsleven. Hoe zou het anders kunnen? Voor die tijd hebben wij voor alles en nog wat gevoel behalve voor God en Zijn dienst.

Ongetwijfeld is er verschil in de waardering van het gevoelsleven van de mens in bepaalde tijden. Maar een mens heeft een gevoelsleven. Er mogen perioden geweest zijn, waarin dit gevoelsleven overmatig belicht werd en de mensen zogezegd in hun tranen zwommen; er mogen ook tijden geweest zijn waarin het verstand en de wil het gevoel de rechtmatige plaats betwistten, elk mens heeft een meer of minder diep gevoelsleven. Zo heeft God ons geschapen.

Wij kunnen en mogen zeggen, dat de mens totaal bekeerd wordt. In zijn diepste zijn, in zijn verstand, in zijn wil en in zijn gevoel. Het gaat niet aan hier van prioriteiten te spreken, hoevaak dat ook gebeurd is.

Een gereformeerd christen heeft er altijd weet van gehad, dat hij een echt geloof moet hebben. Dat is geen buitennissigheidje van deze christen, maar dit leert ons de Schrift. Daarom is de vraag onontwijkbaar: Hoe weet ik, dat ik een waar geloof heb?

Welke antwoorden op deze vragen ook gegeven worden (daarover straks) deze vraag is bijbels legitiem. Hier scheiden de wegen met hen, die het vanzelfsprekend vinden, dat het met ieder mens in orde komt. Achter deze gedachtengang schuilen meestal vrachten van ketterijen: een algemene verkiezing, een algemene verzoening en soms een alverzoening.

Maar wanneer wij het Woord gehoord hebben, dat velen zullen menen in te gaan en niet zullen kunnen, dat mensen op de jongste dag zullen zeggen, dat zij in Christus' tegenwoordigheid hebben gegeten en gedronken en toch worden afgewezen als werkers der ongerechtigheid, dan ontvalt ons elke vorm van vanzelfsprekendheid. En dat is al heel wat. Want de vanzelfsprekendheid is de dood van de genade en de pure genade is de dood van de vanzelfsprekendheid.

Pure genade alleen zet in verbazing en verwondering. De mens, die dit te beurt valt is er helemaal bij betrokken. Hoe? Door het horen van het Woord Gods terwijl de Geest het hart opent. Dat is een gebeuren in ons. Wij worden opmerkzaam gemaakt op de twee polen in de Heilige Schrift: zonde en genade, toorn en liefde; veroordeling en vrijspraak; verbrijzeling en genezing. Kortom op een God, die ons met Zijn linkerhand neerslaat en ons met Zijn rechterhand in Christus omhelst.

Wanneer Luther en Calvijn over deze dingen spreken — om van de nadere reformatie maar te zwijgen — gaat heel het gevoelsleven meetrillen zonder de overhand te nemen. Hoe zou het ooit anders kunnen? Wanneer Jezus zegt: Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven, zou dit ons niet diep raken? Kunnen wij vermoeid en afgetobd zijn door onze zonden zonder deze als een last te gevoelen? Neen, dat kan niet! Zouden wij, wanneer de Vader ons trekt naar Christus dit niet gevoelen? Ongetwijfeld. Zouden wij wanneer wij met de kamerling onze weg met blijdschap reizen dit niet voelen? Neen, dat kan ook niet.

Ziedaar het wonder van het geloof, waarin het gevoel helemaal opgenomen is. Niet voor niets spreekt de Schrift over proeven en smaken. Augustinus schreef graag over het genieten van God. Ge moogt dus God en Zijn heil proeven, genieten, smaken. Dat is dus een bijbelse lijn, die in de loop der kerkgeschiedenis — na bijna uitgewist te zijn — telkens weer zichtbaar wordt. Prof. Van Ruler wijst er op, dat dit proeven, smaken en genieten tot verrukkelijke vormen van mystiek hebben geleid.

Het is niet mijn bedoeling te twisten over het, woord mystiek, noch minder te ontkennen, dat deze mystiek ontsporen kan, wanneer zij niet opgenomen is in de verbanden van Woord en Geest. Het is wel mijn bedoeling op deze plaats de innige omgang met God te onderstrepen. Schatten liggen bijvoorbeeld verborgen in de avondmaalsleer van Calvijn en in de beste geschriften van de nadere reformatie.

Ook vandaag is er een diepe hunkering naar dit leven met God. En dit verlangen neemt toe, naarmate kerk en theologie, prediking en zielszorg de mensen ondervoeden. De verintellectualisering van het geloof is zo algemeen, dat er een lans gebroken mag worden voor dit binnenwerk van de Heilige Geest. Het activisme neemt zulke afmetingen aan, dat velen antwoorden zoeken op de vragen die de wereld ons stelt, terwijl men met een mond vol tanden staat, wanneer het gaat over de toeëigening van het heil en de smarten en de vreugden van het leven uit het geloof.

Met erkenning van het boven vermelde wordt hiermee geen pleidooi gehouden voor de prioriteit van het gevoel. Alles wordt vernieuwd. Calvijn zegt ergens: 'De mens door de Heilige Geest verlicht ontvangt als het ware een nieuwe scherp­ zinnigheid, waarmee hij de hemelse verborgenheden opmerkt'. Een nieuwe scherpzinnigheid. In dit verband merkte een boer eens op: 'Vrouw, ik heb een andere bijbel gekregen'. Maar zijn vrouw antwoordde zeer gevat: 'Nee man, je bijbel is niet veranderd, maar jij bent veranderd'. En zo is het!

In mijn pastoraat vertelde mij een vrouw van 67 jaar, dat zij bijna een kerkbank had versleten, het Woord gehoord en toch weer niet gehoord had totdat God haar het wonder van de verlossing door het bloed van Christus bekendmaakte. Zij sprak voortdurend over twee dingen: het grote wonder van God en ... haar eigen hardnekkigheid.

Wij kiezen dus niet voor het vooropgaan van het gevoel, de wil of het verstand. Wat God bijeenvoegt scheide de mens niet.

Het geloven begint niet met het verkrijgen van bijzondere gevoelens, al heeft niemand de Heilige Geest de wet voor te schrijven en al is de Heilige Geest vrij om met ieder mens Zijn eigen weg te gaan. Het geloven begint met het horen en verstaan raet het hart. Wanneer de Heere ons hart heeft, heeft hij alles: ons ik, ons verstand, onze wil en ons gevoel.

Daarom gaat het niet aan — en dat is het waarheidselement in het betoog van prof. Van Ruler — te stellen, dat wanneer bepaalde gevoelens niet aanwezig zijn, men buiten alles staat. Het geloof gaat niet op in het gevoel. Wie dat stelt, blokkeert de weg van de Heilige Geest, voorzover dit in de hand van de mens ligt. Er is niets verlammender dan gevoelens te willen kweken, die er niet zijn en intussen aan het horen van het Woord Gods voorbij te gaan, omdat dit toch allemaal uitwendige zaken zijn. Het horen is de weg van de Heilige Geest naar het mensenhart, zoals ook omgekeerd de Heilige Geest de weg tot het horen in het hart bereidt. Dit gaat alle beschrijving te boven, maar het is werkelijk.

Het gaat natuurlijk alle perken te buiten, wanneer men stelt, dat men in de armen van de eeuwige verkiezing gelegen heeft zonder bemiddeling, zonder de Middelaar. Ik aarzel niet dit een ketterij van de ergste soort te noemen. In al de gemeenten, die ik gediend heb, heb ik nooit iemand een dergelijke uitdrukking horen gebruiken. Dit wil niet zeggen, dat dit niet gezegd is of wordt, maar dan is ook de prediking van Christus als het Lam Gods uit het gezichtsveld verdwenen. Hoe zou er ooit gemeenschap met de Vader kunnen zijn zonder de Middelaar? Ik dacht, dat zowel-de reformatie als de nadere reformatie van zulke ketterijen gruwen. Bovendien kunnen wij niet in de armen van de eeuwige verkiezing liggen, maar in de armen van de verkiezende God. De verkiezing is geen zelfstandigheid in of buiten God, maar de verkiezende God Zelf.

Intussen blijft de vraag of in onze kringen het gevoel teveel de overhand heeft. Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Persoonlijk heb ik die indruk niet. Soms verlang je ernaar, dat alles veel warmer van toon, veel inniger in de taal, veel duidelijker in de openbaring naar buiten tot uiting zou komen. Het is een verkwikking met geoefende christenen te spreken, die weet hebben van een overgang in Christus en bij wie het geestelijk leven bijbels doorzichtig is en tot in het welbehagen Gods verankerd ligt.

De nood van ons en onze gemeenten is — dacht ik — niet het vooropstellen van het gevoel, maar — waar geen levend geloof is — de verglazing, de bevriezing, de dode orthodoxie. Zolang wij leven zonder God — al willen wij orthodox zijn tot in het kwadraat — zoeken wij in ons klimaat eigen vormen van de dood. Daartegen helpt niet een verlegging van de accenten, al zal dat tijdelijk wel eens nodig zijn, maar alleen de levende bediening van het Woord Gods in de bedding van de gebeden van de gemeenten en de voorgangers. Er kan nooit teveel in de huizen en de gezinnen gebeden worden.

Wel hebben wij de lammeren van de kudde op te voeden in de genade Gods. Dit betekent, dat wij hen leren, dat gevoelige genade een kostelijke zaak is, maar dat de Heere Zijn volk leert uit het geloof te leven en niet in de eerste plaats uit het gevoel. Het geloof gedijt alleen onder het beademingscentrum van de Heilige Geest, dat is de prediking. Gevoelens buiten de Heilige Geest om kunnen zeer misleidend zijn. Ook kinderen Gods vallen soms in deze strik tot hun schade en soms tot hun schande. Wij hebben te letten op het profetische Woord. In dit profetisch Woord staat de levende Christus voor u. Eén korrel geloof doet Hem aanraken. Er gaat kracht van Hem uit. Dat brengt zeker gevoelens mee.

Met deze gevoelens is het al precies zo als met de goede werken. Hoemeer ge in Christus zijt en hoe minder ge bedacht zijt iets goeds te doen, des temeer zijn deze vruchten aanwezig. Zo is het ook met het gevoel. Hoemeer uw oog geboeid mag worden door de alles overtreffende schoonheid van deze Middelaar, destemeer zult ge in de teerheid van hart en leven met Hem omgaan en zal uw gevoelsleven soms doordrenkt worden met Zijn liefelijke tegenwoordigheid.

Soms. Let daarop. Want God geeft het wanneer het Hem behaagt en wanneer wij het nodig hebben. Wat dacht u? Zou Abraham toen hij zijn zoon, zijn enige, die hij liefhad, Isaak, moest offeren veel gevoel' gehad hebben van de tegenwoordigheid Gods? Hij ging langs zo'n steile geloofsweg, dat hij geheel en al werd teruggeworpen op het bevel Gods. In het geloof (let wel niet louter in zijn gevoel) zei hij: De Heere zal voorzien. De vrucht: vriend Gods genaamd te worden, kwam later.

Kohlbrugge heeft eens gezegd: 'God heeft mij nooit in de steek gelaten, hoewel ik Hem vele malen schandelijk verlaten heb. Hij gaf het mij op Zijn tijd'. Welke tijd was dat? Hoor wat hij zegt: 'Wanneer ik geen oor had om Hem te horen, geen oog had om Hem te zien, geen hand had om Hem aan te grijpen en geen voet had om naar Hem toe te gaan, dan, ja juist dan kwam Hij tot mij!' Hij gaf het mij, wanneer ik het nodig had. Dat is een kostbaar woord om te onthouden. Dit geldt ook van het gevoel van de genade Gods. Dat gaat meestal door heilzame aanvechtingen heen en geeft onmiddellijke zekerheid, die leidt tot de volkomen overwinning.

Z.

G. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Geloof en gevoel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's