Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wedergeboorte II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wedergeboorte II

Pastorale overwegingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het werk van de Heilige Geest is even onbegrijpelijk en onnaspeurlijk als de gang van de wind. 'De wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij henen gaat.' (Joh. 3:8). Daarom kunnen wij dit werk niet analyseren. Sommige mensen willen dit. Zij wensen a.h.w.  op de draad het werk van de Geest te controleren. Dat zal niet gaan. Er is behalve het onbegrijpelijk ook nog de vrijmacht van de Geest: Hij blaast waarheen Hij wil. Er staat in Pred. 11 : 5: Gelijk gij niet weet, welke de weg des winds zij, of hoedanig de beenderen zijn in de schoot van een zwangere vrouw, alzo weet gij het werk Gods niet, Die het alles maakt.' Gods wegen zijn onnaspeurlijk. Wèl gebruikt God middelen in Zijn dienst. Er is het zaad der wedergeboorte. Petrus noemt dat het Woord Gods (1 Petr. 1 : 23). Bij de één ontkiemt het goddelijk zaad, bij de ander niet. Waar het ontkiemt is dit het werk van de Geest. Hij gebruikt het zaad der wedergeboorte. Hier hebben we in de eerste plaats een duidelijke aanwijzing, dat wij ons altijd onder het Woord moeten begeven. Dat zien we heel duidelijk op het Pinksterfeest. Door de prediking van Petrus kwam er verslagenheid èn geloof. Dit is geen werk van mensen, maar van de Geest, Die uitgestort was. Er is een nauwe relatie tussen Geest en Woord. Het Woord is het instrument waarvan de Geest Zich bedient.

U moet er maar eens op letten, hoe in hetzelfde Johannes 3, waar de Heere Jezus over de wedergeboorte spreekt, over­ gaat op het geloof in Hem. 'En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige léven hebbe. Die in Hém gelooft wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in de Naam des eniggeboren Zoon van God (Joh. 3 : 14, 15 en 18). Nu begrijpen we Calvijn als hij zegt, dat we door het geloof wedergeboren worden. Want het geloof ontvangt het nieuwe leven uit Christus. Hij is de wijnstok, de gelovigen zijn de ranken. De wedergeboorte begint dus met de inplanting in Christus. Zonder Christus is er geen leven. Als Hij zegt: Ik ben het leven, dan is er buiten Hem dit leven nergens te vinden. Alles is er dus aan gelegen of wij 'in Christus' zijn. Paulus zegt: Ik ken een mens in Christus' (2 Kor. 12 : 2). En op een andere plaats: Ik ken een mens in Christus' (2 Kor. 12 : 2). En op een andere plaats: 'Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft en zichzelf voor mij heeft overgegeven (Gal. 2 : 20). Zonder Christus is er geen wedergeboorte denkbaar. Ja, maar hoe zit het dan met allerlei werkzaamheden vóórdat een mens Christus bewust in het geloof omhelst? Valt dit onder de wedergeboorte, of niet? Ik antwoord met een wedervraag: Wat heb ik aan onbewust leven? Een kind dat pas geboren is huilt. Maar het doet dat onbewust. Het hongert en dorst, maar meer instinctief. Het leeft wel, maar het heeft geen zelfbewustzijn. Wat helpt het als ik tegen dat kind roep: Je leeft, maak je maar nergens ongerust over? Nee, het huilt door. Dat kind hééft in werkelijkheid wat aan dat leven als het groter wordt, als het zich het leven bewust is, als het er over nadenken kan, hoe primitief dit aanvankelijk ook gebeurt. Wat is iemand ermee gebaat, als ik zeg: De ritselingen van het nieuwe leven uit de Geest zijn bij u aanwezig', als er geen enkele geloofsrelatie met Christus is? Zou dat werkelijk helpen, zou deze persoon ermee gebaat zijn? De practijk heeft mij geleerd van niet. Er zit zelfs een gevaarlijke kant aan, nl. dat men er een grond van maakt, buiten Christus. Zeker, de Heilige Geest begint met te ontdekken aan zonde en schuld, maar bij het besef daarvan komt er geen vrede, maar juist onvrede. Schuldbesef verontrust. Daarom leidt de Geest verder. De Geest blijft niet halverwege steken. Zijn eigen werk is immers: Christus verheerlijken in harten van zondige mensen. 'Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen (Joh. 16 : 14). De Geest houdt altijd op Christus aan, want waar Christus door het geloof in het hart woont, wordt God verheerlijkt. Er staat in de Dordtse leerregels dat God de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven (I, 6). Breder gaan de Dordtse leerregels daarop in in III/IV, 11 en 12: Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het, dat Hij niet alleen het Evangelie hen uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door de Heilige Geest verlicht, opdat ze recht zouden verstaan en onderscheiden de dingen die des Geestes Gods zijn, maar Hij dringt ook tot in de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van dezelfde wederbarende Geest; Hij opent het hart dat gesloten is. Hij vermurwt wat hard is. Hij besnijdt dat onbesneden is; in de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt die wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen. En dan in § 12: En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de doden en levendmaking waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, die God, zonder ons, in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke predikatie alleen, noch door aanrading of dergelijke wijze van werking, dat wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, alsdan nog in de macht des mens zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een bovennatuurlijke werking, die, naar het getuigenis der Schrift in haar kracht niet minder is dan de schepping of de opwekking uit de doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbare wijze werkt, zeker, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden, en metterdaad geloven'.

Ook hier zien we hoe in dit belijdenisgeschrift (op grond van de H. Schrift) geloof en wedergeboorte ten nauwste op elkaar betrokken zijn.

Dat dit niet zonder strijd gaat, bewijst wel hetgeen in I, 16 staat. Leest u het maar na. In ieder geval moge duidelijk zijn, dat er bij de wedergeboorte een be­trekking op de levende Christus is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De wedergeboorte II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's