Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. dr. G. C. van Niftrik

In vele bladen is aandacht geschonken aan het zo plotselinge overlijden van de Amsterdamse kerkelijke hoogleraar, prof. dr. G. C. van Niftrik. In dit persoverzicht willen we niet zozeer ingaan op de herdenkingsartikelen die in allerlei bladen verschenen zijn, maar graag plaats geven aan een artikel dat na Van Niftriks heengaan gepubliceerd is in Hervormd Nederland. Het betreft een bijdrage in een serie over het belijden van de Kerk, die afgedrukt is in HN van 4 november, samen met een herdenkingsartikel van prof. dr. C. W. Mönnich. Terzijde zouden we wel de opmerking willen plaatsen dat behoudens in het orgaan van de confessionele vereniging zelf in de diverse herdenkingsartikelen de stem van geestverwanten van Van Niftrik uit het confessionele kamp zwak doorgeklonken heeft. Maar dit terzijde. Wij menen er goed aan te doen u dit artikel van Van Niftrik zelf over de rechtvaardiging van de goddeloze ter lezing door te geven.

Wie de reformatorische leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen zonder de werken der wet wil verstaan, doet het best de bijbel voor zich te nemen en in Lucas 7:36—50 de geschiedenis van de zondares ten huize van Simon de Farizeeër te lezen. De Farizeeër Simon begrijpt er niets van, dat Jezus, die hij heimelijk misschien wel voor de Messias houdt, die vrouw, die zo gek doet, die Jezus' voeten natmaakt met haar tranen en ze dan weer droogt met haar hoofdhaar, niet zonder meer wegstuurt. Van de Messia's mag je toch verwachten, dat Hij dat type vrouw onmiddellijk dóór heeft en er niets mee te maken wil hebben. Maar Jezus laat die vrouw stil begaan. Daarin zit reeds een stuk vergeving en Simon begrijpt er niets van. Daar heeft die vrouw het toch waarlijk niet naar gemaakt!

Dan gaat Jezus, om Simon in te lichten en de rechtvaardiging van de goddeloze zónder werken duidelijk te maken, een verhaaltje vertellen. Een schuldeiser had twee schuldenaren. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. Dat maakte natuurlijk een geweldig groot verschil. Jezus heeft er oog voor dat er enorme verschillen onder de mensen zijn: de één is een schurk en de ander een fatsoenlijk mens; de één is schuldig vijfhonderd schellingen en de ander vijftig! Daarmee moet in het maatschappelijk leven rekening gehouden worden.

De onvermijdelijke moraal rekent en telt. Over ieder mens wordt een rapport opgesteld en men kan hogere en lagere cijfers halen. Daarmee moet in het dagelijks leven terdege rekening gehouden worden. Er moet geteld en gerekend worden: vijfhonderd is veel méér dan vijftig. Het gaat hier om verschillen, die niet verwaarloosd kunnen worden. Zo gaat het in de moraal en in de maatschappij!

FAILLIET

Dan vertelt Jezus aan de Farizeeër Simon verder, dat geen der beide schuldenaars zijn schuld betalen kon. Die van vijfhonderd schellingen natuurlijk niet; maar die van vijftig schellingen óók niet. Je staat altijd failliet, wanneer je voor God komt te staan. Hier gaat het om één van de meest fundamentele ervaringen, die een mens in zijn godsdienstig leven heeft.

Je kunt voor God niet bestaan, zeggen de orthodoxe vromen. Daarmede zullen zij ook wel bedoelen, dat zij in hun leven een heleboel dingen verkeerd hebben gedaan, maar dat is toch niet het eigenlijke. Het gaat hier eigenlijk niet om de hoeveelheid van de schuld, van de verkeerde dingen. Als je toch failliet gaat, is het niet zo belangrijk meer hoe groot het bedrag der schulden is. Jij bent failliet. Een mens staat voor God.

Wie met religie niet zo'n beetje speelt en het wel een aardige versiering van het leven vindt, maar ernst maakt met God, die de Heilige en Rechtvaardige is, weet, dat zijn ontmoeting met God allereerst het oordeel over de mens betekent. Niemand zal God zien en leven.

'Heer, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens' (Luc. 5 : 8). 'Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen' (Jes. 6:5). God is groot en wij zijn klein. God is heilig en wij zijn onrein. Hier houdt het tellen en rekenen van ethiek en moraal op. Hier worden geen hogere en lagere cijfers gegeven, Hier wordt eenvoudig geconstateerd, dat je niet betalen kunt en daarom failliet bent.

Jezus wil Simon duidelijk maken, dat in het gewone maatschappelijke leven het verschil tussen hem en die vrouw enorm groot is, maar dat ze voor God naast elkaar staan, omdat ze geen van beiden betalen kunnen: die vrouw haar zeer grote schuld niet, maar Simon zijn veel kleinere schuld óók niet. Twee zondaren staan voor God en zij zijn beiden onmachtig de schuld te betalen.

ROYAAL

Jezus zegt in zijn verhaal aan Simon: Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Dat is wat de kerk alle eeuwen door genade heeft genoemd. Jezus vertelt aan Simon een zeer onwaarschijnlijk verhaaltje: zó handelt in deze wereld geen enkele schuldeiser. Zo handelt alleen God. God vergeeft. God neemt aan. God rechtvaardigt. Zonder te tellen en te rekenen.

God handelt royaal; dat is koninklijk. Het is niet schriel; ga heen in vrede; een mens kan weer léven!

Jezus zegt tegen de vrouw in het huis van Simon de Farizeeër: Uw geloof heeft u behouden! Wat was dat voor een geloof? Het geloof, dat bij Jezus redding en heil was te vinden, omdat Jezus niet rekende, maar royaal vergaf zónder de werken der wet, want die vrouw was alleen maar een failliete zondares, die voor God niet kon bestaan.

Overal in de wereld werd en wordt gerekend; overal wordt men met zijn levensrapport geconfronteerd. Alleen Jezus eet en drinkt met de zondaren. Hij schijnt zich om hun levensrapport niet te bekommeren. Het rechtvaardigende en zaligmakende geloof is het geloof, dat God in Jezus Christus zó is: royaal vergevende!

GEEN ERNST

Nu zegt artikel 22 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis in overeenstemming met 1 Cor. 1:30, dat Jezus Christus onze rechtvaardigheid is. Dat is Hij, omdat Hij de enige mens is, die het menselijke faillissement voor God ruiterlijk en royaal heeft toegegeven. Zijn kruisdood in de nacht der Godverlatenheid op de heuvel Golgotha is de erkenning van 's mensen faillissement voor God zó volledig, dat deze mens niet langer leven kan of wil.

Wij mensen zeggen óók, dat wij voor God niet kunnen bestaan, maar het wordt nooit laatste ernst. De meeste religies der mensheid weten van de kloof, die er gaapt tussen God en mens. Overal ter wereld worden offers gebracht om die kloof te overbruggen. Overal ter wereld heeft men min of meer duidelijk beseft, dat de zonde niet zómaar kan worden vergeven; dat de mens er eigenlijk aan moet; dat hij letterlijk voor God niet kan bestaan.

Maar nog eens: dat wordt bij ons mensen geen laatste ernst. Wij zijn bereid offers te brengen, misschien wel grote offers. Wij geven een deel van ons bezit en een deel van onszelf, maar wij gaan er nooit aan. Wij maken met God geen laatste ernst.

Wij bekleden ons met goede werken en met vroomheid. Wij proberen in onze rapporten bij de mensen en bij God hoge cijfers te halen. Wij willen onszelf rechtvaardigen. Dat zit onuitroeibaar in ons allemaal. Zelfhandhaving.

Daarom schrikt het kruis van Golgotha ons af. Zie, de Mens! Hier wordt ons onze 'status' onthuld, Jezus hangt ontkleed aan het kruis. Wij zijn altijd aangekleed; daarom weten wij eigenlijk niet wat het is van genade te leven. Jezus, naakt aan het kruis, heeft zich helemaal op God geworpen: God moet het doen.

Zó wordt het Pasen. Een mens die zich zó aan God overgeeft en zó het oordeel aanvaardt, wordt door God opgewekt tot een nieuw leven: Zie Mijn Zoon, in dewelke Ik Mijn welbehagen heb!

Zo is Christus onze rechtvaardigheid. Leer mij daaglijks, leer mij duizendwerven, in Uw kruisdood meegekruisigd sterven. Zo probeer ik in Christus te geloven. Mijn geloof scheidt niets; mijn geloof heeft geen creatieve functie; mijn geloof is instrument, uitgestoken, ledige hand. Mijn geloof doet niet anders dan volhardend op Jezus zien.

Dit is het: deze overgave; dit zich-verliezen aan God; dit God gelijkgeven in Zijn oordeel. En als ik zó in het geloof met Christus meesterf, dan weet ik, dat ik ook met Hem zal léven.

Zo wordt een zondige mens gerechtvaardigd. Zó belijdt het de kerk in artikel 22 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Een getuigend artikel, dat ons in alle duidelijkheid laat horen waar voor Van Niftrik het centrum en het hart van de prediking en het belijden lagen. De kerk in al zijn geledingen doet er goed aan dit getuigenis in al haar arbeid te laten doorklinken.

Wiersinga-Berkouwer-Ridderbos

De Gereformeerde kerken kennen sinds de verschijning van de dissertatie van Wiersinga ook het gesprek over de verzoening. Evenals in de Hervormde kerk is daarbij in het geding in hoeverre de reformatorische leer van het plaatsbekledend lijden en sterven van Christus die aan het kruis aan Gods gerechtigheid voldoet, bijbels is. Zondag 5 en 6 van de Catechismus, verschillende artikelen uit de Ned. Geloofsbelijdenis zijn voor velen niet meer acceptabel. Op de synodevergadering van de Geref. kerken (die als deze persschouw u bereikt inmiddels gehouden is) komen bezwaarschriften ter sprake tegen de visie van dr. Wiersinga. Deze heeft zoals u bekend zal zijn, tegen de reformatorische verzoeningsleer zoals die in de Catechismus en de Geloofsbelijdenis verwoord is, protest aangetekend. Wiersinga bepleit een alternatieve verzoeningsleer: verzoening als verandering. Verzoening die tot stand komt, door het 'schokeffect' dat van de kruisiging van Jezus uitgaat op mensen, zodat zij tot verandering komen. In 'Opbouw' van 3 november wijst prof. Veenhof erop, hoe de visie van Wiersinga haar impuls ontvangen heeft vooral uit de veranderde visie van de moderne mens op schuld en dood. Met de vragen die daaromtrent bij de mensen leven, gaat Wiersinga naar de Bijbel om daarop een antwoord te vinden.

Veenhof wijst er verder op, hoe de visie van Wiersinga in lijnrechte tegenspraak staat met wat in vroeger jaren door zijn promotor prof. dr. Berkouwer meermalen betoogd is.

In zijn: Het werk van Christus gaf deze een magistrale uiteenzetting van de Schriftuurlijke, reformatorische visie op de verzoening. En tegen de achtergrond daarvan tekent zich die van Wiersinga scherp af als een verloochening van de essentiële momenten daarvan. ')

Berkouwer wijst er in het genoemde boek op dat in de leer der verzoening steeds een fataal dilemma een grote rol heeft gespeeld. Het is dit dilemma: Wordt God verzoend met de mens of wordt de mens verzoend met God? Anders gezegd: is God 'subject' der verzoening en de mens 'object'. Of is de mens 'subject' en God 'object'? Of, nog weer anders gezegd: richt de 'spits' der verzoening zich op God of op de mens?

Meestal wordt in de moderne theologie, en zo ook door Wiersinga, betoogd dat God 'subject' is der verzoening. Hij 'verzoent', maar wordt niet 'verzoend'. Hij kan ook niet 'verzoend' worden. Er behoeft in God geen verandering van 'gezindsheid' ten opzichte van de mens te komen. Een 'Umstimmung' van God is niet nodig. Zij is ook onbestaanbaar. Het is niet zo dat God door het lijden en sterven van Christus van een 'vijand' van de mens tot een 'vriend' van hem moet worden gemaakt. Neen, God was en is en blijft genadig gezind t.o.v. de mens. Wie met God verzoend moet worden dat is de mens. En Christus' werk is daarop gericht. Door de grote liefdedaad van zijn lijden en sterven brengt hij de mensen in een verzoende relatie met God. Zoals Wiersinga het zei: door de 'confrontatie' met de Gekruisigde worden de mensen — via de Heilige Geest — anders en de volken verzoend. Aan Jezus' gehoorzaamheid 'ontsteekt' zich onze gehoorzaamheid en begint onze 'bevrijding' tot zonen van God, dat wil zeggen: worden wij verzoend.

Berkouwer wijst er nu op, worstelend door een dicht struikgewas van alle mogelijke theologische constructies over dit thema, dat het bovengenoemde dilemma vals is. Het is door de gereformeerde theologie en in de reformatorische confessies principieel doorbroken.

Deze accentueren vooreerst met alle mogelijke klem dat de verzoening van de mens van het begin tot het eind geheel en alleen Gods werk is. Zij is de stralende openbaring van zijn ondoorgrondelijke barmhartigheid. Een 'Umstimmung' van God is niet nodig! Maar tegelijk is er, zo predikten zij, in de Schrift sprake van een zeer reëel stillen van Gods toorn over de zonde van het menselijk geslacht. Het lijden en sterven van Christus is daarom niet maar een teken, een illustratie van Gods liefde, ook niet slechts een onthulling daarvan. Wanneer men de kruisdood voor de Heiland alléén maar zó beschouwt en dus, zoals Wiersinga doet, die dood alleen maar ziet als een gerechtelijke moord, een marteldood waarin zich de liefde van God en de liefde en trouw van Christus aan God midden in de situatie waarin de Heiland leefde manifesteert dan loochent men dat die dood een historisch gebeuren, een historische daad is waardoor metterdaad onze schuld wordt weggenomen. Dan doet men geen recht aan de Schriftwoorden die spreken van 'gemeenschap aan het bloed van Christus'. Van een 'nabij-zijn — na de verwijdering — door het bloed van Christus', van 'de reiniging van het geweten en de reiniging der zonde door Zijn bloed', van 'een witgewassen zijn der klederen', van 'een overwinning door het bloed van het Lam'. In het lijden en sterven van Christus wordt Gods liefde openbaar als een liefde die in harmonie is met Zijn heiligheid en gerechtigheid. 'Deze liefde wordt in de passio magna (het grote lijden - C.V.) ten slotte openbaar, als Christus in de ontmoeting met de Vader de schuld op zich neemt en wegdraagt'. Als men die geweldige werkelijkheid dat Christus voor ons een vloek is geworden, dat Hij de toorn Gods tegen de zonde stilt, én men niet erkent dat het lijden van Christus een moeten is waarom zulk een Hogepriester ons betaamde 'schrompelt de ganse prediking der Schrift ineen'.

Zo komt er volgens de Schrift geen 'verzoening' tot stand dan alleen door de 'voldoening' aan het recht Gods door het lijden en sterven van Jezus Christus. De kerk heeft dat met kracht beleden niet uit een of andere reactie, 'maar uit de begeerte om aan de boodschap der Schrift niets af te doen, noch aan de liefde Gods, noch aan Zijn rechtvaardige toorn'. Wanneer de kerk en de theologie woorden gebruikten als 'betalen', 'kopen', 'voldoen aan het recht Gods' bedoelden ze niet 'het werk van Christus los te maken van deze verzoenende daad Gods!' Neen, de diepste intentie daarvan was dat zij de liefde Gods niet wilden losmaken 'van de door Christus gedragen vloek, noch het werk van Christus van de verzoenende liefde van God.'

Terecht stelt Veenhof de vraag: Wat zal de Geref. synode doen? Voortgaan in de lijn van Berkouwer of afbuigen met die van Wiersinga? Nu heeft inmiddels ook de Kamper Nieuwtestamenticus, prof. dr. H. N. Ridderbos zich in de discussie gemengd, met een helder geschreven bijbels-theologische studie over de verzoening, waarin hij Wiersinga's visie bestrijdt en afwijst. In Opbouw van 10 november noemt Veenhof dit boekje een loflied op de verzoening.

Veenhof merkt op, dat Ridderbos' boekje ver boven de polemiek uitgaat, maar Schriftstudie is, geschreven vanuit het hart, belijdend en getuigend.

Er staan in dit tot de rand gevulde boekje fragmenten die je bijzonder grijpen. Ik kan ze niet alle citeren. Ik wil dat ook niet doen. Want ik hoop dat duizenden het zullen lezen. Ik zal, om tot dat lezen te prikkelen, er één doorgeven. Hier is het:

'Als het beslissende uur voor de Messias slaat, als de prediking van het Koninkrijk, als het radicale gebod der liefde, als de volmacht om te vergeven en te genezen moet worden 'waar gemaakt', dan bezwijken allen en blijft Hij alleen; als de Herder geslagen wordt, worden alle schapen verstrooid, de bekeerden mét de onbekeerden, Simon Petrus met Judas, de vrienden mèt de vijanden. In de macht van de duisternis, in de zifting van de Satan, in het drinken van de drinkbeker, in de verlating door God, is niemand naast Hem en met Hem. Het is Jezus alleen. Zo 'moest' het geschieden en zo is het door Hem ons ook verklaard, toen Hij ons, als het aandeel in de tijd die Hij moest strijden en de weg die Hij moest gaan, niet iets anders toevertrouwde dan de offergave van Zijn lichaam en bloed, overgegeven en vergoten voor onze zonden en een drank van eeuwig leven.

In het begin van zijn boekje wijst Ridderbos erop dat er voor de discussie tussen Wiersinga en hem een basis is. Want ook Wiersinga wil in dit opzicht een gereformeerd theoloog zijn dat hij zijn bezwaren tegen de reformatorische verzoeningsleer geheel en al op grond van de uitspraken van de Heilige Schrift zélf wil funderen. Hoezeer ook het probleem van de verstaanbaarheid en de 'actuele relevantie' van deze leer voor de huidige mens hem tot een nader onderzoek van de 'satisfactieleer' gebracht hebben.

Staande op deze gemeenschappelijke discussiebasis gaat Ridderbos met Wiersinga op weg. Hij spreekt achtereenvolgens over: Naar een alternatieve verzoeningsleer? ; 'Gestorven voor onze zonden'; 'Het offer van Christus', 'Tot een losprijs van velen'; 'Verzoening en vernieuwing'; De reikwijdte van de verzoening; De verstaanbaarheid van de boodschap. Daarbij gaat hij in op al de Schriftplaatsen die direct of indirect over de verzoening spreken. En steeds weer demonstreert hij hoe Wiersinga die Schriftgegevens misduidt. Wiersinga blijkt uit te gaan van een aprioristisch schema dat 'gevuld' is met de opvatting dat er geen sprake kan zijn van een 'toorn Gods' over onze zonde die 'gestild', van een menselijke schuld die 'betaald', van een 'recht Gods' waaraan 'voldaan' moet worden; en dus evenmin van een 'offer' waardoor de zonde 'gezoend', de schuld 'betaald' en aan Gods gerechtigheid 'genoeg gedaan moet worden'. En dat alles als 'middel' waardoor, als 'weg' waarlangs Gods genadevolle, verzoenende liefde haar effect bereikt en ook alleen bereiken wil. Ridderbos' betoog laat op indringende wijze zien dat de werkelijkheid die door deze en soortgelijke termen wordt aangeduid voluit Schriftuurlijk is. Wat hij uit de Schrift aantoont wordt zo een vernietigende kritiek op Wiersinga's beschouwingen. En zijn worsteling om de verzoening zoals de Schrift daarover spreekt opnieuw te verstaan wordt uiteindelijk een evidente bevestiging van de reformatorische prediking daarover.

Bijzonder boeiend is het laatste deel van Ridderbos' studie waarin hij aantoont dat de waarachtige verzoening in de intermenselijke verhoudingen waarom het Wiersinga vooral te doen is alleen door de verzoening met Gód door de 'betalende', 'loskopende', 'voldoening' gevende zelfofferande van Jezus Christus wordt mogelijk gemaakt en in werking gezet.

In een afsluitende bespreking gaat Veenhof in op de vraag: Wat is de drijfveer om de klassieke prediking der verzoening af te wijzen. Is het niet de ergernis jegens de genade van God, de ergernis die voortvloeit uit een hoogmoedig mensenhart. Genade is immers nooit goedkoop.

Neen, de echte genade van de echte God is voor ons, zoals we van nature zijn, verschrikkelijk. Want ze impliceert een vernietigend oordeel over wat we in ons zelf zijn, hebben, doen. Ze predikt —, laat ik die goede oude woorden gebruiken — onze verlorenheid en verdoemelijkheid: Genade zegt ons dat de weg die we 'van nature' opgaan een weg is die onherroepelijk naar de afgrond voert, een weg die een doodsweg is.

Daarom zal er door niemand waarachtig in Gods genade worden geloofd, op Gods genade worden vertrouwd dan door hem die zijn radicale verdorvenheid met verbijstering heeft gezien en beleden, die het faillissement van zijn leven en van zichzelf met ontzetting heeft erkend. Die genade wordt alleen waarachtig geloofd door wie voor Gods aangezicht gebroken en, wiens hoogmoed stukgeslagen werd. Kortom: Ze wordt alleen waarachtig gekend door de gebrokenen van hart, de verslagenen van geest. Maar juist voor dézen gaat in deze duisternis het licht op. Voor hen opent zich de wonderlijke, onbeschrijfelijk heerlijke werkelijkheid dat God juist goddelozen, gefailleerden, ellendigen, verdoemelijken aanneemt in zijn ondoorgrondelijke genade, ze dompelt in zijn eeuwige liefde, ze leidt aan zijn Vaderhand, ze draagt in zijn erbarmen, ze ten slotte opneemt in het eeuwig Vaderhuis.

Wiersinga, Berkouwer, Ridderbos... drie namen die in het Gereformeerd kerkelijk leven een toonaangevende rol spelen. De grote vraag is: Zal de synode in de lijn van Berkouwers spreken over de verzoening voortgaan, gehoord en gelezen het krachtig appèl van Ridderbos? Het gaat ons niet om het op de spits drijven van tegenstellingen en de bevordering van een ongezonde polarisatie. Maar het gaat er wel om, dat de Kerken zich met alle duidelijkheid uitspreken inzake de prediking van de verzoening. Het geschrift van Ridderbos kan duidelijk jnaken, hoezeer hier alles op het spel staat. Wie op de wijze van Wiersinga de prediking van het plaats vervangend offer loslaat, geeft in wezen de reformatorische'prediking van zonde en genade prijs. Dit is scherp gesteld. Niettemin menen we het zo te moeten stellen. Want de visie van Wiersinga ontneemt aan de verslagen harten de troost van het 'Hij voor mij'. Het hart van de prediking der verzoening is en blijft het evangelie van de 'blijde ruil' (Luther).


¹) Ik citeer in het volgende uit de pagina's 277—^325.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's