Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over Adam en Christus 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over Adam en Christus 2

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kwestie-Kuitert

De vraag of hetgeen in de eerste hoofdstukken van Genesis verhaald wordt aangaande Adam, zijn staat der rechtheid en zijn val, historisch en letterlijk opgevat moet worden of niet, is in de laatste jaren opnieuw acuut geworden door het optreden van prof. dr. H. M. Kuitert te Amsterdam. Aangezien er al zoveel over deze kwestie geschreven is, willen wij er kort over zijn, volstaan wij met slechts een paar hoofdgedachten weer te geven uit zijn boekje Verstaat gij wat gij leest?

Sterke nadruk heeft Kuitert gelegd op wat hij noemt de tijdgebondenheid van de Schrift. De oude gereformeerde leer van de goddelijke inspiratie van de Schrift zoekt men bij hem tevergeefs. Hij kiest zijn uitgangspunt in de persoon van de bijbelschrijvers als auteurs van de Schrift. Zij waren voor hem niet alleen kinderen van hun tijd maar ook heeft hun kennis zich niet verder uitgestrekt dan algemeen bekend was in de tijd dat zij schreven. Kuitert spreekt in dit verband over de 'kennisbagage' van die tijd, waar ook de bijbelschrijvers het mee zouden hebben moeten doen. Vervolgens, een eerste ouderpaar in de hof van Eden zou nooit werkelijk hebben bestaan. In navolging van de moderne evolutieleer houdt Kuitert het ervoor dat aan het begin van de mensheid een hordewezen heeft bestaan waaruit dan langzamerhand de huidige mens zich ontwikkeld heeft.

Nu is er steeds om de historiciteit van Adam te staven een beroep gedaan op hetgeen Paulus over hem zegt in Rom. 5. Paulus stelt daar immers Adam en Christun naast en tegenover elkaar, wat wel mag gelden als een bewijs dat Adam voor hem een historische persoon is geweest. Kuitert aanvaardt dit echter niet. In Paulus' onderwijs zou volgens hem Adam niet meer geweest zijn dan een leermodel. Om het werk van Christus toe te lichten zou Paulus naar de Adamfiguur uit Genesis hebben gegrepen, niet omdat hij meende dat Adam ook werkelijk bestaan heeft maar nlechts als een middel om aan deze figuur te illustreren wat Christus voor ons betekent.

Reeds hebben wij opgemerkt dat het niet onze bedoeling is thans dieper in te gaan op deze visie van Kuitert op Adam. Prof. dr. J. P. Versteeg van Apeldoorn heeft deze visie, dat Adam voor Paulus slechts een leermodel zou zijn geweest, grondig weerlegd. Hij heeft aangetoond dat met het begrip 'leermodel' aan Paulus' bedoeling geen recht wordt gedaan en dat het een begrip is dat nergens in de Schrift zelf is te vinden maar door Kuitert aan eigen fantasie is ontleend of overgenomen uit een andere wetenschap en daarna op Paulus' onderwijs overgedragen. Op een al te gemakkelijke en doorzichtige wijze heeft Kuitert zich ontdaan van de historiciteit van Adam. 1)

De kwestie-Kuitert heeft in de Gereformeerde Kerken maar ook daarbuiten heel wat beroering teweeggebracht. Niet voor het minst onder een belangrijk deel van het kerkvolk. Terwijl theologen menigmaal de neiging hebben bepaalde afwijkende meningen genuanceerd te beoordelen heeft het kerkvolk er vaak een intuïtief besef van dat er iets begint te wankelen wat niet wankelen mag. Dat was in de vorige eeuw zo, in de tijd van de toen opkomende vrijzinnigheid, en dat is heden weer zo. Het lijkt allemaal zo onschuldig. Wat de Schrift in de eerste hoofdstukken van Genesis bedoelt, zeggen Kuitert en anderen, daaraan tomen wij niet, het is slechts de letterlijke interpretatie van deze hoofdstukken die wij laten vallen. Er zou ook volgens hen een val van de mens hebben plaatsgevonden maar niet als een historisch gebeuren in de hof van Eden. Maar intussen verliest dit alles dan toch maar zijn eigenlijk gewicht! En bovendien, er is nog veel meer mee gemoeid; maar daarover later. Helaas heeft ook de gereformeerde synode, naar ons oordeel, zich maar al teveel door deze voorwendsels laten misleiden, wat ertoe geleid heeft dat zij zich niet onomwonden tegen Kuiterts stellingen heeft uitgesproken. 2) Men heeft zich uitgeput in het zoeken van een formule die onmiskenbaar dubbelzinnig is en die, naar blijken zal, slechts voor een tijd houdbaar zal zijn.

De kwestie-Oosterhoff

Ook hier is al eerder over geschreven wat wij niet allemaal willen herhalen. Het zou echter onjuist zijn in dit verband geheel aan hem voorbij te gaan. Dat er rond zijn persoon en opvattingen deining is ontstaan in de Christelijke Gereformeerde Kerken kunnen wij heel goed begrijpen. Wie deelneemt aan de opleiding van predikanten neemt een hoogst verantwoordelijke positie in. Het gaat te ver de theologie-beoefening als zodanig te verwerpen (gelijk sommige tegenstanders van Oosterhoff schijnen te doen), maar wel mag ze slechts gewetensvol worden bedreven. Al is Oosterhoff in de verste verte niet met Kuitert te vergelijken, wel heeft hij naar ons oordeel de wissels omgegooid. Door van symboliek te spreken daar waar de Schrift zelf er niet de minste aanleiding toe geeft, heeft hij zich buiten de wettige exegese van Genesis 2 en 3 gesteld. Hier zullen op den duur andere afwijkingen uit moeten voortvloeien, is het niet bij hemzelf dan bij zijn leerlingen. Trouwens, al door hem zelf wordt 's mensen erfschuld ontkend.

Wanneer in het boek Openbaring kennelijk op een symbolische wijze over de slang, het paradijs, enz. gesproken wordt, dan geeft dat nog niet het recht om, gelijk Oosterhoff doet, deze symbolische wijze van spreken ook aan het paradijsverhaal op te dringen. De taal waarin de auteur van Genesis spreekt is duidelijk een niet-symbolische en hetzelfde is het geval met de manier waarop Paulus in zijn brieven spreekt over Adam en Eva, de slang en het paradijs, en de val van de mens. Genesis 2 en 3 dienen zich aan als een historische beschrijving en zo heeft ook Paulus het opgevat; hier mag men niet van afwijken. Oosterhoff dwaalt in de grondbeginselen van de gereformeerde hermeneutiek (uitlegkunde). 3)

Iets over de achtergrond

De verschuivingen binnen de gereformeerde theologie ten aanzien van de interpretatie van de eerste bijbelhoofdstukken hebben zich niet van de ene dag op de andere voorgedaan. Vooral prof. dr. G. C. Berkouwer heeft de gereformeerde theo­logie geleid in de richting waarin zij zich thans bij figuren als Kuitert en anderen bevindt.

Ten aanzien van hetgeen hij geschreven heeft over het gezag van de Schrift nemen wij voor ons een door hem in 1968 uitgesproken ethercollege. 4) Berkouwer geeft daarin toe dat men, zich bezinnend op de aard van het Schriftgezag, zich aan dat gezag kan onttrekken. Wij voegen eraan toe: Dat zal wel waar wezen! Maar hoe groot dit gevaar ook is Berkouwer zelf gaat er haastig aan voorbij. Men vraagt zich bij wat hij schrijft verbijsterd af of deze ontzettende mogelijkheid die al voor velen werkelijkheid werd, en waarvan het heil afhangt, wel ooit hem verontrust heeft. Op welk een argeloze manier wordt door hem over de Schriftkritiek gesproken, alsof zij nauwelijks kwaad kan. Geen spoor van een heilige verontrusting en verontwaardiging over wat er al met de Schrift geknoeid is. Het lijkt er meer op dat de sluizen ervoor opengezet dan ervoor gesloten worden. Huivert Berkouwer dan nooit eens voor wat daarvan komen kan voor het leven des geloofs en voor Gods gemeente?

Berkouwer schijnt maar twee gevaren te zien: fundamentalisme (letterlijke Schriftopvatting) en docetisme (verwaarlozing van de mensheid van Christus; hier volgens Berkouwer verwaarlozing van de menselijkheid van de Schrift). Er zou bij velen een fundamentalistische angst zijn voor wetenschappelijk onderzoek en aan de menselijkheid van de Schrift zou tekort worden gedaan. Waarom dat zwaaien met de vlag van de wetenschap? Is dan alles wat zich als zodanig aandient werkelijkheidswetenschap ? Moeten wij ter wille van de wetenschap stukje voor beetje de Schriftinhoud loslaten? Hebben wij het recht om met behulp van welk schema ook niet aan de Schrift, zoals zij voor ons ligt, in haar totaliteit gezag toe te kennen? Wie alleen maar de 'boodschap' van de Schrift wil veiligstellen, zoals Berkouwer doet, heeft het pleit al verloren; hij valt in dezelfde fout die ook anderen voor hem gemaakt hebben en op den duur bleken alles te verliezen. Wat Wiersinga aan de verzoening tekort heeft gedaan staat mede op rekening van Berkouwer en wij vrezen dat er nog meer zal volgen. Had Berkouwer gelijk dan is ook Kujnper een fundamentalist geweest en Calvijn een docetist. Wat de laatste betreft, hij heeft niet opgehouden om, tóen al, de goddelijkheid van de Schrift te onderstrepen. Bij Berkouwer lezen wij daar nauwelijks iets van, de menselijkheid van de Schrift zit hem het hoogst. Teleurgesteld vragen wij ons af of hij dan nooit vreest aan de mens teveel eer te bewijzen en aan Gods eer tekort te doen. Wat onze tijd nodig heeft is juist een klaar en indringend belijden van: Hier spreekt de Heere! Wij kunnen niet diep genoeg onder de indruk zijn van de majesteit en de goddelijkheid van het Woord.

Waarom zoveel kritiek? 

Die vraag komt onwillekeurig weleens op. Hoe komt het toch dat de kritiek op de Schrift zo'n indruk maakt, zovelen verleidt? Wat kan de oorzaak zijn dat vooral de eerste hoofdstukken van Genesis, zoals zij daar voor ons liggen, zoveel ergernis verwekken? Wat zit erachter dat men op allerlei manieren zich poogt af te maken van de historiciteit van het paradijsverhaal, onder andere van het verhaal van Adams diepe val?

Is het misschien die val zélf die zoveel ergernis geeft? Het zou ons niet verwonderen. Wij leven in een tijd van een herlevend humanisme, waarin ook heel de theologie dreigt gehumaniseerd 'te worden. Er is weinig kennis en beleving van 's mensen zonde en ellende . Zelfs waar nog wel 's mensen verdorvenheid met de mond wordt beleden wordt zij toeh maar weinig gevoeld.en betreurd, wat ten, gevolge heeft dat ook het geloof bij velen niet diep geworteld is. £n theologie is.altijd, al geweest een getrouwe weerspiegeling van wat er omging (of ook niet omging) in de harten der christenen. .De geestelijke manco's van henzelf en van anderen hebben, de theologen altijd trachten te rechtvaardigen, in hun theologische ontwerpen. Men kon weleens daarom zo kritisch staan tegenover de historiciteit van Adams val omdat men er geestelijk en derhalve ook theologisch geen raad meer mee weet.


1) dr. J. P. Versteeg: Is Adam in-het Nieuwe Testament een leermodel? Woord en Kerk, Amsterdam 1969;

2).Geen ander fundament, Kampen 1970;

3) dr. B. J., Oosterhoff: Hoe lezen wij Genesis 2 en 3.? , Kampen, 1972;

4) dr. G.C. Berkhouwer. Het Schriftgezag. De Bijbel in het geding. Nijkerk 1968.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Over Adam en Christus 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's