Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbondszegen en  verbondswraak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbondszegen en verbondswraak

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijgaand artikel verschijnt in een serie over het verbond, waarin naast een algemeen overzicht van wat de Schrift in het Oude en het Nieuwe Testament zegt, allerlei aspecten van het verbond aan de orde komen. De bedoeling is te komen tot een thetische weergave van dit centrale thema en zo de bezinning erop te stimuleren. Het artikel dat thans geplaatst wordt is van ds. W. L. Tukker, predikant te Groot-Ammers

Het Verbond Gods

Het verbond der genade is in het christelijk geloof niet een zaak van de laatste orde. Het vindt zijn heerlijk doel in de verwezenlijking van de verkiezing Gods, zoals wij dat lezen aan het slot van het tweede stuk, zowel van het formulier om de Heilige Doop te bedienen aan de kleine kinderen der gelovigen, als van dat om de Heilige Doop te bedienen aan volwassen personen.

Als daar de betuiging en verzegeling door de Heilige Doop zijn uiteengezet, dan wordt daarin door de Vader betuigd en verzegeld, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van alle goed verzorgen en alle kwaad, van ons weren, of te onzen beste keren wil.'

Dan wordt daarin door de Zoon betuigd en verzegeld, 'dat Hij ons wast in Zijn bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap Zijns doods en Zijner wederopstanding inlijvende, alzo dat wij van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden.'

Dan wordt daarin door de Heilige Geest betuigd en verzegeld, 'dat Hij bij ons wonen en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenende hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing onzer zonden, de dagelijkse vernieuwing van ons leven.'

En dan eindigt deze drievoudige betuiging en verzegeling van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest met deze woorden: '.. .totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.' Zo lezen wij in het kinderdoopformulier en in het volwassendoopformulier. Hieruit moet duidelijk zijn, dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest al het heil toezeggen aan gans Israël en aan de ganse kerk. Dan wordt vóór de Doop gebeden voor de dopeling, hij zij klein of volwassen, dat God hem in genade wil aanzien, door de Heilige Geest in Christus inlijven (met al wat daartoe behoort, zoals ge in het betreffende gebed kunt lezen!), dan wordt gebeden dat de dopeling Hem zal aanhangen met waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde. In het dankgebed wordt dan gedankt voor bewezen genade, verbondsmatige genade, toegezegde genade, betekende en verzegelde genade en tevens wordt gebeden, dat de Heere de gedoopte door de Heilige Geest wil regeren, tot een christelijke en Godzalige opvoeding, tot een wassen en toenemen in Christus, om Gods goedheid te belijden, onder Christus te leven, te strijden en te overwinnen, om dan God eeuwig te loven.

Toezegging

Hier zien wij, dat God metterdaad al het heil toezegt en geen stuk van het heil daarbij vergeet en tevens al de eisen van geloof en bekering, al de noodzaak van wedergeboorte en nieuwe gehoorzaamheid, van belijdenis, van strijd en overwinning op hem legt. Zowel de leer der besnijdenis als die van de doop bevat in zich al wat een christen nodig is tot zaligheid. Deze wordt gegeven in eis en belofte, onder teken en zegel. En dan wordt begonnen bij het eenvoudige van de opvoeding, ja maar de christelijke opvoeding, ja maar de Godzalige opvoeding, en dan wordt geen element van het gelovig staan in de kerk des Heeren overgeslagen en ook geen ding van wat daar in Christus te bekomen en te bezitten is, om tot het volle bezit van het voorgestelde heil te geraken. En dan hebt gij weer dat... totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.

Ds. I. Kievit leerde ons destijds (het was in de veertiger jaren!); 'De Heere verwezenlijkt Zijn verkiezing in de orde van het verbond'. Anders gezegd: 'De Heere verwezenlijkt Zijn verkiezing verbondsmatig'. Het zal duidelijk zijn, dat de hele leer der zaligihg van een zondaar nu door de leer van het genadeverbond niet op non-actief gezet wordt. Integendeel: het genadeverbond opent de hele leer der genade. Het genadeverbond vormt het begin van al het heil. Niet voor niets is zij in het Oude Verbond gesteld aan de beginpoort der kerk, namelijk de besnijdenis ten achtsten dage en in het Nieuwe Verbond bij de Doop der kinderen, eventueel bij de intrede in de kerk van volwassenen die van buitenaf de kerk binnentreden. De zinsnede: 'Dewijl dan nu de Doop in de plaats der besnijdenis gekomen is, zo zal nnen de jonge kinderen, als erfgenamen van het Rijk Gods en van Zijn verbond dopen; en de ouders zullen gehouden zijn hun kinderen, in het opwassen hiervan breder te onderwijzen', is een zin van theologisch diepe betekenis. Hieraan hangt heel de leer van het genadeverbond, hierin hangt heel deze leer van Oud en Nieuw Testament samen.
De samensteller van het Formulier, de Poolse edelman a Lasco wist het wel heel goed!

Al aan het begin van het leven

Het verbond Gods staat dus aan het begin van ons leven, aan het begin van ons geestelijk leven, daar, waar wij maar met het Woord, met de kerk, met al wat zij hebben en bieden, in aanraking komen. Aan het allereerste begin der kerk, aan de alleruiterste grens van de kerk staat terstond God. Daar staat Hij met Zijn verbond. Daar staat Hij met Zijn belofte. Daar staat Hij met al het heil, wat in de kerk maar te bekomen is. Niets is er in de kerk van Christus, tot in het binnenste heiligdom toe, te bekomen en te bezitten, of het is daar reeds betekend, voorgesteld, toegezegd en onder zegel toegezegd. Wie met de rijkste genade bedeeld dit leven verlaat om in te gaan in het eeuwige leven, die zal terugziende moeten zeggen: 'Al wat Hij mij gegeven heeft, dat heeft Hij mij aan het begin reeds toegezegd'. De moederbelofte Gods bevatte in zich de ganse zaak. 'De beginbelofte Gods in mijn leven', zo zal elk christen, elk levend lid van Christus' kerk moeten zeggen, 'bevatte al het heil, dat ik in mijn leven ontvangen heb'. De belofte van het genadeverbond bevat, in hoe klein formaat ook gegeven, het hele geloofsleven van een christen. Daar is niets te weinig in, daar is ook niets te veel in. Minder kan men niet hebben, meer heeft men niet nodig. Ik zou voor geen ding aan een tot de kerk toetredende volwassene deze kleine, maar volle mate der belofte Gods durven onthouden. Ik zou ook voor geen ding aan een in de kerk ingeborene deze kleine, maar volle mate der belofte Gods durven onthouden.

Het vraagt om geloof

Als aan de poort des levens, aan de poort der kerk zo grote en kostelijke dingen worden toegezegd, dan moet het duidelijk zijn, dat die toch wel bepaald vragen om geloof, om goed onderwijs, om de vreze en de vermaning des Heeren in acht te nemen. Kortom: om geloof en bekering! En was het niet dit, wat de apostelen predikten: geloof en bekering? En dit zijn dan de zegeningen van het verbond. Ze worden heerlijk en rijk toegezegd, ze worden even heerlijk en rijk verkregen in de nieuwe gehoorzaamheid des geloofs. Ze worden verkregen niet zonder de genadige en milde hand van die Vader, die ze had toegezegd. Ze worden verkregen niet zonder de genadige verzoening van Hem, Die ze in Zijn bloed en Geest had toegezegd. Zij worden verkregen niet zonder de genadige en milde toepassing van die Geest, die ze had toegezegd. Zo komen dan al de zegeningen van een drieënig God over de gelovigen, dat zijn de rechte bondelingen.

Zij komen over hen naar de mate des geloofs. 'In zoverre ik zulke weldaden met een gelovig hart aanneem'. Worden kinderen direct na hun geboorte door de Doop in de gemeente Gods ingelijfd of worden volwassenen op hun Doop na belijdenis in de gemeente Gods ingelijfd, dan is dat een buitengewoon voorrecht. Dat is wat, tot de kerk te mogen behoren. En zeker om door het geloof tot al de schatten der kerk te mogen ingaan. Daar kan een leven niet te lang voor zijn, om al die schatten te leren kennen, te leren waarderen, te leren bezitten en te leren hanteren. De Doop brengt al die schatten in het vizier: de kerk en haar ambten, de kerk en haar bedieningen, de kerk en haar prediking, de kerk en haar sacramenten, de kerk en haar leven, De kerk en haar toekomst. Vat al de zegeningen van het verbond maar samen: U en Uw Zoon, mitsgaders de Heilige Geest, de enige en waarachtige God eeuwig te loven en te prijzen. Dat en niets minder is de vefbondszegen! Ze is voor allen, die Hem vrezen, voor allen die op de belofte door geloof en bekering ingingen!

De keerzijde

Nu de keerzijde: de Verbondswraak. Op velerlei wijze lezen wij in de Schrift over wat God doen zal hun, die op zo grote zaligheid geen acht geven. Nabij u is het woord. Dat kan toch zeker gezegd worden van elke besnedene, in het Oude Testament, van elke gedoopte in het Nieuwe Testament, hij zij dan jong of op latere leeftijd gedoopt. Van beiden kan gelden, dat zij niet kunnen ingaan vanwege ongeloof. Ook niet elke volwassen gedoopte is daarom op bekering gedoopt! Daar zijn helaas voorbeelden te over van. Wat wel elke gedoopte meegekregen heeft van Godswege, dat is het teken des verbonds en het zegel des verbonds. En dat is geen kleine zaak! Dat houdt niet minder in dan de belofte van God-drieënig. Dat houdt niet minder in dan de belofte van al het heil.

Om daarop geen acht te slaan, om daarop niet in te gaan door geloof en bekering, om dus dat toegezegde goed te verwerpen, dat is zeker geen kleine zaak. Daar kan niet anders dan de geduchte straf Gods op verwacht worden. Dan ontgaan zodanigen vooreerst al de schatten en de heilsgoederen der kerk. De schatten liggen daar wel, maar zij doen hun niets, omdat zij er niets mee doen. Het is eigenlijk veel erger. Zij doen hun niet niets, maar die schatten der kerk keren zich tegen hen. De ambten, de bedieningen, de prediking, de sacramenten, het leven der kerk, de toekomst der kerk worden dengenen tot een vloek, als zij hun niet tot een zegen werden.

Mozes, Jozua en zovele anderen predikten zegen en vloek, leven en dood. Zo heeft de kerk voor de onbekeerlijken, die weigerden door geloof en bekering in te gaan op al het onder teken en zegen toegezegde heil, deze ontzaglijke vloek: God wreekt een ongelovig leven. God wreekt een onbekeerlijk leven. God wreekt een verachten en verwerpen van de beloften Gods. En die wraak zal vreselijk zijn. Het zal niet minder geacht worden dan het onrein achten van het bloed des Nieuwen Testaments. Het is weigeren een verbond met God te willen hebben. Het niet gebruiken, het verachten van de Doop, eertijds van de besnijdenis, moet wel brengen een verschrikkelijke verwachting des oordeels.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Verbondszegen en  verbondswraak

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's