Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbond en verantwoordelijkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbond en verantwoordelijkheid

Het Verbond Gods

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De mens, met wie God Zijn verbond opricht, is tegenover dat verbond, dat wil zeggen, tegenover de God van het verbond, verantwoordelijk. Verantwoordelijkheid wijst enerzijds op een wilsbeslissing van de mens, die hij in vrijheid dient te nemen, anderzijds op een plicht, waartoe hij gehouden is. In de uitdrukking 'verantwoordelijkheid' zit het grondwoord 'antwoord'. Dat is het woord, dat ik spreek als terugslag op een woord, dat een ander tot mij richt. Hoe dat antwoord uitvalt, daarvoor ben ik als redelijk schepsel ten volle aansprakelijk. Ik kan me ook aan het geven van een antwoord onttrekken. Ook dat is een keuze, waarvoor ik aansprakelijk ben. Verantwoordelijk ben ik, wanneer ik verplicht ben, aan een ander antwoord te geven, rekenschap tegenover hem af te leggen, mij tegenover hem over mijn doen en laten te verantwoorden.

De mens is verantwoordelijk tegenover God, zijn Schepper. Hij is thans, in het heden, verantwoordelijk voor zijn doen en laten van vandaag. Hij zal ook eenmaal verantwoordelijk zijn in de toekomst, wanneer een terugblik zal worden geworpen op wat er in het heden, dat dan verleden zal zijn, bedreven en nagelaten is. 'Hij heeft een dag gesteld, op 'welke Hij de aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen, door een Man, die Hij daartoe geordineerd heeft' (Hand. 17:31).

Tweezijdig

Wanneer wij spreken over de bijzondere verantwoordelijkheid van de mens ten opzichte van Gods verbond, houdt dit in, dat wij het verbond vooral bezien als een tweezijdig verbond. In alle verbonden zijn twee delen begrepen. In zijn geschrift 'Het verbond der genade in ons kerkelijk leven' vestigt dr. H. Visscher er de aandacht op, dat dit tweezijdige karakter in de verhouding van God tot de natuur (de 'redeloze' schepselen) ontbreekt. Hier kan men dan slechts spreken van een 'unilateraal (eenzijdig) verbond. De natuurorde is uitsluitend eenzijdig, namelijk door God, bepaald. Maar inzake Gods verhouding tot de mensen heerst een verbondsbetrekking, die in overeenstemming is met het wezen en de aard van mensen, dat wil zeggen: Zij is redelijk — zedelijk van karakter. Daarom wordt er van de mensen geëist, dat zij alle gaven Gods ongerept bewaren, en alles wat Hij in de schepping naar Zijn beeld aan hen heeft toebetrouwd, ten volle ontplooien. Van de zon eist de Heere niet, dat zij haar glans zal bewaren, van de bergen niet, dat zij zullen blijven staan, van de bomen niet, dat zij zullen groeien. Zij hebben tegenover God niets te verantwoorden, omdat de Heere hen éénzijdig, door middel van Zijn natuurwetten, regeert en bestuurt. Zij hebben geen zedelijke verhouding tot hun Schepper. Maar tot de mens zegt Hij: Weet gij niet, dat, wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt, of der zonde tot de dood, of der gehoorzaamheid tot gerechtigheid' Rom. 6 : 16. Aangezien de mens naar Gods beeld geschapen is, rust op hem de verantwoordelijkheid, zijn gaven ongerept te bewaren en tot volle ontplooiing te brengen. Van deze zedelijke verantwoordelijkheid kan hij zich nooit ontdoen, omdat de eis Gods onafwijsbaar zijn kracht behoudt.

Drieërlei betrekking

Er is drieërlei betrekking mogelijk van de mens tot het verbond Gods: 1. Het is mogelijk, dat een mens volstrekt buiten Gods verbond verkeert, gelijk de heidenen aan wie het Evangelie niet gepredikt is. 2. Het is mogelijk, dat een mens slechts uitwendig tot de kring van het verbond behoort. 3. Het is mogelijk, , dat een mens niet alleen uitwendig, doch ook inwendig, met hart en ziel, in het verbond met God is overgegaan. Deze verschillende betrekkingen, brengen ieder een eigen verantwoord delijkheid met zich mee.

Buiten het erf

Ad 1. Niet alleen de mensen, die uit-of inwendig tot Gods verbond behoren, doch ook degenen, die buiten het erf van Gods genadeverbond leven, zijn verantwoordelijk voor hun houding tegenover Gods verbond. Immers God heeft oorspronkelijk met het gehele menselijk geslacht Zijn verbond opgericht. Dit eerste verbond, het 'werkverbond', werd door de eerste vertegenwoordigers van de menselijke natuur verbroken door het ingeven van de duivel en door moedwillige ongehoorzaamheid. Deze ongehoorzaamheid baarde de dood, zoals God gezegd had: 'Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven'. Door de val in de zonde werd het werkverbond verbroken, zodat het van dat ogenblik af als weg en middel tot verwerving der eeuwige zaligheid heeft afgedaan, en een oud verbond is geworden. Dit betekent echter niet, dat de Heere de eis van het eerste verbond, namelijk de gehoorzaamheid aan God en de verheerlijking van God, heeft laten vallen. Integendeel, Hij blijft de mens aansprakelijk stellen voor het vervullen van de voorwaarden, eisen en verplichtingen van dat verbond. 'Waarom eist God van de mens in zijn wet, wat hij niet doen kan ? ' 'God heeft de mens zó geschapen, dat hij dat doen kon, maar de mens heeft zichzelf en zijn nakomelingen van die gaven beroofd'. Ook ten opzichte van de (antieke of moderne) heidenen blijft de eis van het eerste verbond, dus ook de verantwoordelijkheid ten opzichte van het eerste verbond, gehandhaafd: God liefhebben boven alles en de naaste als uzelve. De natuurlijke, buiten het verbond Gods levende mens, is niet geheel onbekend met deze verantwoordelijkheid: zijn geweten geeft hem getuigenis. 

De apostel Paulus wijst op de verantwoordelijkheid van de heidenen ten opzichte van het eerste verbond in Romeinen 1. Hoewel de onzienlijke dingen Gods hun niet door het Evangelie gepredikt werden, nochtans worden ze, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, zowel Zijn eeuwige kracht als Goddelijkheid. Daarom zijn de buiten het verbond Gods levende heidenen niet te verontschuldigen. Ze kennen God, maar ze hebben Hem als God , niet verheerlijkt of gedankt. Daarom zijn de zonden, waartoe de oude heidenen vervielen en waarvan Rom. 1 ons een catalogus geeft, hun ook ten volle aan te rekenen, evenals de (veelal dezelfde) zonden, waaraan de moderne heidenen zich in onze tijd overgeven, aan deze laatsten ten volle zijn aan te rekenen.

Uitwendig

Ad 2. Het is mogelijk, dat een mens slechts uitwendig tot de kring van het verbond behoort. God laat prediken, dat Hij het verbond, verbroken in Adam, weder heeft opgericht in de tweede Adam, Jezus Christus, een verbond der genade, waarin alle eisen tot beloften zijn geworden, omdat de eisen door de Middelaar van het verbond, Christus, zijn volbracht, en dientengevolge de zegen tot de bondelingen komt. Zij, die eertijds verre waren, worden geroepen, in de weg van geloof en bekering te komen tot aanvaarding en omhelzing van dit verbond. Welk een verantwoordelijkheid rust er op de mens, die op deze wijze met de prediking van het Evangelie wordt in contact gebracht. Hij wordt gesteld voor de keus tussen dood en leven, en opgeroepen: Kiest dan het leven ! En wie, door de kracht van de Heilige Geest bewerkt, het Woord gaarne aannemen, worden gedoopt, zij en hun zaad. De bediening van het verbond vindt plaats in de lijn der geslachten. We krijgen nu te maken met de onderscheiding, die Calvijn, en in navolging van hem ten onzent met name ds. I. Kievit maken tussen de 'tweeërlei kinderen des verbonds'. Want niet alle gedoopten, niet allen, die belijdenis hebben gedaan en ten Avondmaal gaan, niet allen, die zich uitwendig op het terrein van het verbond bevinden, zullen ook ware bondgenoten zijn. Velen naderen tot God met hun lippen, maar hun hart houdt zich verre van Hem. Maar het laat zich verstaan: hoe dichter wij genaderd zijn tot de kring van het inwendige verbond, des te groter zal onze verantwoordelijkheid zijn, als wij ondanks al onze voorrechten toch buiten zouden blijven. Wanneer in de prediking geappelleerd wordt met een beroep op verbondsverantwoordelijkheid, gaat hier een groter drangreden en kracht vanuit, dan wanneer er slechts gewezen wordt op de verantwoordelijkheid krachtens de algemene openbaring of algemene genade, gelijk ook de heidenen die bezitten.

De evangelieprediking, komende tot uitwendige verbondskinderen, legt op deze laatsten een bijzonder zware verantwoordelijkheid. Wij zien dat b.v. in Hand. 13 : 46, waar Paulus en Barnabas de volle verantwoordelijkheid voor het verwerpen van het Woord Gods leggen op de joden. Het was nodig, dat tot hen, als zijnde het zaad des verbonds, het Evangelie het eerst gesproken zou worden, 'doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen'. Let erop, hoe scherp hier de verantwoordelijkheid van de kinderen des verbonds onder woorden wordt gebracht: Zij zullen door de rechtbank van hun eigen oordeel gevonnist worden. Zij oordelen zichzelf het eeuwige leven niet waardig. Kortom, wanneer we een dóór-en-dóór-goddeloze willen vinden, moeten we hem zoeken in de kring dergenen, die nog eens belijdenis hebben gedaan van hun geloof. Daar vindt men de Achitofels en de Judassen, de mensen, die de waarheid hebben gekend, en die eens in zekere zin verlicht zijn geweest, en de hemelse gave en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en toch afvallig zijn geworden. Dat zijn tweemaal verstorven bomen. Hun deel zal zijn een gereserveerde plaats in de hel. In de brief van Judas lezen we, dat er sommigen zijn, voor wie 'de donkerheid der duisternis' in der eeuwigheid bewaard wordt.

Inwendig

Ad 3. Het is mogelijk, dat een mens niet alleen uitwendig, maar ook inwendig in het verbond met God is overgegaan. Op de verantwoordelijkheid der bondgenoten worden wij gewezen in de sacramenten, de verbondstekenen en zegelen. Overmits in alle verbonden twee delen begrepen zijn, zo worden wij ook weder van God door de Doop vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, aanhangen, betrouwen en liefhebben van ganser harte, van ganser ziele, van gansen gemoede en met alle krachten, de wereld verzaken, onze oude natuur doden en in een nieuw godzalig leven wandelen. De bondgenoten zijn verplicht, Gods vaderlijke goedheid, die Hij hun bewezen heeft, te belijden, en in alle gerechtigheid onder hun enige Leraar, Koning en Hogepriester, Christus Jezus, te leven, en vromelijk tegen de zonde, de duivel en zijn ganse rijk te strijden, totdat de eindoverwinning is behaald. Het Avondmaalsformulier wijst nog in het bij­ zonder op de verantwoordelijkheid ten opzichte van de medegelovigen, op de broederlijke liefde, waarin wij door de Heilige Geest onder elkander, als lidmaten van één lichaam, verbonden worden. De bondgenoten worden geroepen tot de beoefening van de gemeenschap der heiligen, die een vrucht is van de gemeenschap met God.

Het verbond is een gave, die de mens tevens voor een door hem nooit in eigen kracht te volbrengen opgave stelt. De Heere zegt: Gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelven heilig in al uw wandel; daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig' (1 Petr. 1 : 15, 16). En het in diep verantwoordelijkheidsbesef hierop gegeven biddend antwoord van het kind Gods is: Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren !' (Ps. 119:5).

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1973

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Verbond en verantwoordelijkheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1973

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's