Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van de troonrede

Het slot van de troonrede met de weglating van de bede tot God aan het einde van deze rede heeft de nodige commentaren opgeroepen. Ook in dit blad is er een en andermaal over geschreven.

Dat we in dit persoverzicht nogmaals uw aandacht ervoor vragen is m.i. te rechtvaardigen omdat het a) gaat om een zaak die we niet af kunnen doen met een schouderophalen, maar die principiële achtergronden heeft en wel eens verstrekkende gevolgen kan hebben en b) omdat in dit alles ook de verhouding van de kerk tot de overheid in het geding is.

Het is ieder bekend hoe onze tijd gekenmerkt wordt door aandacht voor politieke en maatschappelijke vragen in de prediking en de arbeid der kerk. Op de ontsporingen in deze — de verpolitisering — ga ik in dit verband niet in. Afgezien van de wijze waarop het aan de orde wordt gesteld zal m.i. elk christen erin kunnen komen dat politieke zaken onder het beslag van het Woord Gods vallen. De Heere God is een groot Koning, wiens heerschappij over alle dingen gaat. Men leze b.v. de profetieën van Israels profeten die Israël en de volkeren roepen tot bekering.

Nu is het merkwaardig dat die theologen die nogal zeer politiek geëngageerd zijn en pleiten voor een politiek element in de prediking op het punt van de weglating van de Naam zeer tolerant zijn ten aanzien van het standpunt van het kabinet. Dat is me in deze weken een- en andermaal gebleken.

Ik moest er ook aan denken toen ik las wat volgens een tv-commentator, prof. Berkhof over deze kwestie gezegd heeft. In het Hervormd Weekblad van 27 september gaat prof. Van Itterzon daar op in en graag laten we hem hier aan het woord. Hij schrijft:

De televisie-presentator vertelde, dat ook aan prof. Berkhof was gevraagd, wat zijn mening was. Hij deelde mede, dat prof. Berkhof gezegd had blij te zijn, dat die appendix (aanhangsel) er af was. Als alleen in de troonrede de Naam van God genoemd Werd en het werk van de Staten-Generaal verder een eigen gang ging, vond hij de Naam van God te hoog om in een troonrede te worden genoemd. Ik zou prof. Berkhof zelf graag willen horen, hoe hij er over dacht. We hebben het nu uit de tweede of derde hand. Als hij werkelijk mocht hebben gezegd, dat hij blij was, dat die appendix eraf was, begrijp ik hem niet. Ik lees in 'Fundamenten en Perspectieven' (een proeve van hernieuwd belijden in de Ned. Herv. Kerk, waarvan de artikelen door de bekwame en voorzichtige dogmaticus prof. Berkhof zijn gefor­muleerd) in het 16de artikel 'van de overheid' onder meer het volgende: 'Daar wij uit onszelf de gerechtigheid niet kennen en de rechte zin van gezag, orde en vrijheid niet verstaan, moeten de reuringen geduriglijk naar het gebod Gods over ons samenleven zoeken. Wanneer zij de doeleinden en maatstaven van haar handelen ontlenen aan haar eigen aandrift en inzicht, dreigen zij aan haar goddelijke roeping ontrouw te worden. Daarom mogen de regeringen terwille harer roeping niet neutraal zijn noch eigen gekozen wereldbeschouwingten volgen, maar moeten zij in haar heerschappij de Koningsheerschappij Gods zoeken te vertegenwoordigen en Jezus Christus als de Overste van de koningen der aarde zoeken te prijzen. Dan zal blijken dat, waar de dienst van God wordt gezocht, de dienst aan de waarachtige menselijkheid wordt gevonden!' Bij deze woorden uit de dogmatische koker van prof. Berkhof heeft prof. dr. K. H. Miskotte een uitvoerig commentaar geschreven ('De kern van de zaak'), waar veel schoons te lezen valt.

Balancerend tussen de nieuwe 'blijdschap' van prof. Berkhof over het wegvallen van de appendix in onze omstandigheden (als deze gegevens onverhoopt juist zijn) en het rijke artikel van hem in 'Fundamenten en Perspectieven', stel ik de vraag: Zou prof. Berkhof, in het spoor van vele oudtestamentische profeten, niet met een soortgelijk profetisch elan en een even profetische bezieling, in de geest van zijn beroemde artikel, een getuigenis kunnen laten horen voor koningen en overheden ? Zou dit, onder de huidige, geschetste omstandigheden, niet een roeping kunnen zijn, waartoe juist hij met zijn vele gaven en mogelijkheden bij uitstek is toegerust ? Het 'bij de gratie Gods' is toch niet tot een oude 'formule' verworden ? Zou werkelijk het 'God zij met ons' op onze gerevalueerde gulden nog het enige restant van godsgeloof in ons politieke Nederland moeten zijn ?

Het breed moderamen der Ned. Herv. Kerk heeft kortgeleden zich breedvoerig uitgelaten over de internationale politiek. Het schreef brieven over de politiek van Noord-Amerika en Zuid-Vietnam, 'ook al leven wij ver weg van uw land'.

Hetzelfde breed moderamen schreef tot op heden, 19 september, voorzover mij bekend, nog niet aan de Wereldraad over de zaken in Zuid-Afrika.

Men weet, dat ik betwijfel of het breed moderamen het recht en de plicht heeft zich tot buitenlandse regeringen en overheden te wenden. En dit in plaats van een brief tot de Wereldraad van Kerken, of de buitenlandse zusterkerken of, desnoods, tot de Verenigde Naties. Het staat echter wel vast, dat onze kerk inzonderheid tot taak heeft te getuigen 'tegenover overheid en volk van het Evangelie van Jezus Christus'. In de eigenlijke kerkorde staat zelfs (art. VIII), dat de kerk een 'apostolische opdracht' heeft in het bijzonder ook door 'de voortdurende arbeid aan de kerstening van het volksleven in de zin der Reformatie'.

Het is eenvoudiger een getuigenis te laten horen tot overheden 'ver weg'. Het is veel zwaarder ditzelfde te doen, als het overheden geldt vlak bij huis. Doch, zwaar of niet, het is onze opdracht. We wachten nu vol aandacht af, hoe onze kerk haar apostolische opdracht dichtbij gaat vervullen. Immers momenteel komt er van herkerstening weinig terecht en bevinden we ons op het hellende vlak der ontkerstening. Niet op de weg van het Evangelie, maar op het pad van het atheïsme. God-loos.

Men kan zeggen: Fundamenten en Perspectieven geven in het geciteerde artikel een theocratisch geluid. De kerk getuigt van Gods Koningschappen overstaan van overheid en volk. Waar is dit geluid vandaag bij hen die doorgaans Fundamenten en Perspectieven aanprijzen als een eigentijdse verwoording van het reformatorisch belijden. Of dat laatste helemaal juist is, wil ik hier in het midden laten. Een feit is, dat men zou wensen dat onze kerk, waar vaak zo met respect gesproken wordt over de Barmer Thesen van 1934 en over Fundamenten en Perspectieven uit de jaren kort na de oorlog nu, in de zeventiger jaren met dezelfde bezieling en hetzelfde elan overheid en volk zou oproepen tot de gehoorzaamheid aan de Koning der koningen en de Heere der Heren.

Het christelijk geloof en de wereldgodsdiensten

Het is de oude vraag die regelmatig b.v. door catechisanten gesteld wordt: Gelooft u nu echt dat het christendom de enig ware godsdienst is ? In Hervormd Nederland van 6 oktober gaan in de rubriek Tweespraak prof. dr. Smits en prof. dr. Verkuyl op deze vragen in. Smits verdedigt het oude, vrijzinnige standpunt, dat sterk doet denken aan de visie van de 19de eeuw (Troeltsch !) maar dan in een 20ste-eeuws jasje. Men oordele zelf:

'De vraag of het christendom de enig ware godsdienst is, is mij te dogmatisch geformuleerd, zodat ik er ja noch nee op kan antwoorden.
Een principieel verschil tussen het christendom en de andere wereldgodsdiensten zie ik niet. Ik zou het ook een tragische zaak vinden als alleen maar de christenen deel zouden hebben aan het bezit van de Waarheid. 
De God van Abraham en Jezus — ik spreek liever over Jezus dan over Christus — kan ook andere wegen van openbaring zoeken dan die van het christendom alleen. De drie Abrahamitische godsdiensten, het jodendom, het christendom en de islam zijn niet aan elkaar gelijk of gelijkwaardig. Er is een groot kwaliteitsverschil. Jodendom en islam zijn wettische godsdiensten. In het christendom, en waarbij sluit ik mij bij Hidding aan, is de godsdienstigheid gericht op de vrijmaking van de gehele menselijke persoon, gesymboliseerd in de persoon van Jezus. Het wettische is in het christendom overwonnen.
Voorzover men in de niet-christelijke godsdiensten elementen aantreft die niet tegen het wezenlijke van de prediking van Jezus ingaan, kan men zeggen dat zij in dezelfde richting als het christendom gaan. 
Ik sta in het christendom en daarom ken ik alleen die godsdienst van binnen-uit en over de andere godsdiensten kan ik alleen maar praten. Ik heb mij altijd wel bevonden bij deze gedachte dat het boeddhisme een even hoog reikende religie is als het christendom. Het christendom heeft echter de grote voorsprong dat het aandringt op de heiliging van de wereld, het boeddhisme daarentegen wendt zich van de wereld af.

Als het gaat om de waarheidsvraag in het christendom, dan wordt dat bijna altijd dogmatisch geïnterpreteerd. Het christendom heeft, zo zegt men, de juiste antwoorden op de vragen die men stelt. Ik geloof dat we nu in een tijd leven waarin het niet langer de taak is van de kerken de juiste antwoorden te geven, maar om de eigenlijke vragen van het mens-zijn weer wakker te roepen en levend te houden. God is niet de Antwoordman en alleen de God van de christenen. De waarheidsvraag komt er geheel anders uit te zien als de waarheid van het christendom zich hierin manifesteert, dat de kerk de mensen ertoe weet te brengen de juiste vragen te stellen, de vragen dus die in het Evangelie bedoeld worden over de vrijheid, het rassenvraagstuk, de maatschappelijke problemen enz.

Ik geloof niet dat er gesproken kan worden van een christianisering van het boeddhisme, hindoeïsme enz. We leven meer dan vroeger op een mondiaal niveau en zo communiceren de godsdiensten ook meer met elkaar dan vroeger. Wij als christenen kunnen ook veel leren van andere godsdiensten. Gandhi heeft , sterk de invloed van het christendom ondergaan, hij heeft de bergrede helemaal in zich opgenomen, maar hij is niettemin een hindoe gebleven. Bij Gandhi functioneerde de bergrede dan ook anders dan bij

In een eenheidsreligie geloof ik niet, net zomin als in een superstaat. Dat lijkt mij het ergste wat ons kan overkomen. We moeten echter wel de universalistische tendenties in het christendom helpen versterken. Door Inclusief te denken, niet exclusief. Met andere woorden: de Waarheid van het christendom sluit de andere godsdiensten niet uit. Een oecumene der wereldgodsdiensten spreekt mij wel aan. Ik zie een toekomst van het christendom voor me, waarin Jezus niet meer het exclusieve bezit is van de christenen, maar waarin Hij in toenemende mate niet-christenen aanspreekt. Daarbij valt een stuk dogmatische entourage rond Jezus weg. 
Als ik me nu afvraag wat voor mij de zin van de religie is, dan antwoord ik, dat de religie mij helpt de wezenlijke mogelijkheden van het mens-zijn te ontdekken, te verwerkelijken en ernaar te leven. Anders blijft de religie een theoretische, dogmatische zaak.'

Hier worden fundamentele noties uit de Schrift afgedaan met het woord 'dogmatische entourage'. De Jezus waar Smits over spreekt is niet Degene van wie evangelisten en apostelen getuigen als van de enige Naam, waardoor wij behouden moeten worden. Het is een Jezus die door de historische kritiek gedegradeerd is tot een religieuze gestalte, die vergelijkenderwijze op een hoog niveau staat. Op basis van dit Jezus-beeld kan Smits een oecumene van de wereldgodsdiensten bepleiten. Maar het wezenlijke van het christelijk geloof is hier prijsgegeven. Ik moet denken aan een uitspraak van een Duits modern denker die eens op een dergelijk betoog gezegd moet hebben: Uw christendom heeft wel toekomst mijnheer, maar het is jammer dat het geen christelijk geloof meer is.

Verkuyl getuigt in zijn bijdrage van Jezus Christus als het Licht der wereld, als de enige Weg tot redding. Hij schrijft:
'Ik zou niet willen spreken over het christendom als de enig ware godsdienst, omdat het christendom zo veelduidig is, maar liever over Jezus Christus, van wie ik overtuigd ben, dat Hij de ware mens is, de unieke, de onvervangbare en dat God zich in Hem op unieke wijze openbaart voor alle volken en alle eeuwen. Wat in het Oude Testament wordt gezegd van de God van Abraham, Izaak en Jacob klinkt in het Nieuwe Testament rondom Christus: met wie dan zult ge Hem vergelijken? En daarom geloof ik ook dat het de roeping is van degenen die deze Jezus Christus willen volgen, anderen uit te nodigen Hem te leren kennen.

God heeft de weg gekozen van de Man van Nazareth, die gekruisigd en opgestaan is uit de doden. Wel moeten wij niettemin nadenken over de vraag hoe deze God, Vader van Jezus Christus, ook werkt in niet-christelijke gemeenschappen. Men dient dan de vraag te stellen: hoe werkt God, de Schepper, in het religieuze bewustzijn van mensen, hoe werkt God de Zoon in de religieuze verschijnselen die wij zien, hoe werkt God de Heilige Geest daarin ? Ik ben er diep van overtuigd, dat God ook werkt buiten de sfeer van de kerk en het historisch christendom, maar dat wil voor mij in het geheel niet zeggen dat de religieuze systemen die de mensheid bedacht heeft in de vorm van boeddhisme enz., substituten zijn van de openbaring in Jezus Christus.

Mijn ervaring in het contact met mensen van andere godsdiensten is hoe zij ten diepste onbevredigd zijn over de religieuze systemen waarin zij leven. De werkzaamheid van God is naar mijn gevoel juist sterk daar, waar mensen innerlijk onrustig zijn over de systemen van zelfverlossing, die de mensheid zich heeft uitgedacht. God werkt in deze mensen om ze te leiden tot Jezus Christus, waarin de mens niet zichzelf verlost maar wordt verlost.

In het neo-hindoeïsme en neo-boeddihsme bijvoorbeeld zijn elementen van het christendom te bespeuren. De visie op Jezus Christus verandert daarin sterk en valt samen met het getuigenis over Christus in de Bijbel, maar is toch duidelijk anders. De visie op de mens is in de wereldgodsdiensten ook sterk door de christelijke visie op de mens beïnvloed.

De figuur van Jezus Christus komt in onze tijd met nieuwe kracht naar voren. Men komt sterk onder de indruk hoe diep de impressie van Jezus Christus is op mensen ook in het communistische blok. Daaruit blijkt het nut van een dialogische relatie met andere wereldgodsdiensten en ideologieën.

In de Wereldraad van Kerken wordt deze dialogische verhouding ook beklemtoond. Hoe noodzakelijk het ook is met elkaar te spreken over de vragen van de wereldvrede en het rassenvraagstuk; men mag daaruit niet de conclusie trekken dat men het dan heeft over de betekenis van Jezus Christus. De Wereldraad ontwijkt gelukkig ook niet de confrontatie met Jezus Christus. In de echte dialoog wordt men geconfronteerd met het hart van het Evangelie. De mensen van andere religies kunnen en mogen niet verwachten dat wij Jezus Christus anders naar voren brengen dan als het Licht der wereld, zoals wij Hem uit de Evangeliën kennen. Doch we dienen dat te doen in Zijn geest en niet in hoogmoed.

Een puur verbalistisch getuigenis van Jezus Christus heeft weinig zin. In de Bijbel gaat het er niet alleen om van de Waarheid te getuigen, maar die ook te doen. We zijn nu gekomen aan het einde van een tijdperk waarin het verbalistisch christendom een allesoverheersende plaats innam. Het gaat er nu om het christendom waar te maken. Christo-centrisch handelen betekent geen oecumene der wereldgodsdiensten, maar streven naar een christocentrisch universalisme.' Hoezeer we met dankbaarheid noteren dat Verkuyl uitgaat van het unieke en exclusieve Evangelie en hoezeer we willen onderstrepen met hem de noodzaak van een bescheiden spreken in het gesprek met de andere godsdiensten, toch vraag ik me af, of hier in het spoor van een bepaalde oecumenische zendingstheologie te argeloos gesproken wordt over een christocentrisch universalisme. Wat bedoelt Verkuyl daarmee ? Moet ik dan toch denken aan een anoniem christendom waartoe men behoren kan dankzij de inwerking van de kosmische Christus, maar zonder geloof in de gekruisigde en opgestane Heere ? Wanneer Verkuyl spreekt over het werk van God in de niet-christelijke gemeenschappen kan men dit in het licht van Rom. 1 en Hand. 14 beamen, maar ik mis er de notie in, die bij Paulus nadruk krijgt: Zodat zij niet te verontschuldigen zijn. Dat mag niet leiden tot hoogmoed (zie Rom. 2 en 3), maar de dialoog kan deze spits van de aanklacht toch niet missen, wil ze bijbels blijven. En wat het verbalisme betreft, dat het Woord niet zonder de daad is akkoord ! Maar in de Evangeliën zijn de daden tekenen — niet meer en niet minder — bij het gepredikte Woord. Zodat ik wat minder gemakkelijk zou spreken van 'verbalisme' en wat minder hooggestemd over 'een waarmaken van het christendom door ons'.

U ziet, hoezeer bij een dergelijke vraag de gehele theologie in beweging komt. Hoezeer dit alles voor zending en evangelisatie direct consequenties heeft. 
De geschiedenis van de kerk en de theologie kan ons leren dat het niet gemakkelijk is om terzake van de vraag van de algemene openbaring, het religieus besef en het christelijk geloof een bijbels spoor te blijven bewandelen. 
Daarom ligt er in deze Tweespraak tussen Smits en Verkuyl wel een uitdaging om nu ook positief vanuit de volheid van de gereformeerde belijdenis met deze vragen bezig te blijven en deze uitdaging niet te ontwijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's