Het kind een Koning
Geef de Koning van Uw leven
wat de koningen Hem geven,
breng Uw schatten de verheven
in de stal geboren Heer.
Wanneer we samen mediteren over het Koningschap van het Kerstkind moeten we vooraf elkaar erop wijzen dat we daarmee niet bedoelen de koninklijke heerschappij die de Zoon Gods bezit samen met de Vader en de Heilige Geest.
Mét de belijdenis van de oude kerk spreken we ook op kerstfeest uit dat de Heere Jezus als de Zoon mét de Vader en de Heilige Geest waarachtig en eeuwig God is. Daarom behoort déze koninklijke macht de Zoon van eeuwigheid toe. Van Hem getuigt de Bijbel als Degene aan wie van eeuwigheid alle dingen overgegeven zijn door de Vader.
Zonder te willen 'scheiden' moeten we deze koninklijke macht die gegeven is met het wezen van de Zoon, toch 'onderscheiden' van het Koningschap dat Hem geschonken wordt in Zijn werk en ambt. Als middelaar is het kind van Bethlehem niet alleen priester en profeet, maar ook koning.
En hoezeer we het op grond van Colossenzen 1 weten dat we in dit onderscheiden niet scheidend mogen denken en spreken, hoezeer de Schrift ons leert dat ook het ambtswerk van Jezus wortelen heeft in de eeuwigheid (denk aan het eeuwig raadsbesluit) en tót in eeuwigheid (denk aan het Lam staande als geslacht), hoezeer we het meebelijden dat er een sterke relatie en gemeenschap is tussen deze koninklijke macht die rust in het wezen van de Zoon en het Koningschap dat betrokken is op het werk van Christus, toch leert ons het Woord zelf deze niet in elkaar te laten opgaan.
Het eerste is van eeuwigheid tot eeuwigheid en rust in de eeuwige 'generatie' van de Zoon uit de Vader. De tweede is hierin beperkt dat Christus Koning is totdat Hij in de grote toekomst alle vijanden onderworpen zal hebben . . . en dan zal Hij Zijn Koninkrijk weer overgeven aan de Vader . . . en zelf zal Hij onderworpen worden. Deze verborgenheid is alleen in verwondering te aanbidden.
Laat Uw loflied samenvallen
met het lied der heiligen allen,
dat de hemelen weerschallen
van die jubelende wijs.
Over dit tweede Koningschap mediteren wij wanneer we zeggen: 'Het Kind een Koning'.
In de teerheid van woorden over het kindeke in de kribbe zouden we dit gemakkelijk kunnen vergeten. Dit kind hulpeloos en klein, tot wie wij bidden:
'Sterck mij door Uw tere handen,
maak mij door Uw kleinheid groot'.
is tevens de machtige Koning, die gezocht is door de wijzen met de vraag: 'Waar is de geboren Koning . . .?'
En wat de wijzen in de natuur hadden gelezen door het spreken der sterren, was in de schriftuur van het Oude Testament reeds lang voorzegd.
Maarten Luther verwoordde 't zo in 1539:
'Men had Hem eeuwenlang verwacht; en toen Gods tijdperk was volbracht toen zond Hij van zijn hoge troon het heil der wereld ons, zijn Zoon . . .'
Eeuwenlang verwacht! Als Koning voorzegd.
Wie denkt t.a.v. laatstgenoemde niet aan de koning, profeet en priester in wie de drie ambten van Christus het meest nabij komen: Melchizedek, de koning van Salem. Als heerser in 'typen' en 'schaduwen' afgebeeld. De gedachten gaan uit niet slechts naar het reddend heerserschap van een Jozef, een Mozes en een Jozua, maar veel meer naar het koningschap van David en de vorst des vredes: Salomo. De zwakheid, de zondige verwordenheid van heel het theocratische koningschap in Israël behoefde en zag uit naar de volmaakte vorst des vredes die komen zou.
Om deze reden staan de profetieën, die de komende Messias voorzeggen als een koning, vol van de koninklijke zalving. Met recht mag de gemeente op kerstdag zingen:
'O God, Uw God heeft mild U
overgoten met vreugdezalf . . .'
De Messiaanse psalmen 2, 45, 72, 89 en 132 zijn vol van dat: onze Koning is van Israels God gegeven.
De kinderen leren het al op zondagsschool:
en 'uit U zal mij voortkomen . . . die een Heerser zal zijn in Israël'
'Een kind is ons geboren . . . de heerschappij is op zijn schouder en men noemt zijn naam Vorst des vredes'.
En ver boven dit alles uit klinkt de stem des Heeren zelf:
'Zit aan mijn rechterhand
totdat ik Uw vijanden gezet zal hebben
tot een voetbank Uwer voeten . . .
De Heere zal de scepter Uwer sterkte
zenden uit Sion . . .'
In de kerstnacht spraken natuur en schriftuur van een Kind als Koning.
Daarom is het Nieuwe Testament één doorlopend getuigenis van Christus als onze profeet en priester, maar ook als onze Koning . . . én van het rijk en de heerschappij van deze Vorst. Gabriel zegt het tot de verbaasde Maria: 'En Hij zal over het huis van Jacob Koning zijn . . .'
Ruim 30 jaar later begint de Heere Christus Zijn prediking met de woorden: '. . . het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. . . .'
Alles wat in het Oude Testament omsluierd was voorzegd, wordt vervuld. Hij wordt gezalfd met de Geest.
Psalm 45 zong van:
'Hoe ruikt de mirr' en kassie wijd en zijd,
en d'aloë, wier geur Uw ziel verblijdt . . .!'
Het wordt vervuld: 'Goud, wierook en mirre' . . . zij worden neergelegd bij het Kind.
Christus spreekt in vele gelijkenissen over dit koningschap en dit rijk. Tekenen en wonderen openbaren iets van deze koninklijke heerlijkheid. Geladen is het hele Nieuwe Testament met de woorden van gericht waarmee deze Vorst eenmaal zal wederkomen.
Dit koningschap heeft een nauwe relatie met alle heilsfeiten:
Kerst: 'Hij zal over het huis Jacobs Koning zijn . . .';
Goede Vrijdag: 'Deze is de Koning der joden . . .';
De Paasmorgen: 'Mij is gegeven alle macht . . .';
Hemelvaart: 'Zit aan mijn rechterhand en Hij heerst als Koning . . .';
Pinksteren: 'Deze Vorst deelt uit van Zijn gave';
Wederkomst: 'Eenmaal zal Hij wederkomen als de Koning der koningen'.
Mét Stefanus, Paulus en Johannes mogen allen die de Heere Jezus lief kregen zien op de onverwoordbare heerlijkheid van deze Koning.
De apostelen vertolken in hun brieven de luister van deze heerlijkheid in rijk gevarieerde woorden.
Paulus spreekt van deze Koning als de Kurios, als de 'Heer', de machtige 'Bezitter' die levenden en doden oordelen zal, wiens rijk is rechtvaardigheid en vrede en blijdschap door de Heilige Geest. Aan Hem zijn alle dingen onderworpen . . . en zelf is Hij de gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen.
Petrus ziet Hem aan de rechterhand van de Vader, terwijl engelen en machten en krachten Hem onderdanig gemaakt zijn.
Johannes aanschouwt Zijn glorie als geen der anderen, wanneer boven Patmos de hemel voor hem geopend wordt en Christus zich openbaart als de: Overste van de koningen der aarde!
Het Kind een Koning . . . Dat wil Hij allereerst zijn voor het volk van het verbond: Israël. Spottend is het Hem gevraagd: 'Zijt Gij de Koning der joden??' Ongewild en onbewust heeft Pilatus met deze vraag het eigenlijke geraakt. Daarom kan Jezus ook bevestigend antwoorden: 'Gij zegt het'. Koning over het huis Jacobs. Dat was Hij en blijft Hij . . .
In onze dagen zal dit weten aan de worsteling in het Midden-Oosten een extra dimensie geven. Juist in deze kersttijd hebben we te staan achter Israël, omdat dit Kind een Koning is . . . voor alles 'der joden'.
Het gericht van deze vorst die eenmaal komt zal dan ook voor de joden extra zwaar zijn . . . want zij hebben hun Koning verworpen. Daarom zal de gemeente van Christus op alle plaatsen, met name de joden hebben op te roepen tot bekering en geloof in dit geboren koningskind.
Het Kind een Koning . . . Dat wil Hij zijn en meer en meer worden voor Zijn Kerk. De enige draagkracht voor het bestaan van de kerk is gelegen in deze Koning en Zijn koninklijke heerschappij. Dat de kerk er in 1973 nog mag en kan zijn is alleen maar dan ook alleen te danken aan de bewaring en zorg van haar Kurios en Koning.
Koning in zo'n ontluisterde vorm: in een kribbe . . . straks aan een kruis??? Kan dat??? Deze vraag roept de tweede spanning op in dit mediteren rondom het kerstgebeuren. De spanning van enerzijds: een kind in armoe en ontluistering; anderzijds: toch een Koning.
We moeten deze spanning niet willen oplossen op barthiaanse wijze, doch in eerbied en aanbidding laten staan de openbaring van het Oude Testament:
'Een Kind is ons geboren...'
en tevens
'de heerschappij is op Zijn schouder ...;
laten staan de openbaring van het Nieuwe Testament:
'Een Kind in doeken gewonden. ..' en tevens
'Hij zal Koning zijn in eeuwigheid'.
En zo we mediterend iets willen verwoorden van deze spanning dan alleen dit dat de verhoging tot Koning in eeuwigheid alléén verworven kon worden door de vernedering tot een Kind in doeken gehuld, liggend in de kribbe.
In alle verwildering en verwatering, in alle ontwrichting en vervreemding binnen de Kerk over de gehele wereld moeten we elkaar telkens weer oproepen tot een meeknielen bij de kribbe. Alléén wanneer en waar dit Kind als Koning erkend en beleden wordt in de Kerk, kan er van die Kerk een koninklijk getuigenis uitgaan naar buiten.
Naar buiten ook!!! Want dit Kind behoort ook koninklijke heerschappij te hebben in de wereld. Hem van wie de Hebreeën-brief zegt dat:
'de Vader Hem gesteld heeft tot een erfgenaam van allen door wien Hij ook de wereld gemaakt heeft . . .'
Hem behoort de ganse aarde!! Van Hem mogen we zingen:
'Als Koning zal Hijzelf de koningen regeren . .'
Daar waar dit koningschap nog niet, niet of niet meer erkend en gekend wordt, of bekendgemaakt is moet in evangelisatie en zending, door in- en uitwendige zending, volkeren, stammen en individuen opgeroepen worden tot bekering en geloof . . . voordat het te laat is . . . en deze Koning alleen nog maar als Rechter komen kan om te oordelen en te veroordelen.
Het Kind een Koning . . .
Dat begeert Hij ook te zijn in het leven van ons persoonlijk . . . individueel, één voor één. Daar moet veel, zeer veel voor overwonnen worden, want vanuit onszelf kraait onze haan altijd koning in eigen bestaan en leven.
Wanneer we mediterend eerlijk zijn moeten we zeggen dat niemand van ons wil dat dit kind Koning over ons wordt of is . . . totdat wij zelf door genade klein worden en mee gaan bidden:
'Leer mij bij Uw kribbe buigen
Leer mij knielen bij uw Kruis'.
Vanuit de Heilige Schrift is er nog veel te zeggen over de omvang — inhoud — aard — het karakter en de prediking van dit koningschap . . . Woorden en ruimte schieten tekort. Nog slechts één facet: 'Zie Uw Koning komt tot U . . . zachtmoedig . . .' Uitnodigend komt tot u en mij de vraag:
Wie heeft lust om deze zachtmoedige koning te dienen . . . Onze Koning. Hij is het zo waard!!! Hij draagt zijn banier boven tienduizend!!
'aan de Koning uitverkoren,
uit een maagd voor ons geboren,
moet ons hele hart behoren
onze lof en eer en prijs.'
Oudewater B. Oosterom
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's