Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Geest en de  prediking van het Woord 7

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Geest en de prediking van het Woord 7

De regering Gods en het ongeloof des mensen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De regering Gods en het ongeloof des mensen

Het Woord Gods werkt iets uit: et heeft tweeërlei uitwerking. Wij lezen in de Schrift van de steenrots mijner toevlucht en anderzijds van de steen des aanstoots en de rots der ergernis (Jes. 8:14). Het zelfde Evangelie is de één een kracht Gods tot zaligheid en de ander een ergernis en dwaasheid.

Christus is gesteld tot een val en tot een opstanding van velen. Ik ben tot een oordeel in de wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien zien zullen en die zien, blind worden Joh. 9 : 39. Reuke des levens ten leven en reuke des doods ten dode! 2 Kor. 2 : 15v. Zoals de geur van het offer voor Gods aangezicht opklimt als een welriekende reuk zo is het voor de apostelen en hun prediking. Als de apostel alle mensen onder de macht van de zonde tekent (Rom 3 : 9w) dan schrijft hij o.a.: un keel is geopend graf en het is niet te ontkennen de lij klucht van de ontbinding komt soms uit de woorden van de mens naar buiten. Een wereld van ongerechtigheid breekt zich soms in woorden naar buiten; wat laat de mens, ook vele malen in het publieke leven zien wat er in het binnenste zit! — De apostel is een welriekende geur, waardoor de Heere wordt verheerlijkt. Maar de vrucht van de prediking verschillend: et is een doodslucht ten dode of een levenslucht ten leven. De kracht van het Evangelie is ten leven of ten dode. Voor de één is het Evangelie levenwekkend en levenonderhoudend, zuurstof ten leven, niet adembenemend, maar ademgevend. Voor de ander is hetzelfde Woord stikstof ten dode en de lijklucht wordt openbaar.

Als de apostelen met vrijmoedigheid getuigenis geven van wat God gedaan heeft: ij zijn getuigen én de Heilige Geest (Hand. 5 : 32), dan barstte het hart van wie het hoorden (Hand. 7:54). Men ergert zich aan het Woord dood. Het gaat in het Woord uit geloof tot geloof, van kracht tot kracht, uit leven tot leven, maar ook van en uit de dood tot de dood (Op. 22:11).

Het 'verhardingsdecreet'

Vanwaar komt die blinde haat. Hoe is het mogelijk, dat hetzelfde Woord bij de één een hardnekkig verzet oproept en de ander tot de gehoorzaamheid des geloofs en tot aanbidding voert? Waarom men niet gelooft? Mijn Woord heeft in u geen plaats (Joh. 8 : 37). Blijkt het in de praktijk niet dat dat ook vandaag nog waar is. Want een iegelijk, die kwaad doet haat het licht en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden (Joh. 3 : 20). Daarmede wordt de schuld van het ongeloof bij de mens gelegd. Het is de schuld van de mens, als hij zover in zijn afwijzing van Woord des levens gaat, dat hij aan verblinding ten prooi raakt. Maar de Schrift laat het daar niet bij, maar zij verkondigt ons, dat het hardnekkige verzet tegen het Evangelie van Gods genade een openbaring is van de oordelen Gods, die ondoorgrondelijk zijn en ondoorzoekelijk. De verharding des harten is een oordeel des Heeren en de verstokte zondaar draagt in zijn hart de hel mee. Zoals de beginselen van de eeuwige vreugde door Gods Kerk erva­ ren worden (Heid. Cat. Z. 22) zo worden de beginselen van de eeuwige pijn in het hart van de zondaar ervaren in zware aanklachten en verschrikkingen. De mens is voor God zo verloren, dat hij uitzichzelf noch een gelovig ja op de gehoorde boodschap kan uitspreken noch ook de mogelijkheid van een koppig neen bezit. Het wezen van de Goddelijke gerechtigheid is te hoog dan dat het met menselijke maat gemeten door het armzalige menselijke verstand zou kunnen begrepen worden (Niesel. Die Theologie Calvins S 160).

In het roepingsvizien van Jesaia wordt iets van het geheim dat hier aan de dag treedt ontsluierd. De profeet krijgt de opdracht: aak het hart van dit volk vet en maak hun oren zwaar en sluit hun ogen opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta noch zich bekere en ik het geneze (Jes. 6:9). Ook hier vinden wij de aanwijzing, dat het Woord het oog verblindt, het hart zwaar maakt en vet. (Het hart één bonk vet — hoe kan het nog kloppen en het bloed door het lichaam stuwen? ). Een geest van diepe slaap is over hen uitgegoten, een geest van diepe slaap heeft de o-gen toegesloten; de profeten, de hoofden en de zieners heeft Hij verblind (Jes. 29 : 10). Dat woord over de verharding des harten vinden wij menigmaal in het Nieuwe Testament (bij de gelijkenissen; aan het slot van het boek der Handelingen; Matth. 13 : 13v; Mare. 4 : 12; Luc. 8 : 10; Hand. 28 : 26v). Zij konden niet geloven (Joh. 12 : 39). Daarom konden zij niet geloven omdat de profeet Jesaia heeft gezegd: ij heeft hun ogen verblind. En dit zei Jesaia, aldus de aantekening hierbij van de Evangelist, toen Hij Zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak (Joh. 12 : 39, 41). — Hier is dezelfde benadering van de verharding van Farao: nerzijds De Heere verhardde Farao's hart; anderzijds Farao verhardde zijn hart (Ex. 7 : 3, 4 : 21, 9 : 12, 10 : 20, 27), 14 : 4, 8, 17, Deut. 2 : 30. De mens verhart zijn hart. Daarnaast zegt Paulus: e God der eeuw heeft de zinnen verblind (2 Kor. 4:4) en daarnaast het vreemde werk Gods (zo Luther als hij bij KI. 3 : 33 over de oordelen Gods spreekt) in het oordeel, waardoor hij zonde met zonde straft.

Ons zijn grenzen gesteld

Hier ligt een niet op te lossen geheim, zoals wij de Goddelijke mysteriën wel verkondigen kunnen en betuigen, maar nooit verklaren. De profeten, die het scherpst en het zwaarst oordeel hebben verkondigd waren de mensen, die het hooglied zongen van een onuitblusselijke liefde van den Heere voor een verloren volk. Wij zien slechts de einden Zijner wegen, vangen slechts een zacht gefluister op; wie zal dan de donder Zijner mogendheid verstaan! Job. 26 : 14. Als Paulus over het oordeel van de (tijdelijke) verharding van Israël schrijft, dan buigt hij als Job het hoofd en hij eindigt in de aanbidding van de drieënige God, uit Wien en door Wie en tot Wie alle dingen zijn. — Het blijft een onverklaarbare verborgenheid — ik schrijf liever verborgenheid dan raadsel — als wij over verharding schrijven. Het grijpt terug naar verkiezende genade Gods, (waarop wij in deze artikelen niet kunnen ingaan), en zonder dat het donker van de menselijke schuld wordt opgeheven. Er is een donkere kant aan het Evangelie. Wie heeft zich tegen de Heere verhard en vrede gehad? De klacht Gods over het ongeloof en de ontrouw van het volk des verbonds klinkt vele malen heen door de prediking van de profeten. Maar deze klacht heft het gericht niet op, sluit het oordeel niet uit! Laten uw afgoden u nu helpen, nu de nood daar is, zo zegt Jeremia (Jer. 2 : 28 Deut. 32 : 37). En het oordeel gaat direct op God zelf terug: k dood en maak levend: k versla en heel en er is niemand, die uit Mijn hand redt (Deut. 32 : 39). Ook in de prediking van de verharding des harten als een oordeel ligt de onuitsprekelijke genade Gods. In het Oude Verbond horen we van een volk dat door de geestelijke armoede en nood gedreven tot den Heere om uitkomst roept: aarom doet Gij ons van Uwe wegen afdwalen? Waarom verstokt gij ons hart, dat wij U niet vrezen? (Jes. 63 : 17). Hier is een bangebroken — door de kracht van de prediking.

Gelukkig wie bij de vele vragen, die hier ons liggen leerjongen van Christus wil zijn en blijven om met de Belijdenis in te stemmen: Wat boven het begrip van het menselijke verstand is willen wij niet curieuselijk onderzoeken meer dan ons begrip verdragen kan, maar wij willen met alle ootmoed en eerbied de rechtvaardige oordelen des Heeren aanbidden, ons tevreden houdende dat wij leerjongens van Christus zijn om alleen te leren, hetgeen Hij ons aanwijst in Zijn Woord zonder deze perken te overtreden. (Art. 13 Ned. gel. bel.). De apostel kent het gevaar van de verharding, een gevaar voor de gemeente en daarom zijn ernstige vermaning: Vermaant elkander alle dagen, zolang als het heden genoemd wordt opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde.

De lof van Hem, die door de dwaasheid der prediking zalig maakt

De Geest der genade en der gebeden geve genade om door de Geest te profeteren en om de Geest te profeteren: Geest des Heeren, Kom aan van" de vier winden... En met een lofverheffing (1 Pt. 4 : lOv) moge ik deze artikelen een stukje Bijbelstudie beëindigen: Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft alzo bediene hij ze aan de anderen, als goede uitdelers van de menigerlei genade Gods, iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God hem verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus welke wien toekomt de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De Heilige Geest en de  prediking van het Woord 7

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's