Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op de laatstgehouden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op de laatstgehouden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de laatstgehouden Gereformeerde Synode is een 25 pagina's tellende Proeve van belijden aan de orde geweest, aangeduid als een 'moge. Ujke weg tot een nieuw belijden'. Dit stuk kreeg op de Gereformeerde Synode algemene instemming. In het kader van de beweging 'Samen-op-weg' is het dinsdag 1.1. ook op de Hervormde Synode behandeld.

Naar het zich laat aanzien zal dit stuk, dat opgesteld is door de Gereformeerde hoogleraren G. C. Berkouwer en H. N. Ridderbos, in de Hervormd-Gereformeerde samenwerking van betekenis zijn. Reden te meer om deze Proeve te toetsen aan de klassieke Gereformeerde confessies.

In bijgaand artikel geeft drs. K. Exalto een eerste aanzet voor een beoordeling van dit stuk. Een uitgebreider behandeling uit onze kring zal nog volgen. Ete bespreking van ds. K. Exalto valt kritisch uit. Geconcludeerd wordt dat hier sprake is van een genuanceerd belijden, een belijden dat zich niet keert tegen eigentijdse dwalingen, wat één van de kenmerken van elk belijden is, maar waarin gepoogd wordt precies zóveel te zeggen, dat de uivcenlopende stromingen in de kerk er zich toch aUe in kunnen vinden. Ds. Exalto laat duidelijk zien dat elementaire Gereformeerde noties in het stuk ontbreken en dat derhalve dit stuk moeilijk zal kunnen dienen als een eigentijdse Gereformeerde belijdenis.

De Redaktie.

dat in de Hervormde Kerk helaas lang niet nieuw is. Maar ook het tweede motief is aanwezig; blijkbaar kunnen ook de Gereformeerde Kerken met de oude belijdenisgeschriften niet meer uit de voeten; men wil daaruit nog wel het een en ander overnemen, dat wordt in dit stuk dan ook gedaan, maar wat in deze belijdenissen het kemnerkende, het hoofdzakelijke is, daar weet men geen raad meer mee, en zo wordt dan de band ermee verbroken.

Toespitsing

Om het bovenstaande enigermate toe te spitsen noemen wij tenslotte nog twee punten.

1. De Heilige Schrift heet in dit stuk getuigenis van de openbaring. De openbaring zelf zoekt-men in de geschiedenis van Israël. Wel heet het dat God mensen geroepen heeft door Zijn Geest en ze met Zijn Geest begiftigd heeft, om door hun woord Zijn Woord mee te delen en te boek te stellen — doch zo'n uitdrukking kan toch niet verhullen dat dus de Schrift zelf aan de openbaring Gods onttrokken wordt. De Schrift is volgens deze Proeve eigenlijk niet meer dan een woord van mensen, die daarin Gods Woord vertolken. Bovendien haasten de schrijvers van deze Proeve, dat zijn de hoogleraren G.

C. Berkouwer en H. N. Ridderbos, zich, om direct hierop te laten volgen, dat de Schrift niet alleen wat de vorm betreft maar ook wat de inhoud betreft tijdgebonden is, en wordt het Schriftkritisch onderzoek (dat ook in de Gereformeerde Kerken volop aan de gang is) in bescherming genomen en aangeprezen. Wij nodigen de lezers uit om hier nu eens naast te leggen wat er staat in onze oude Ned.

Geloofsbelijdenis. 'Hierom noemen wij zulke Schriften heilige en goddelijke Schriften' (Art. 3). Het is aan de mensen niet geoorloofd anders te leren dan ons reeds geleerd is door de H. Schriften (Art. 7). Het is verboden aan het Woord Gods iets toe te doen of daarvan af te doen (idem). Wij verwerpen uit de grond van ons hart al wat met deze onfeilbare regel niet overeenkomt (idem). Wanneer er in de Proeve tenslotte staat: 'wij kunnen op geen andere wijze ons geloof in waarheid belijden dan in een eerbiedige onderwerping aan dit Woord en aan dit Woord alleen' (I. 3), klinkt ons dat, na al wat er tevoren over de Schrift gezegd is, als een loze kreet in de oren.

2. Art. 9 van deze nieuwe belijdenis heeft als opschrift Kerk en Wereld. In vergelijking met de oude gereformeerde belijdenissen kan men dit artikel geheel nieuw noemen. Alleen al het feit dat er in een belijdenis een artikel onder deze titel voorkomt is nieuw. Is dat toeval ? Wis en zeker niet! Men zou kunnen zeggen: hier ligt het kardinale punt. De verhouding tot de wereld is in deze Proeve niet slechts een erbij-komende-kwestie maar veeleer de spil waaromheen alles in deze belijdenis draait. Van het begin af tot het einde toe, en dus niet alleen maar in art. 9, is in deze Proeve de wereld present. Nu eens wordt zij bezien vanuit de schepping, dan vanuit de kerk, het meest vanuit het Koninkrijk Gods. Heel de wending die de theologie in deze moderne tijd doorgemaakt heeft en die haar geheel vervreemd heeft van de Reformatie, die wordt hier zichtbaar en merkbaar. In de oude belijdenissen gaat het om de zonde en de genade, om de rechtvaardiging en de heiliging (en verheerlijking), om het geloof en om de werken. Niet dat ook niet andere zaken ter sprake komen, wel terdege, men leze er de laatste artikelen van de Ned. Geloofsbelijdenis maar eens op na, zij eindigt met wat wij geloven aangaande de Voleinding.

Maar in deze nieuwe belijdenis is het anders, eigenlijk net andersom; zonde en genade, rechtvaardiging en heiliging, geloof en werken worden ook hier wel genoemd, maar er ligt niet het hart van deze belijdenis; vandaar dat al wat zij erover zegt ook zo mat en zo vlak is. De verhouding tot de wereld prevaleert. Zo wordt er, hoe voorzichtig en bedachtzaam het. ook wordt uitgesproken en hoe gematigd ook, tóch een basis gelegd en een stimulans gegeven aan het horizontalisme van de moderne theologie. Het heil krijgt onmiskenbaar humanistische trekken. De mens, die, zoals het heet, geschapen is om Gods bondgenoot te zijn, leert door het Evangelie als mens te leven. Maar de Schrift spreekt over het mens Gods zijn, en dat is nog wat anders.

Er wordt in deze Proeve in bijkans al de 10 artikelen gezegd dat God de wereld verzoend heeft en dat Hij de wereld lief heeft. Op zich is dit juist; maar niet als er ongenuanceerd over wordt gesproken, , als er niet óók beleden wordt, dat Hij alleen de Zijnen heeft uitverkoren en dat Christus alleen voor de Zijnen geleden en gebeden heeft, en alleen voor de Zijnen gestorven is; en dat leest men in deze Proeve nergens. Als de verkiezing (en de verwerping) afwezig is, of alleen maar, zoals in art. 6 het geval is, op de kerk betrokken wordt, is een herhaaldelijk spreken over de verzoening van de wereld met God niet anders dan de oude ketterij van het universalisme van het heil.

Van een nieuwe belijdenis de dato 1974 mag verwacht worden, dat zij zich uitspreekt, duidelijk en klaar, tegen de in onze dagen de kerk bedreigende dwalingen; die van het horizontalisme, die van de humanisering van christendom en kerk, die van de secularisering van geloof en leven; maar van dit alles vindt men in deze Proeve niets, zonder meer: niets! Integendeel, er wordt voet en voedsel aan gegeven.

Een dergelijke Proeve kunnen wij omnogelijk als Belijdenis aanvaarden. Het zou niets minder dan verloochening zijn van wat de kerk, op grond van het haar toebetrouwde Woord Gods, door Zijn genade en Geest, in het verleden heeft mogen belijden, en wat zij nóg dient te belijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Op de laatstgehouden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's