Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Appellerende prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Appellerende prediking

De prediking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat hebben we onder appellerende prediking te verstaan? Het kan verhelderend zijn om eerst te stellen wat het niet is. Ik kan me daartoe best vinden in een uitspraak van prof. Graaf land die hij in 1965 schreef in zijn boekje 'Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking': ' In veler prediking wordt het geloofsleven beschreven soms tot in de kleinste details toe, zonder dat de gemeente zelf erbij betrokken wordt. Men vervult de rol van toeschouwer, hetzij in positieve zin, dat men van het gepredikte zelf kennis heeft, hetzij in negatieve zin, dat men zich buitenstaander gevoelt'. Hij noemt dit een ontrafelende, een beschrijvende, een objectiverende prediking. Daartegenover wordt dan gesteld 'de directe, tot de gemeente gerichte prediking'. Het eerste noemt men bevindelijke prediking. Maar 'preken over de bevinding is een schools lesje opzeggen. Werkelijk bevindelijk preken is het Woord Gods zo tot de mens brengen, dat hij er niet meer onder uit kan'.

Wanneer we ons richten op de Schriftgegevens inzake de prediking, dan zien we hoe Paulus zijn prediking een indringend en appellerend karakter gaf. Hij zegt: Wij dan wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof..' Het woord 'bewegen' kan de volgende betekenissen hebben: vertuigen, overreden, werven, winnen voor. Dat kan zelfs gaan betekenen: erleiden tot, iets zo verleidelijk voorstellen dat de hoorders meegaan, omkopen, inpalmen, verlokken, betoveren. Dit zelfde woord 'bewegen' vinden we drie maal in de Handelingen der apostelen. In 18 : 4 staat dat Paulus in Korinthe op elke sabbath handelde en bewoog tot het geloof Joden en Grieken. In 19 : 8 lezen we dat hij in Efeze drie maanden lang handelde en hun aanried de zaken van het Koninkrijk Gods. En in 28 : 23 vinden we dat Paulus in Rome zijn hoorders 'poogde te bewegen tot het geloof in Jezus'. Korinthe, Efeze en Rome, drie centra van Paulus' zendingsarbeid zijn dus op deze wijze, door een appellerende prediking, bearbeid. En God schonk daar grote zegen op. De uitdrukking 'bewegen tot het geloof' blijkt een terminus technicus (een vakterm) te zijn voor de wijze van prediking. Natuurlijk verkeerde Paulus in een zendingssituatie. Hij richtte zich tot heidenen. De prediker van nu staat voor een bestaande gemeente van Christus die een gedoopte gemeente is aan wie de woorden Gods zijn toebetrouwd. En toch meen ik dat we dit appellerend karakter van de prediking hebben vast te houden. De prediking dient nog te zijn een bewegen tot het geloof. We hebben aan te dringen op de keuze. Alle vrijblijvendheid uit te bannen. De hoorders in de klem te brengen. Geen mazen ter ontsnapping in het Evangelienet open te laten. Onvoorwaardelijk en royaal dient Christus aan de gemeente voorgesteld en aangeboden te worden.

Door onze prediking moet de hoorders het besef worden bijgebracht hoe vreselijk net is om nog één dag langer hun arme leven prijs te geven aan een eeuwig wegzinken buiten God. We hebben ze voor te stellen dat de Heere Jezus bereid is (niet dat er misschien een kans je is) om te redden en te zaligen van een eeuwige ondergang. Dat is trouwens ook naar de belijdenis der kerk. De Dordtse Leerregels stel­ len dat duidelijk in Hoofdstuk II par. 5: 'Voorts is de belofte van het Evangelie dat een ieder die in de gekruiste Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven zal hebben; welke belofte alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof'. En dat bevel moet ook doorklinken. Dat mag niet afgezwakt worden tot een wens of tot een beschrijving. 'Wanneer wij in de wensende zin blijven steken, komen wij niet toe aan het appèl op de harten en de conscienties van de hoorders. Wanneer wij in het beschrijvende blijven steken zonder de mensen in de tegenwoordigheid Gods te trekken, stompen wij de conscienties van de mensen af' (ds. G. Boer). Als we het Woord Gods horen verkondigen in haar rechte zin dan moet de noodkreet overblijven: Ik wou vluchten, maar ik kon nergens heen. 'Wij moeten in het licht van deze zichzelf verzoenende God de mens uitschudden, zijn laatste schuilplaatsen bombarderen en hem strafwaardig stellen voor God' (ds. G. Boer). Waar dat niet gebeurt, 'daar blijven we met de prediking van de verzoening boven de hoofden van de mensen zweven'.

Daar is binnen de Gereformeerde Gezindte heel wat prediking die voor 'zwaar en bevindelijk' doorgaat, maar die in de grond der zaak zo oppervlakkig en vrijblijvend is als ze vaak lang is. Er wordt een exposé gegeven van een bepaalde vorm van geestelijk leven. Dat wordt door de prediker in de tekst die men koos in-gelezen en ingelegd. Het geluk van Gods volk wordt beschreven. En de enige vraag die dan de gemeente wordt voorgehouden is: behoort u tot dat volk? Het gevolg is dat de meesten deze vraag voor zichzelf ontkermend beantwoorden en daarmee is men klaar. Maar men wordt niet opgejaagd uit zijn vaak vrome schuilplaatsen. Men wordt niet in het gericht gezet met de levende en sprekende God. Men wordt ten diepste met rust gelaten. Het ongeloof wordt niet als schuld en vijandschap tegen de genade Gods aan de kaak gesteld. Zo komt het voor dat men soms 'zwaar' spreekt maar heel oppervlakkig leeft. En zij die door het werk van de Heilige Geest tot het levend geloof in Christus werden gebracht ontvangen geen voedsel of worden in een bepaald keurslijf gedrongen waarin ze op den duur scheef groeien.

bestudeert, kan niet anders zeggen dan dat dit niet naar de regel van Gods Woord is. Zo verkondigde Paulus het Evangelie niet. Hij noemt in 2 Corinthe 5 drie wijzen waarop hij het Woord brengt.

En omdat hij die schrik kende, kon hij zijn hoorders niet bezig houden met een vrijblijvende beschouwing. Maar vanuit die schrik bewoog hij tot het geloof. Zijn hoorders konden elk ogenblik voor de rechterstoel van Christus gesteld worden en dan moesten ze in Christus geborgen zijn. En dan moesten ze daar 'het amen op zijn prediking horen, hetzij tot hun vrijspraak, hetzij tot hun veroordeling' (ds. G. Boer).

Naast de schrik des Heeren dringt hem de liefde van Christus. Dat woord 'dringen' betekent letterlijk: omvatten, omsingelen. Hij die zelf 'omvat' was door de liefde van Christus, kon niet anders doen dan ook zijn hoorders die liefde voorstellen. Ze als het ware omvatten en ze meenemen tot voor de voeten van Christus die Zijn bloed der verzoening stortte om goddelozen met God te verzoenen. Hij hield ze dus niet van Christus af door ze allerlei voorwaarden te prediken waaraan ze hadden te voldoen eer ze tot Christus mochten komen. Nee, hij omsingelde al hun vluchtwegen en confronteerde ze met de ondoorgrondelijke liefde Gods in Christus.

Tenslotte was zijn prediking één indringend gebed: laat u met God verzoenen. Door Paulus he'en, door de dienaar des Woords heen, is het Christus die keer op keer tot de gemeente bidt. Wat een ontroerende werkelijkheid: wij willen niet, maar Hij wil onze zaligheid. Zo dient de prediking te zijn: een biddende Christus die elke zondag voor Zijn gemeente staat met het aanbod van Zijn genade. Hij wordt het nimmer moe haar te smeken: laat u met God verzoenen.

Maar dan zal ook hebben door te klinken het ernstig vermaan: wie deze Christus en Zijn bloed onrein acht en met voeten treedt, wie de Geest der genade smaadheid aandoet, voor hem blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonde. Dan hebben we ook Hem te verkondigen die gezegd heeft: Mijn is de wraak. Ik zal het vergelden. Vreselijk zal het zijn te vallen in de handen van de levende God.

Zo dient de prediking te appelleren op de harten en gewetens van de hoorders. Dan zal het door de prediking bij de hoorders moeten komen tot de vraag: wat moeten we doen om zalig te worden? Daarop zal onverkort en beslist ten antwoord gegeven moeten worden: 'Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden'. Maar, zo zal iemand tegenwerpen, dat geloof is toch een eenzijdig werk van God de Heilige Geest? Wij kunnen de mensen het geloof toch niet aanpraten en in het hart preken? Nee, gelukkig niet. Wat ik een ander aanpraat, is hij ook zo weer kwijt. God moet door Zijn Heilige Geest het geloof in het hart werken en schenken. Dat bevrijdt me juist van alle krampachtigheid in de bediening van het Woord. Het welbehagen zal door Christus' hand gelukkig voortgaan. Maar dat mag me niet verleiden dat eenzijdige werk Gods zo te benadrukken dat mijn hoorder rustig gaat zitten wachten tot er iets verandert in zijn leven. Het appèl gaat uit. Het appèl van de levende en sprekende God. We hebben met die God te doen die mij de zaligheid geven moet (eenzijdig werk), maar ook geven wil. We hebben de bereidwilligheid Gods te preken. Hij was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Nu heeft Hij dat Woord der verzoening in ons gelegd. In de dienaar van het Woord treedt de verzoende God op de verloren zondaar af en zegt: Zie, hier ben Ik. Ik ben Uw heil alleen. Zo wordt de korf van de genade de hoorders voor het hart gehouden.

Ze mogen'eten. Doen ze het niet, dan zullen ze sterven. Zeker en gewis.

In deze middellijke weg werkt God het geloof in het hart. Dan hebben we het geloof ook te laten wat het is: een werkstuk van de Heilige Geest. Wij kunnen het

met geven. Maar we kunnen het ook niet afdwingen en forceren bij de hoorders. We mogen de gemeente niet in bitterheid geselen en striemen. We zullen begrip tonen voor de weerstanden die vrije genade bij een mens oproept. Gaven wij ons zo gewillig over? Blijft niet steeds het verzet in ons krachtig tegen vrije genade? Was en is er niet nog steeds genade nodig om van genade alleen te leven?

Wetend van de schrik des Heeren, gedrongen door de liefde van Christus, biddend in Gods Naam wordt het woord der verzoening uitgedragen. Zal het vrucht dragen? Ongetwijfeld. De vrucht is echter niet aan ons, maar aan de Koning der kerk. Hij zamelt de vruchten in. De buit is voor Hem. De zege is Hem beschoren. Wij hebben te arbeiden als Jeremia eenmaal: 'Ik heb toch niet aangedrongen, meer dan een herder achter u betaamde; ook heb ik de dodelijke dag niet begeerd. Gij weet het; wat uit mijn lippen is gegaan, is voor Uw aangezicht geweest'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Appellerende prediking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's