Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevindelijk preken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevindelijk preken

De prediking

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorgaande hebben we gezien, wat moet worden verstaan onder het bevinde-Hjke leven. Het woordgebruik in de Bijbel heeft ons laten zien, dat we het beste kunnen spreken over de bevinding als over een leven des geloofs, dat beproefd is in Christus. Een geloofsvereniging met de Zaligmaker, die de toets kan doorstaan, de toets van beproevingen, van verzoekingen, ja zelfs van het laatste oordeel.

Als wij het erover eens zijn ( en dat zal zo zijn), dat een dienaar des Woords de volle Raad van God moet verkondigen en heel de Schrift in zijn prediking moet laten klinken, kan het nu geen vraag meer zijn, of wij deze dingen ook moeten preken.

Het trinitarische en de bevinding

De prediking is de stem van God door middel van 'een mensje, uit het stof verrezen' (Calvijn). In de prediking dient de drieenige God Zich aan, zoals Hij Zich geopenbaard heeft in Zijn Woord. Dat is de ontzaggelijke ernst en tegelijk het onbegrijpelijke wonder van de prediking. De werken van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest worden in de prediking onder de mensen verheerlijkt. Dat is het hoogste doel van alle preken, die zich in schriftuurlijke banen willen bewegen. Calvijn heeft er steeds de nadruk op gelegd, dat het in de prediking gaat om de gloria Dei, de eer van God. Niet een anthropocentrische prediking, waarin God en zijn heil opgaan in een zoetelijk lief-zijn voor elkaar onder de mensen, maar een theocrotische prediking, waarin alles, ook als er gesproken wordt over de mens en zijn bestaan op aarde, zich richt op de verheerlijking van Gods Naam. Uiteindelijk gaat het God om heel Zijn schepping, om Zijn Koninkrijk, zo groot als 't heelal.

Maar dat alles gaat niet buiten de mens om. Wij preken niet voor de vissen en de bloemen, zoals Fransiscus van Assisi. Wij staan met de prediking in een verworden wereld, die verscheurd wordt door de tyrannic van de machten der duisternis. Als God Zijn eer terug moet krijgen van de kant van het schepsel, dat de kroon der schepping is, dan moet er heel wat gebeuren. Dan moet het Woord Gods komen en rumoeren (Kohlbrugge). Dan moeten wij wederomgeboren worden. Wij staan met de prediking aan de grenslijnen van hel en hemel. Zij is het grof geschut, dat God tevelde brengt om Zijn zegetocht op aarde te houden. Een prediking staat als Ezechiël in een vallei vol dorre doodsbeenderen en hij heeft van zijn Zender de vreemdste opdracht gekregen, die op aarde ooit gegeven is. Hij moet zeggen dat deze beenderen weder levend worden.

Om Zijn schepping voor Zich terug te winnen, gaat God de lange en directe weg naar het hart van dat schepsel, dat schuldig staat aan de chaos van het bestaan, de mens. De prediking van de drieënige God is de prediking op het hart aan. Zij is prediking ook van de Heilige Geest, Die zijn weg gaat met een zondaar (Luther). Het gaat God erom, dat de Zijnen uit de dood en de duisternis van hun van God vervreemde bestaan worden weggeroepen door de almacht van Zijn Geest en dat zij met Hem verbonden worden door een geloof, dat het vuur van beproevingen en aanvechtingen en dat de toets van de machten der duisternis, ja zelfs dat van het eeuwig oordeel kan doorstaan. Het gaat God in de prediking om een oprecht hart, dat door de overmacht van Woord en Geest heeft leren kapituleren voor God. Daarmee is de bevinding gegeven.

De onderwerpelijke orde des heils

Dat wil zeggen, dat wij in de prediking de mensen niet met een kluitje in het riet moeten sturen. Wij roepen de mensen op tot zelfonderzoek voor het aangezicht van God. Wij hebben niemand haastig de handen op te leggen, laat staan, dat wij een algemene verzoening zouden preken. Dat laatste is in onze kerk lang genoeg gedaan en de kerken zijn niet voor niets al leger geworden. Wij hebben de mensen te zeggen, dat het oordeel Gods (de crisis) komt en wat het onderscheid zal uitmaken tussen hem, die God vreest en hem, die Hem niet vreest. In verband met dat onderscheidenlijke en in verband met de oproep tot zelfonderzoek is er dus ook de prediking van de kenmerken des geloofs. De Schrift roept niet alleen op tot geloof, maar laat ook zien, waar de verschillen liggen tussen geloof en ongeloof, tussen een oprecht kleingeloof en een groot schijngeloof. Om Godswil en om der wille van de mensen, die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, hebben we vanaf de kansel de gemeente eerlijk te behandelen. Ezau en Jacob zitten broederlijk op dezelfde kerkbank. Petrus en Judas wandelen ook vandaag in de gelederen van de kerk samen op. Mag de gemeente ook weten, waarom Jacob en Petrus de Heere wel behaagden en Ezau en Judas niet? Beproeft uzelf! Wie door het ontdekkend werk van God de Heilige Geest zichzelf niet als een misdadiger en geoordeelde bij het hoogste gerecht heeft leren aangeven, wie niet stukgebroken is in de worsteling met God, heeft zichzelf nog in de hand en komt niet tot de grote bevrijding. Het is hem nooit oprecht om God gegaan.

Ik weet, dat dit terrein voor de prediker een terrein vol voetangels en klemmen is. Hoe gemakkelijk hanteert hij bij dit scheidings-en toetsingswerk in de prediking de maatstaf van een methodistische beschrijving van de bekeringsweg. En ten tweede, hoe vaak blijft het bij een beschrijving van de kenmerken der genade.

Om met het laatste te beginnen: Er zijn preken, die diep bevindelijk lijken, omdat zij breed ingaan op de kenmerken van het leven des geloofs, maar die toch niet bevindelijk zijn in Bijbelse zin, omdat ze niet zijn ingebed in het verbond, in de aanbieding des heils, in de oproep tot bekering. Ik ga er uiteraard nu even van uit, dat in deze preken Bijbelse genadekenmerken worden genoemd. Wij kunnen elkaar met onbijbelse onderscheidingen ook een heel eind in de war brengen. Maar ook als de prediking de Bijbelse kenmerken noemt, kan ze toch alleen maar echt onderwerpelijk heten, wanneer de prediker ook hierin, zoals een herder betaamt, blijft aandringen op het hart van zijn hoorders. Ik heb dat nergens treffender gevonden dan in de Catechismusvraag over de kinderdoop (vraag en antwoord 74): 'Zal men ook de jonge kinderen dopen? Ja het: want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in zijn gemeente begrepen zijn en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zon­ den en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt...' Wij kunnen in de prediking niet volstaan met te zeggen, dat de Heilige Geest, die het geloof werkt, reeds in de kinderdoop aan ons is toegezegd. Wij zullen ook moeten zeggen, wat dat geloof, door Gods Geest gewerkt is. Maar omgekeerd mogen wij ook niet volstaan met een beschrijving van dat door Gods Geest gewerkte geloof. Ook op dit punt hebben we de ruimte van de Geest des verbonds te prediken, van die Geest, Die woont in de gemeente en verbondsmatig is toegezegd.

Om het andere bezwaar en gevaar, dat ik boven noemde, het hoofd te kunnen bieden, nl. dat wij in de prediking van de bekeringsweg een systeem maken, is het, dunkt mij, nodig, dat iedere prediker dagelijks zijn Bijbel onderzoekt om persoonlijk en ambtelijk verdiept te worden in de kennis van Gods weg met de zondaar. Er is een Bijbelse onderwerpelijke orde des heils. Daarin gaan roeping en wedergeboorte voorop en volgen geloof, rechtvaardiging en heiliging en tenslotte de verheerlijking.

Dat laatste wil niet zeggen, dat we driekwart van de prediking vullen met de verkondiging van 's mensen ellende om te eindigen met een verwijzing naar Christus. Deze beschuldiging wordt nogal eens ten laste gelegd aan de gereformeerde prediking, meestal van de kant van hen, die het laatste woord over 's mensen ellende allang hebben gezegd. Wij komen er echter niet zo gauw mee klaar om de mens in te leiden in de boosheden van zijn bestaan. Maar dat betekent inmiddels toch niet, dat wij onze kracht zouden ktmnen zoeken in de prediking van de wet. De beste inzet voor een bevindelijke preek is de inzet in het hart van het genadeverbond, in Christus. Van daaruit kunnen al de bevindelijke lijnen getrokken worden naar het hart en leven van de gemeente toe.

De toeleidende weg en de verzegeling des Geestes

Een ander bezwaar, dat nogal eens ingebracht wordt tegen het zogenaamd bevindelijk preken, is, dat men daarbij vaak blijft hangen in beschouwingen over de zogenaamde toeleidende weg. Er is onder ons een grote schuchterheid waar te nemen, als het gaat over de toeeigening des heils. Men eigent zich de dingen niet zo maar toe. Bij sommigen is het levenslang een vraag, of zij wel deel hebben aan Christus? Ik spreek nu niet over die vormen van bekommernis, waarachter een mens vals gerust wegkruipt voor God. Die zijn er ook. Maar wie de gemeenten kent, die zondag aan zondag onder de gereformeerde prediking komen, weet ook, dat er bij velen gelukkig een hunkering valt waar te nemen naar Gods heil, zonder dat het ooit tot verzekering is gekomen. Deze mensen voelen zich in de steek gelaten, als wij hen in de prediking op een meewarige wijze behandelen, door hen slechts te wijzen op het bevel tot geloof. Wij zullen ze in bewogenheid veeleer bij de hand nemen. Kennen wij predikers zelf de onmogelijkheid om zalig te worden van onze kant? Hebben wij zelf ooit ingeleefd, dat het een Godswonder is, als Christus aan onze ziel verklaard wordt (Matth. 11 : 27). Dan weten wij ook, dat wij deze kleinen alleen maar recht helpen kunnen, wanneer wij ze in de prediking opzoeken in hun worsteling en wanneer wij hen op al hun doodlopende wegen wijzen op de verse en levende weg, die ontsloten is in Christus. 'Komt herwaarts tot Mij, allen.

die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven' (Matth. 11 : 28).

Ik heb persoonlijk altijd grote vreugde beleefd in het preken van de zg. toeleidende weg aan de wonderverhalen uit het Evangelie. Er komen mensen tot Jezus, maar ze komen heel verschillend. Een man als Jaïrus komt van voren en valt publiek voor hem neer. Een vrouw als de bloedvloeiende komt van achteren en raakt alleen maar de zoom van Zijn kleed aan. Heeft zij gestolen? Een verlamde, die door vier vrienden gedragen wordt, komt van boven, door het dak heen. En er wordt geen woord gezegd. Alleen Jezus zegt wat: 'Jongen, houd moed, uw zonden zijn u vergeven'.

Een toeleidende weg preken? Wie kan daaraan ontkomen, als hij zijn Bijbel kent? Als we 't dan inderdaad maar Bijbels doen. Als we er maar niet in blijven steken. Want Christus is immers veel te groot om bevat te kunnen worden in een gouden ogenblik van gemeenschap met Hem, waarin een zondaar even hoop krijgt, even op-ademt. Er is ook zoiets als de doorbraak des Geestes. Ja, het is zelfs zo, dat we Bijbels gezien, dan pas in het hart der bevinding zijn, als wij iets kennen mogen van het beproefd zijn in Christus, van de mondigheid des geloofs, van de mate der grootte der volheid van Christus (Ef. 4 : 13 w.), van het: Wij weten. dat wij uit de dood overgegaan zijn in het leven' (1 Joh. 3 : 14). Van deze verzegeling des Geestes is het Nieuwe Testament vol. Daar dient ook de prediking vol van te zijn. Dan komen woorden en zaken voor de dag als vrede, blijdschap, liefde, zachtmoedigheid ... (Gal. 5:22). Bevindelijk preken is de volheid van Christus preken. En dat is hetzelfde als de vruchten des Geestes preken.

Met het oog daarop zal een bevindelijke prediking het karakter van het radicale dragen. Ze gaat tot de wortel. Ze vraagt ongereserveerde en onmiddellijke overgave. En met het oog op dat laatste is ze prediking, waarin de ganse wereld buiten Christus verdoemelijk wordt gesteld. Met andere woorden, ze is ook radicaal in het afbreken van alles, wat van de mens is. Wanneer dat laatste niet gebeurt, b.v. doordat de mens in zijn eigen bevindingen gesticht wordt en een vroomheid aangekweekt wordt, die zijn wortel niet vindt in de Borggérechtigheid van Christus alleen, staat de prediker voortdurend én zichzelf de gemeente in de weg om door te stoten tot het hart der bevinding, nl. de volheid van Christus. In een waarlijk Bijbelse preek wordt de gemeente via Christus tot de Vader geleid, bij Wie alles spreekt van eeuwig welbehagen, eeuwige liefde, eeuwige ontferming. En daarin wordt God Zelf op het hoogst verheerlijkt.

Dat alles heeft met een uitpluizen van mieserige zieletoestanden niets te maken. Wie de werken van de zogenaamde oudvaders kent, weet, dat zij vaak echte zielekenners waren. Wij hebben in de pediking niet aan te sluiten bij wat de mens ervan maakt in vele kronkels van zijn hart en verstand, maar wel hebben we in te haken bij wat Gods Geest diep verborgen in de harten bezig is te doen. En zo is de leer van de kansel werkelijk heilsleer, levensleer. Een preek is nog geen preek, als ze intellectueel knap in elkaar zit. Daarin ligt zelfs een enorme verleiding. Paulus heeft nooit willen wedijveren met de wijsbegeerte van de Grieks-Romeinse wereld. Een preek is nog geen preek, als ze een aaneenschakeling is van rake zetten. Mooie preken bestaan niet. Ik kan mij nog het beste vinden in wat Bunyan van zijn prediking zei: 'In mijn prediking ben ik ook werkelijk in moeite geweest en als het ware in arbeid om voor God kinderen voort te brengen. Ik kon niet tevreden zijn alvorens enige vrucht van mijn werk gezien werd. Indien het geen vrucht voortbracht, was het mij onverschillig, wie mij gunstig beoordeelde; maar was het - vruchtbaar, dan was het mij om het even, wie het veroordeelde'.

Wageningen

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bevindelijk preken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's