Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Paasprediking van  Kohlbrugge

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Paasprediking van Kohlbrugge

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vrolijk makend Evangelie

Onder de vele preken en Schriftoverdenkingen die Kohlbrugge ons heeft nagelaten bevindt zich ook een bundel Festpredigten, in het nederlands vertaald en meerdere malen uitgegeven onder de titel Feeststoffen. Het boek bevat onder meer 7 Paaspreken, daterend uit de bewogen revolutie jaren 1847-1849. Graag wil ik in dit artikel aandacht vragen voor een aantal aspecten van Kohlbrugge's Paasprediking. Het is al bij voorbaat te verwachten dat een Christocentrisch prediker als Kohlbrugge op een indringende wijze de boodschap van de opstanding vertolkt zal hebben.

Als geen ander heeft hij in zijn prediking de diepten van nood en schuld aangewezen, en het hopeloze van een aan de dood onderworpen bestaan. Maar — en dat vormt geen tegenstelling — tegelijk heeft hij op een machtige wijze getuigd van de radicaliteit van de verlossing in Christus Jezus. Niet voor niets spreekt hij van een 'vrolijk makend Evangelie'. Vrolijk makend, want het spreekt ons immers van de grote verrassing van Gods werk dat door alle onmogelijkheden van onze zijde heenbreekt. Vrolijk makend, ook — of liever gezegd juist — wanneer het even radicaal onze armoede aanwijst opdat we getroost zouden worden door de wetenschap: Gij, Here Jezus zijt het alléén.

Dr. O. Noordmans, die in de nog altijd lezenswaardige bundel Kerkelijke Klassieken (Wageningen 1949) een prachtig opstel over Kohlbrugge's Festpredigten schreef, zegt daarin onder meer: 'Kohlbrugge was een begenadigd prediker, diep belezen in de Schriften en in de Vaders. Hij beweegt zich daarin als een schatmeester in zijn schathuis. Midden in de revotie die tronen deed wankelen of vallen, bediende hij het Woord en stond hij trouw op zijn post als een schildwacht der eeuwigheid'.

Bediening van 't Woord ..., dat kenmerkt deze prediking. Het komt onder meer ook in de opzet van deze preken uit. Zo is de preek over Joh. 20 : 1-18 een parafrase over dit gedeelte, waarin de prediker uitleg en toepassing constant met elkaar verbindt. Ook de drie preken over Mattheus 28 : 1, waarbij vooral 't motief van de door Christus verworven Sabbatsrust naar voren komt, een preek over Rom. 6 : 7-12, een pericoop die in Kohlbrugge's theologie een grote plaats inneemt, en een preek over de verzen 17 en 18 van Openbaring 1.

Gods werk en ons werk

Wij kunnen in het bestek van dit artikel slechts een enkele greep doen, in de hoop dat het u lokt om zelf deze feeststoffen ter hand te nemen.

In de preek over Mattheus 28 : 1 stelt de prediker tegenover elkaar Gods werk en ons werk.

Tegenover de troosteloze gang van de vrouwen naar het graf accentueert Kohlbrugge de verrassing van Gods genade. Opvallend is de wijze waarop hij Genesis 1 en 2 verbindt met Pasen. De woorden van een hedendaags dichter: ij gaf met groot gezag een nieuwe scheppingsdag' zouden we boven deze preek kunnen zetten. Met een herinnering aan Gen. 1 : 2 schrijft Kohlbrugge: n deze nieuwe schepping was ook de aarde woest en ledig, en duisternis was op de afgrond, toen onze Levenszon in ons graf was. Maar de Geest Gods zweefde over het rijk des doods en der hel, om Jezus uit de doden op te wekken, om het geloof aan het bevel Zijns Vaders met macht in te werken door de wederinblazing van Zijn Geest in het dode lichaam van Jezus, - en zo stond Christus op ... en de nieuwe dag der nieuwe schepping schiep Hij bij zijn uitgaan uit het graf ...'.

Het'hoe' en 'wanneer' is voor ons verborgen gebleven: Wij zien het, maar doorgronden het niet. Juist tegenover het ongeloof en het onverstand van de vrouwen, tegenover het zwoegen van ons mensen die nooit tot de ware sabbatsrust en scheppingsrust geraken komt het 'Sola gratia' heerlijk uit. In Zijn graf schiep Hij voor ons de eeuwige sabbat'.

Kohlbrugge verbindt het feit en de betekenis van Pasen met elkaar. De Here is waarlijk opgestaan ... Daar is hem alles aan gelegen. Het heilsfeit verdampt niet in de nevelen van de interpretatie, zoals in allerlei moderne geluiden over de opstanding. Maar Hij Die is opgestaan is ónze Zaligmaker. Vandaar dat Kohlbrugge in diezelfde preek over Lucas 24 : 34 zegt: iet voor Zichzelf is Christus opgestaan, maar als de tweede Adam is Hij zijn God opgestaan ter onzer rechtvaardigmaking, waarbij Kohlbrugge verwijst naar Rom. 4:25.

Wij hebben geen dode Jezus, maar een levende Here, Die de dood overwonnen heeft. In 'n preek over Rom. 6 : 7—12 zegt Kohlbrugge: De dood heeft de Here Christus willen vangen met des duivels list; daarentegen heeft Christus de dood gevangen met goddelijke list, dat is met de onschuld Zijner liefde jegens allen die daar zaten te zuchten in de macht des doods. Nu de strik des doods vaneen gescheurd is, kan de dood de Here Christus nooit weer in zijn macht krijgen'. Let u er op, hoe Kohlbrugge hier een motief — de goddelijke list — overneemt dat we al in de prediking van de oud-christelijke kerk tegenkomen.

Naar de Schriften

Christus opstanding is dus het werk van Gods hand. Maar dit heilsfeit is ook naar de Schriften. In de preken over de Emmaüsgangers werkt Kohlbrugge dit laatste sterk uit, naar aanleiding van Luc. 24 : 27: n begonnen hebbende van Mozes en van al de Profeten, legde Hij hun uit in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was. Kohlbrugge maakt in het begin van deze preek de opmerking, dat hij als kind al gedacht had: at had ik graag bij dit onderwijs van de Here Jezus willen zijn.

Een opmerking die te meer betekenis krijgt, als we bedenken dat het woord van zijn vader: 'Verstaat gij de vijf boeken van Mozes, dan verstaat gij de ganse Heilige Schrift' zijn leven lang diepe indruk op hem gemaakt heeft.

Wij raken hier aan een belangrijk facet van Kohlbrugge's theologisch denken nl. zijn waardering van het Oude Testament. Kohlbrugge-kenners wijzen erop dat Kohlbrugge niet het Oude Testament vanuit het Nieuwe benadert, maar veeleer de omgekeerde weg bewandelt. Zijn diepe eerbied voor het O. Testament is typisch Calvijns, typisch Gereformeerd. Immers, terwijl Lutheranen altijd weer de neiging hebben Oude Testament en Nieuwe Testament als Wet en Evangelie tegenover elkaar te stellen en het Oude Testament vergeleken met het Nieuwe Testament secundair te achten heeft Kohlbrugge aandacht gevraagd voor de blijvende betekenis van het Oude Testament. Kohlbrugge geeft in zijn preken en verhandelingen een christologische exegese van het Oude Testament. Het Oude Testament verkondigt Christus. Hij is de eigenlijke boodschap van het O. T. Dat heeft Kohlbrugge verdedigd ook al heeft hij er zich de hoon van de toenmalige wetenschappelijke wereld mee op de hals gehaald.

Wij leren Christus kennen uit de boeken van Mozes en de Profeten. Terloops wijs ik erop dat dit wel iets totaal anders is dan de judaïserende interpretatie van de Schrift die we in onze tijd bij menigeen tot een judaïstische Messiasfiguur gemaakt wordt. Wat Kohlbrugge in zijn preken doet, kan men het best vergelijken met de handelwijzen van de apsotelen die in de synagogen uit de Schrift, d.w.z. het

o. T. verkondigen dat Jezus de Christus is.

Het heil dat aan Israël beloofd wordt is in Christus gelegen. Het is niet zo, dat we via een aftrekmethode het O. T. slechts mee laten spreken, voor zover het dingen zegt die we in het N. T. pas vinden. Nee, Mozes, de 'psalmisten en profeten verkondigen Christus. De Paaspreek over Lucas 24 is een goed voorbeeld van de wijze waarop Kohlbrugge het O. T. in zijn prediking betroken heeft. Hij zegt in deze preek o.m.: 'De Here wil de lieve discipelen in het profetisch Woord inleiden, daaruit en daarin moeten zij de ware, levende Christus leren kennen, opdat zij van Hem, als Hij zich nu persoonlijk aan hen openbaarde, juiste denkbeelden zouden hebben, en aan hun vleselijke Christus in waarheid gestorven zouden zijn'. De levende Christus is immers de Christus der Schriften. Dat zet Kohlbrugge bladzijden achter elkaar uiteen. Lees de hele Schrift door, overal zult gij het vinden: Christus moest lijden en alzo tot zijn heerlijkheid ingaan'. En zo vervolgt de Elbeifelder prediker, moet ons hart niet branden als het uit de lieve profeten de stem van de Bruidegom verneemt?

Schuldig ongeloof

In dat verband is er nog een aspect dat we in deze preken tegenkomen, nl. de wijze waarop de pastor en prediker het schuldig ongeloof van Gods gemeente aanwijst. Ik denk aan de levendige schildering van de gang der jongeren naar het graf in de preek over Johannes 20. Het loflied op de genade heeft een donkere ondertoon nl. de ondertoon van zonde, ongeloof, schuld. Christus' discipelen worden naar waarheid afgeschilderd, zegt Kohlbrugge, opdat we zouden weten en verstaan welk een volk Hij zich ten eigendom heeft gekocht, en hoedanigen zij zijn, wier Hij zich niet schaamt'. En waar echt leven uit God is, zo houdt hij ons voor, zullen we bij de lezing van het Paasevangelie de toepassing op onszelf maken: elijk Maria Magdalena, Petrus en Johannes aan het graf deden alzo doe ik ook... Zulk een bekentenis is de eerste stap om Jezus te vinden, ja om door de Here gevonden te zijn. Schuldig ongeloof... omdat zij de Schriften niet verstonden. Scherp en radicaal zegt Kohlbrugge ons hoe ernstig in Gods oog de zonde van het ongeloof is. 'De Here Jezus zet als een goede dokter het mes erin aan de wortel van de kwaal, opdat de mens zijn zonde, waaraan hij in het geheel niet denkt, en die hij volstrekt voor geen dodelijke wond houdt opengelegd zij'. Maar dit alles beoogt de genezing. Daarom — in een typisch Kohlbruggiaanse zin — het is zeer zalig om van de Here gescholden en geslagen te worden — wij komen daar geheel genezen van af. Zo heeft Kohlbrugge, worstelend met het ongeloof dat hij bij zichzelf en in de gemeente tegenkwam, zijn hoorders bewogen tot geloof. Vermanend en vertroostend. In een preek over Lucas 24 : 34 schrijft Kohlbrugge aangrijpende zinnen over het 'Hij is van Simon gezien'. Dat is immers tot troost van hen die grote en zware zonden hebben. Juist het 'waarlijk opgestaan' dient om alle ongeloof weg te nemen.

Opgewekt tot nieuw leven

De opgestane Christus is het leven van allen die in Hem geloven. Hij is ons gegeven tot rechtvaardiging en tot heiliging. Alles, ja alles hebben we in Hem. Met name de preek over Romeinen 6 geeft Kohlbrugge alle aanleiding om breed en diep de rijk­ dom van het 'met Christus gestorven en opgestaan'-zijn te verkondigen. 'Wie het waarlijk om heiliging en reiniging zijner zonde te doen is, die blijve daarbij... om alleenlijk te geloven, die zoeke zijn troost daar waar die te vinden is, te weten in de dood en opstanding van Jezus Christus.' En met Luther zegt Kohlbrugge: Wie gelooft, die heeft het... En geloven is: (Gods Woord hoger achten en voor wezenlijker houden dan al zijn twijfelingen en alles, waarmee de duivel hem toespreekt'. Wie gelooft, die heeft het. Men heeft Kohlbrugge wel eens beschuldigd van oppervlakkigheid, als zou hij te weinig ernst maken met de heiliging. Ik zou het liever om willen draaien: Wie heeft er meer ernst gemaakt met de heiliging dan juist Kohlbrugge, als hij de mens confronteert met Gods heilige en goede wet, hem opjaagt uit al zijn schuilhoeken opdat Hij Christus alleen overhoudt. 'Daarop zal men al zijn vertrouwen stellen voor alle goede werken, dat men zich enkel en alleen aan Christus houdt'. 'In de gemeenschap Zijns levens zal het ons aan geen vrucht des Geestes ontbreken.'

Kohlbrugge heeft ook als het ging over de heiliging de aangevochten gewetens willen troosten. Immers juist de aangevochtene lijdt onder zijn zonde. En, zegt Kohlbrugge, daartoe diene deze prediking, dat hij maar op Christus blijve zien .. . Maakt dat geen zorgeloze christenen? Bij Kohlbrugge bepaald niet. In diezelfde preek vinden we immers een scherpe waarschuwing aan het adres van de 'mondchristen', 'die onder het masker des geloofs en het 'daarvoor houden' allerlei onrecht als water indrinkt.' Dezulken geldt de troost van het Evangelie niet. Want die troost geldt alleen degenen die voor Gods Woord beven en wegzinken.

Priesterlijke prediking

Ik kom tot een afronding. En dan denk ik aan een opmerking van dr. J. J. Buskes die in het verzamelwerk Wegen der prediking in navolging van Miskotte spreekt van het priesterlijk karakter van de prediking. Buskes wijst erop hoe een kwasiprofetische prediking wettisch, hard en koud is. In de prediking mogen we de aangevochtenen troosten met het uitzicht op Christus werk. Een profetische predi­ king is bijbels, maar het profetische moet het priesterlijke in zich dragen, opdat pastoraal en in die zin onderscheidend gepreekt wordt. In dit verband noemt Buskes ook Kohlbrugge als een van hen die priesterlijk gepreekt hebben. Ik meen dat dat juist is. Juist de Paaspreken geven daar overvloedig getuigenis van. Beter dan een lang betoog kunnen enkele kenmerkende citaten weergeven wat we bedoelen: ''

Mocht Hij ook aan mij verschijnen!' mag deze of gene denken ... Hoe wil Hij zich openbaren? In Zijn Woord, door Zijn Geest, in de middelen die Hij daartoe verordend heeft. Grijpt die in de gelove aan, trots alle tegenspraak van de zijde van het vlees en van de duivel...'

En Hij die ons eerst heeft liefgehad - daarom hebben wij Hem lief - is groter, is machtiger in liefde, in genade, in trouw, dan zijn discipelen groot en machtig zijn in zonden, in ongeloof en ontrouw.' En naar aanleiding van de verschijning aan Maria Magdalena zegt Kohlbrugge: En waarom is Hij dan eerst aan haar verschenen ? Wanneer gij waarlijk de ellendigste van allen zijt... de voornaamste der zondaren, zo kunt gij troost eruit putten om op het woord van Christus te blijven staan: Mijn meest bijzondere vrienden kunnen wachten totdat Ik eerst de meest ellendigen en de armsten zal hebben geholpen'.

Dat is de wonderlijke voorrangsregel die Christus op Pasen toepast. Wonderlijk, want bepaald door de genade. Die genade licht ook op in de naam waarmee Christus zijn jongeren aanduidt: broeders. Kohlbrugge zegt ervan: 'Dit woord is machtiger dan de ganse hel, dan het beschuldigend geweten, dan alle zonden. Al het 'onze' neemt de Here Jezus op zich, al het Zijne heeft Hij aan ons gegeven...' 'Hebt gij zonde, die zal de Mijne zijn, en Mijn gerechtigheid zal de Uwe zijn! Hebt gij vrees of angst die zal de Mijne zijn en Mijn vreugde zal de Uwe zijn ... ! Overvalt u zonde of dood. Ik zal voor u de strijd opnemen en Mijn opstanding zal de uwe zijn. Ik uw leven'.

Zo heeft Kohlbrugge profetisch en priesterlijk Christus verkondigd en de kracht van Zijn opstanding. Actuele prediking - ook voor 1974.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De Paasprediking van  Kohlbrugge

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's