Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De moderne theologen  en de psalmisten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De moderne theologen en de psalmisten

Het atheïsme van prof. Sperna Weiland

9 minuten leestijd

Waar is God? God is er niet, zegt de moderne theoloog. En als Hij er misschien toch nog is, dan is Hij niet boven-werelds, maar in deze wereld, daar alléén, in het doen en laten van mensen. Daarom is geloven alleen maar handelen.
We hebben dezer dagen nog eens op verbijsterende wijze kunnen vernemen hoe de moderne theologie, in haar ijver om wat men noemt verouderde godsbeelden, voorbije godsvoorstellingen op te ruimen, geen God meer overhoudt. Prof. dr. J. Sperna Weiland, in Nederland dé vertegenwoordiger van de moderne theologie, zei op de hervormde predikantenvergadering: 'Als men mij vraagt, of ik geloof in God, dan moet ik antwoorden: soms, even.' Welwillende exegeten zullen deze uitlating wel willen typeren als de hoogste religieuze expressie, als de vertwijfeling van de psalmist, wanneer hij in vragen uitbrak over Gods doen en laten. Maar elke zin moet gelezen worden in zijn verband. Zo ook de woorden van prof. Sperna Weiland. Hij zei: 'In onze tijd zijn bepaalde vormen van geloven onmogelijk geworden, bijvoorbeeld die van een persoonlijk in ons leven ingrijpende God, die de wereld bestuurt. Vroeger, in een open wereld, kon zo'n geloof nog wel bestaan, maar nu niet meer. Er is geen ingrijpen Gods in deze wereld, er gebeuren geen wonderen.' Wel spreekt God door Zijn Zoon: Jezus van Nazareth. Maar we moeten afzien van een toekomst waar 'alles weer terechtkomt'. We moeten rekening houden met de mogelijkheid van alles of niets, waardoor het van ons handelen afhangt of er toekomst is of niet.
En bidden dan? Bidden is geen vragen of God tussenbeide wil komen, maar een zich in de stilte begeven, weg van de mensen en de wereld, alleen zijn met de zon, zand en stenen, in eenvoud samen met God 'wie dat ook moge zijn'. Men behoeft in het gebed niets te zeggen, zich ook niet af te vragen of er iemand is, die hoort. Je gebed wordt verhoord: je weet zelf weer welke richting je uit wilt gaan.

Atheïstische theologie
Wat moeten we zeggen op al deze uitspraken van een theoloog onzer kerk, van iemand die versierd is met de naam godgeleerde? Moeten we hier gaan polemiseren? Het kan, maar de karavaan trekt verder. Moeten we zeggen, daaraan moet de kerk iets doen? Dat móét, want prof. Sperna Weiland heeft zich met zijn uitspraken duidelijk buiten de kerk geplaatst, maar dit is slechts één stem uit een groter koor van 'atheïstische theologen'.
Men kan de vraag stellen waarom de hervormde predikanten nog eens met deze theologie moesten worden geconfronteerd. Hebben we er al niet genóég over gehoord de laatste jaren? Hebben we deze theologie uit de publikaties van Sperna Weiland nog niet voldoende leren kennen? Waarom moest deze theologie nog eens te paard worden gezet?
Men kan zich óók afvragen waarom niet een aantal aanwezigen eenparig hebben uitgeroepen: In Gods Naam, neen het! Moeten we dan God gaan verdedigen voor de rechtbank van allen, die zich eerst hun eigen God hebben gemaakt en dan afrekenen met Hem die woont in het Hoge en Verhevene? . . . Die in de hemel woont zal lachen!

Nochtans!
We willen slechts zeggen, dat het van God bekeerde en geleerde leven weet, dat zulke godgeleerde uitspraken leugens zijn. Maar dan past hier ook geen discussie, wel getuigenis. In God geloven is een zaak van leven en dood. Toen ik Hem zag viel ik als dood aan Zijn voeten. Ik kan mij voorstellen, dat de moderne mens het niet meer geloven kan. Dan kunnen we alleen maar zeggen: nochtans!
Ik kan me indenken dat de moderne mens, die leed en onrecht, ontreddering en nood ziet - waarbij hij intussen de menselijke schuld vergeet - zegt: is er dan wel een God? En we kunnen slechts antwoorden: God is getrouw en waarachtig! Als men ons tegenwerpt, dat het te dwaas is om te geloven, dat er een God is, die de wereld leidt en bestuurt en ook in ons persoonlijk leven ingrijpt en leidt, dan kunnen we alleen maar zeggen: wij zijn zulke dwazen, die geloven in de Onzienlijke.
Het is de dwaasheid gekroond, jawel, maar dan gekróónd. De dwaasheid van God, die mens werd, is de ergernis van het kruis. Daar hing de gekroonde dwaasheid, de Man met de doornenkroon, die nu gekroond is met eer en heerlijkheid aan de rechterhand van Zijn Vader. Het is de dwaasheid van het kruis, dat een praalwagen werd (Calvijn), waaraan de machten werden meegesleept als verslagenen, zodat de toekomst niet onzeker is. Hij zal overwinnen omdat Hij overwon. Het is niet alles óf niets, het is alles!
Als moderne mensen dat niet kunnen geloven dan gaan we niet polemiseren, maar zeggen we slechts: wij geloven het wél. Als moderne theologen als Sperna Weiland dat niet meer kunnen geloven dan huiveren we. Is er dan nooit de ontmoeting geweest met Hem, die leeft en op aarde vonnis geeft? Als het waar is wat Sperna Weiland zei, dan is Pasen een leugen en het kerkhof de waarheid. Als het waar is wat Sperna Weiland zei, dan zijn verloren allen die in Christus ontslapen zijn en dan zijn wij nog in onze zonde; dan gapen afgronden van uitzichtloosheid en radeloosheid ons tegen. Dan hebben al die godvruchtigen, die de eeuwen door Gods nabijheid hebben ervaren en Gods verborgen omgang hebben gekend tevergeefs geloofd. Maar dwars tegen de moderne theologie in zeggen we toch, dat de sprake van de levende God met onuitwisbaar schrift wordt ingegrift in de harten. Het 'spréék Heere Uw knecht hoort' is waarachtig geen verouderde voorstelling van zaken. God leeft en we horen Zijn stem. En we zullen Hem zien zoals Hij is. Als men eens mijn kale schedel vindt, zei Kohlbrugge, dan zal ik zeggen: ik heb geen ogen, nochtans zie ik Hem, ik heb geen lippen, nochtans kus ik Hem, ik heb geen tong, nochtans prijs ik Hem. Hij leeft en wij zullen leven!

Klacht en hubris
Maar de psalmisten dan? Hebben die niet aan het Godsbestaan getwijfeld? Ze hebben aan zichzelf getwijfeld, ze hebben vaak de hemel bestormd met hun klachten en vragen: 'waarom verbergt Gij u?', 'waarom staat Gij van verre?', 'waarom zouden mijn vijanden zeggen: hij heeft geen heil bij God?', 'verberg U niet voor mijn smeking', 'vergeet niet het geroep van Uw wederpartijders'.
De psalmisten hebben uit hun Godsgemis vaak de hemel bestormd. Maar ze wisten één ding zeker: Hij is er en Hij hoort! Ze waren overreed en zijn overreed geworden. Ze wisten dat God een God was die verloste. En daarom was er, als Zijn nabijheid niet ervaren werd, de aanhoudende vraag of de hemel scheuren mocht en God weer neerkomen zou. En zo kijkt men in de psalmen de heiligen van alle tijden in het hart. De klacht van de psalmisten is de klacht van de kerk aller tijden. Maar het wéten van de psalmisten, het weten van Gods zijn en horen, van Zijn verlossing is ook het wéten van de kerk van alle tijden. Geen twijfel aan Gods bestaan, wel aan Zijn gunst. Mijn steenrots waarom vergeet Gij mij? (Ps. 42: 10). Maar toch: Hij is de menigvuldige verlossing van mijn Aangezicht en mijn God (vs. 11). En zo wisselen klacht en jubel, aanvechting en verrukking elkaar af.
Maar waarom zou ik nog meer uit de psalmen citeren? Prof. Sperna Weiland kent ze ook. En toch zegt hij als modern theoloog wat hij zegt. Maar is het dan niet eerlijker om dat buiten de kerk te zeggen en niet onder de naam theoloog? Krijgt zo de wereld, die kreunt aan alle kanten en door een godsverduistering heengaat, geen stenen voor brood? Wie zal de wereld nog over God vertellen als de kerk het niet meer doet, niet meer in Zijn bestaan gelooft? Wat mag het houvast nog zijn dat het nieuwe 'atheïstische christendom' — innerlijke tegenstrijdigheid! — nog geven kan? We hebben dan geen ander houvast dan onszelf, geen ander geloof dan ons handelen.
Maar hier staat dan ook de hubris, de overmoed van de moderne theologie tegenover de ootmoed van de psalmisten. Hier zegt het leem tegen de Pottenbakker: wie zijt Gij, of liever: Gij zijt er niet! Maar de kerk des Heeren, die ver vertoeft van deze theologie, weet: Gij zijt onze Maker en wij zijn het werk Uwer handen. De kerk des Heeren weet, dat wij eenmaal staan voor de rechterstoel van God. En dan is niet de vraag hoe wij theologisch over God hebben gedacht, maar of wij Hem kennen als een verzoend God in het Aangezicht van Jezus Christus. Zo niet dan geldt: weg van Mij, Ik ken u niet! Of we nu theoloog zijn of een eenvoudig gemeentelid, dat is de realiteit van het Godsbestaan. En daarom daagde Calvijn telkens weer de gemeente voor het gericht Gods. Daarvan zijn zijn preken en verhandelingen vol. Het gericht van de levende God omspant zijn hele werk. Zó was hij theoloog, godgeleerde, geleerd door Woord en Geest, daardoor overmand en zo in dienst genomen, al zijn gedachten gevangen gevend onder de gehoorzaamheid aan Christus. Dat is kenmerkend voor reformatorische theologie.

Dodelijkst tijdsgewricht
We gaan als kerk en wereld door een dodelijkst tijdsgewricht heen. Als we daaraan niet met hart en ziel lijden hebben we nog ten bloede toe niet tegengestaan, strijdend tegen de zonde van de huidige secularisatie. Hier past geen vrijblijvendheid, hier past geen wetenschappelijke discussie, geen aarzeling en geen genuanceerdheid. Hier wordt enerzijds van ons gevraagd recht en weldadigheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met onze God. En dan ook ons distantiëren van de heerbaan waar deze theologie, die godloos is, voorttrekt. We hebben geen boodschap aan wat die theologie zegt, wel hebben we er een boodschap vóór.
We zullen God niet verdedigen. Wel van Hem getuigen, die we van aangezicht tot Aangezicht kennen en die onze ziel redde. Wel van Hem getuigen, wiens oordeel we hier al kennen, in het vonnis over ons schuldige van God vervreemde leven én in de vrijspraak door Hem, die leeft nadat Hij gestorven was.
Er is een theologie die met God geen raad meer weet. Er is ook een volk dat het geklank kent en met deze theologie geen raad weet. Als we zien op wat voor ogen is, vergaat ons het geloof. Maar ziende op de Overste Leidsman en Voleinder van het geloof ervaren we dat het geloof de hand is, waarmee we de gaven van de levende God mogen ontvangen.
Het is ongelofelijk maar toch te geloven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De moderne theologen  en de psalmisten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's