Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarom nog gereformeerd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarom nog gereformeerd?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gereformeerde leven gaat in onze tijd door de crisis heen. Van buiten wordt het aangevallen. Van binnenuit wordt het bedreigd. Er worden bressen geslagen in het gereformeerd kerkelijk leven. Het gereformeerde moet opgaan in, in ieder geval ondergeschikt worden aan het algemeen christelijke. In deze situatie schreef onze hoogleraar prof. dr. C. Graafland een boekje, onder de titel Waarom nog gereformeerd ? *) In dat woordje 'nog' zou iets gelatens kunnen zitten, zo in de trant van: we zijn het nu nóg wel, maar hoe lang nog ? Maar wie het boek ter hand neemt zal bemerken dat dit woordje 'nog' geen geldten woord is maar een geladen woord. Waarom toch, tegen alles in, dwars tegen de huidige trend in het kerkelijk, geestelijk en theologisch denken in, waarom ondanks dit alles nóg steeds gereformeerd ? Dat woord 'nog' in de titel komt geladen over, omdat de schrijver eerst daar gaat staan, waar de tegenstanders staan: 'Is gereformeerd zijn niet een overbodige luxe in een tijd, waarin wij als christenen elkaar zo hard nodig hebben ? '; wordt het gereformeerd belijden zelf niet bepaald 'door denk-en'leefvormen, die tot een voorbijgegane tijd behoren en dus verouderd zijn ? '; liggen de moeiten van nu niet heel anders dan ten tijde van Luther, die het moeilijk had met God, omdat hij Hem zag als de toornende heilige God van het gericht, terwijl de mens van nu meer moeite heeft met de vraag of God wel bestaat ? ; en ligt de bevrijding van die moeite nu dan ook niet anders dan ten tijde van Luther ? ; moet nu niet veel meer centraal staan de vraag naar de zin van het leven dan de vraag van de rechtvaardiging door het geloof ? ; en als men dan toch nog gereformeerd wil zijn, moet dat dan nog wel zo dat men het houdt bij het klassieke belijden, want het gaat er toch om dat we telkens weer gereformeerd worden en dat moet toch gebeuren in open wisselwerking met de tijd waarin we staan ?

Waar het om gaat

Na al deze vragen, waarmee in feite de bressen, die thans geslagen worden, worden opgespoord, geeft prof. Graafland een diepgaande verhandeling van de vraag waarom het dan ten diepste in het gereformeerd belijden gaat. Hij doet dat juist tegen de achtergrond van de huidige ontwikkelingen.

Tegenover het huidige denken, waarin de mens autonoom is, waarin wat de mens denkt en doet centraal staat, staat het klassiek reformatorisch belijden, waarin God centraal staat. Ons behoud vindt alleen in God zijn grond. Door de bekering, die een onderwerping aan het Woord Gods betekende, is Calvijn een reformator geworden, zegt dr. Graafland. En zó, vanuit de onderwerping aan God, stond ook Luther, met wat het hart van zijn geloof uitmaakte, radicaal tegenover de humanist Erasmus.

In de Reformatie stonden het theonome denken (Gód heeft het voor het zeggen) en het autonome denken, het humanistische denken waarin de mens met zijn daden centraal staat, tegenover elkaar. En zo keerden Luther en Calvijn terug tot een oorspronkelijk bijbels geloven. Het gaat om het zich onderwerpen aan het spreken Gods in en door Zijn Woord en Geest. De Schrift is bron van het geloof en norm voor het geloof.

Sterke nadruk legt dr. Graafland dan in verband met de Schrift op het getuigenis van de Heilige Geest in de harten (art, 5N.G.B.).

De Schrift brengt haar eigen gezag mee, doordat de Geest haar van kracht doet zijn in de harten. Dat bepaalt ook de wijze, waarop we met de resultaten van de bijbelwetenschap omgaan. Bijbelwetenschap mag dienen tot kennisvermeerdering, maar niet tot Schriftkritiek. Het is opvallend en veelzeggend, dat het historisch-kritisch bijbelonderzoek een hoge vlucht is gaan nemen in de tijd, waarin het autonome denken, het denken van de mens uit, zo'n hoge vlucht nam. Ook bij het bijbelonderzoek zullen we theonoom, van God uit moeten denken. Rake opmerkingen maakt dr. Graafland in dit verband, b.v. als hij zegt dat het in feite wel eens onze eigen tijdgebondenheid zou kunnen zijn, die ons over de tijdgebondenheid van de Schrift doet spreken; of ook dat het al te zeer de menselijke factor van de Schrift op de voorgrond stellen, het goddelijk karakter van de Schrift in het gedrang brengt, zodat b.v. niet zozeer een rol speelt wat God door de mond van Paulus heeft gezegd als wel wat Paulus zélf heeft gezegd. En dan is het geen grote stap meer om het met Paulus niet (meer) eens te zijn. Maar, zegt Graafland, het is klassiek reformatorisch, ook voor onze tijd geldend, dat door de Geest de Schrift zich doet gelden als Gods Woord.

Hij zegt dan: 'We raken hier aan het geheimenis van de verbinding van Woord en Geest. De Geest doet het Woord van kracht zijn in ons leven, zodat Calvijn kan schrijven, dat wij gevoelen, dat daarin de niet aan twijfel onderhevige kracht Gods leeft en ademt, waardoor wij, wel met ons weten en willen, maar in ieder geval levendiger en krachtiger dan men van het menselijk willen en weten zou verwachten, getrokken en aangevuurd worden. Het doet een besef ontstaan, dat slechts uit hemelse openbaring geboren kan worden. In dit verband zouden wij dit getuigenis van de Geest van bevindelijke aard kunnen noemen. Aan de ene kant is het voluit Schriftgetuigenis. Geen eigen, apart getuigenis. Aan de andere kant is het een bevindelijk ervaren van de goddelijke kracht van het Woord. Daarin vindt het verstand, schrijft Calvijn, een meer onbekommerde en standvastige rust clan in enige redenering. En Calvijn voegt er dan nog aan toe: Ik zeg niets anders dan wat ieder gelovige bij zichzelf waarneemt. Calvijn sluit zich hier dus aan bij de geloofservaring van Gods kerk van alle

eeuwen. Deze ervaring met het Woord Gods is niet gebonden aan een bepaalde tijd of cultuur. Ze is er en blijft er door alle eeuwen heen, tot op vandaag toe. En deze bevindelijke ervaring van de kracht van Gods Woord vindt zijn weerslag niet alleen in het persoonlijk geloof, maar ook in de gemeente, die vergaderd is en wordt door het gepredikte Woord. Juist in de prediking vindt deze door de Geest gewerkte ervaring met het Woord van God haar meest indringende gestalte. Het geheim van de prediking, die voortkomt uit het gehoorzaam luisteren naar de Schrift, is het geheim^ van de verbinding van Woord en Geest.'

Het Rijk Gods

Een hoofdstuk, dat mij in dit boek, vanwege zijn fundamentele confrontatie met de eigentijdse ontwikkelingen, zeer aangesproken heeft, is het hoofdstuk over het Rijk Gods. Augustinus en de Reformatie dachten vanuit de kerk en niet vanuit het Rijk Gods. 'De Kerk is de realisering van het Rijk in deze wereld en het Rijk is de Kerk in haar volmaakt toekomstig eschatologische gestalte', zo stelde de Reformatie. Niet alzo de latere theologie. Daar wordt het zwaartepunt niet gelegd in de kerk, maar in het Rijk van God. En dan schetst Graafland de ontwikkeling die hier ligt.

Bij Barth wordt de kerk ondergeschikt aan het Rijk. Bij Noordmans is het zo, dat de ruimte van het heil van het Koninkrijk Gods groter is dan die van de kerk(elijke) verkondiging. 'De eigen ruimte van het Koninkrijk is de publieke weg, de straat. De straat van het Koninkrijk Gods is tegelijk de straat van de wereld.' En dan wordt het zo, dat Lazarus niet als zondaar zalig wordt maar als bedelaar. 'Zijn armoede en ellende brengen hem in de hemel. Zijn armoede neemt de plaats in van schuld.' En dan zien we in onze tijd hoe deze visies zich radicaliseren in de politieke theologie. Het geloof wordt uitsluitend bevrijdend handelen (Spema Weiland). Het voltrekt zich in de wereld. Daar krijgt het heil gestalte.

Particuliere genade

Maar deze hele geseculariseerde theologie is in aanzet al begonnen in de ontwikkeling van de theologie sinds Barth. Die theologie heeft intussen voor de kerk geen opleving gebracht. De verkiezing Gods is in het hart getroffen. Het heil is veralgemeniseerd. Het geloof is niet meer (mede)bepalend voor het behoud. De mens als zodanig is verkoren in Christus. Maar het toepassend werk van de Heilige Geest doet er niet meer toe. Maar dan zegt Graafland: .. .dit toepassend werk heeft immers alles met het persoonlijk geloof en de persoonlijke levensvernieuwing, dus met de particulariteit van Gods genade te maken ? Dat zijn elementen, die in de klassiek-reformatorische traditie hun volwaardige plaats hebben gekregen, maar die in Barths conceptie niet meer voluit konden functioneren. Dit heeft, zoals wij boven reeds opmerkten, niet alleen een veralgemenisering van de prediking gegeven, maar ook een geestelijke verschraling van het geloofsleven van de christelijke gemeente. Het toepassend werk van de Geest creëert gestalten van het heil, waarbij het hart des mensen is betrokken. Deze door de Geest bearbeide mens krijgt kennis van God en van zichzelf. Dat is een bevindelijke kennis. Het is een kennen, dat gevoed wordt door de persoonlijke verborgen omgang met God. Het is het kennen van God in Jezus Christus, met wie wij door de Heilige Geest in ontmoeting worden gebracht. De Geest brengt ons met Christus in aanraking. Hij doet Hem ons zien en ontdekken als de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh. 14 : 6). De Geest geeft ons de vrijmoedigheid des geloofs om Christus als onze persoonlijke Heiland aan te nemen. De Geest geeft ons de zekerheid van de vergeving der zonden in Christus' gerechtigheid. En de Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn. Het is de Geest, waarmee wij verzegeld worden, en die als de Geest der aanneming tot kinderen ons doet roepen: bba, Vader (Rom. 8:15).

Deze wereld van de geestelijke Godservaring, die in de reformatorische prediking zo helder en krachtig doorklonk, is in de door de barthiaanse theologie beïnvloede prediking weggevallen. Dat is een ernstig hiaat, dat slechts kunstmatig kan worden opgevuld met zg. maatschappelijke en politieke acties.'

Voor de religie van deze belijdenis moeten we ons telkens weer openstellen en er stem aan geven, ook in onze tijd. Het Koninkrijk Gods bestaat in vrede en blijdschap door de Heilige Geest. De gaven van het Rijk zijn in de gemeente aanwezig omdat daar de vruchten van de Geest worden gevonden (Gal. 5 : 22).

De rechtvaardiging

In de leer, die naar de Schriften is, grijpen alle dingen in elkaar. Wanneer het heil universeel — alomvattend — wordt gemaakt dan valt ook weg de rechtvaardiging van de goddeloze, waarin wij als totaal verlorenen door Gods genade in Jezus Christus behouden worden. Op deze zaak gaat dr. Graafland in zijn boekje eveneens diep in. Het betreft het geloofsartikel waarmee de kerk staat of valt. God rechtvaardigt de mens, ondanks hem zelf en in geen enkel opzicht dankzij hem zelf. En 'om het heil des Heeren te kennen en te ervaren, om bij dit heil betrok­ ken te zijn in rechtvaardiging en heiliging is openbaring nodig, zowel objectief in en door het Woord als ook subjectief in de mens door de Heilige Geest.'

Behalve om de rechtvaardiging gaat het dan ook om de heiliging ook in de bredere verbanden van de samenleving, maar dan ook zo dat ook die heiliging in Christus verankerd is, vanuit het heil, dat door Hem verworven is.

Actueel » •

We mogen prof. Graafland dankbaar zijn voor deze duidelijke en diepgravende studie. De actualiteit van het gereformeerd belijden blijkt uit dit boek overduidelijk. Een vaste lijn, die daarbij door dit boek loopt is, dat de gereformeerde theologie denkt van God uit, vanuit diens openbaring, maar dan ook trinitarisch, vanuit het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Bij datgene wat Christus verworven heeft, moet ook evenveel accent hebben wat de Heilige Geest doet. De Heilige Geest neemt het uit Christus en verkondigt het ons. Zonder het werk van de Heilige Geest verschraalt en verdort het leven in kerk en gemeente. En is het juist niet het manco van de Heilige Geest, die veler theologie zo pover en veler prediking zo arm maakt ? Men komt óf tot een heilsuniversalisme, waarin een ieder in Christus behouden is en het particuliere van het heil ontbreekt, of men komt tot een verbondsoptimisme, waarin ook het toepassende werk van de Geest ontbreekt. Graafland laat in dit boek duidelijk zien, dat de reformatorische theologie trinitarisch van aard is. De prediking die ernst maakt met het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is ons vanuit de herontdekking van het Woord door de Reformatie gegeven. Zo spreekt zij de mens van alle tijden aan. Daarin is ze voor alle tijden actueel. Daarom zijn we nóg gereformeerd, niet terwijl het ook wel anders zou kunnen, maar omdat het anders niet mag, om God en de mens niet.

Wie het boek van prof. Graafland leest wordt meegenomen naar de bron, en naar het hart van de Reformatie, en zal ontdekken dat de boodschap van de Reformatie niet actueel gemaakt behoeft te worden, maar actueel is.


*) Dr. C. Graafland: Waarom nog gereformeerd? Uitgave J.H. Kok B.V., Kampen; 101 pagina's; f9, 50.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Waarom nog gereformeerd?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's