Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk in de crisis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk in de crisis

De discussies op de Gereformeerde Synode

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben de laatste tijd nogal eens iets geschreven over de Gereformeerde Kerken ten aanzien van de discussies over het belijden, die daar worden gevoerd. Als we dat in kritische zin deden gebeurde dat niet omdat we in eigen tuintje niets te wieden hadden maar omdat het ons ter harte gaat, dat het gereformeerde leven in een kerk, waarin de belijdenis altijd zo hoog genoteerd heeft gestaan, thans op geduchte wijze wordt bedreigd. In de strijd om de belijdenis, die in deze kerken wordt gevoerd, willen we staan naast diegenen die het voor de reformatorische belijdenis opnemen, en beseffen we dat, hoe verdeeld de kerk ook is, we samen deel uitmaken van de kerk die des Heeren is en dat we in de crisis van dit moment staan voor de vraag hoe de kerk in ons land er in de toekomst uit zal zien, met name als het gaat om haar gereformeerd karakter.

Prof. Runia over de theologie van prof. Kuitert

Mij trof nu dezer dagen een artikel van prof. dr. K. Runia in het Centraal Weekblad, waarin hij het laatste boek van prof. Kuitert bespreekt getiteld Zonder geloof vaart niemand wel. Nadat hij opgemerkt heeft dat het een knap boek is, een boek waar veel denkwerk achter zit, en dat Kuitert één van de belangrijkste theologen, niet alleen binnen de Geref. Kerken maar ook daarbuiten is, zegt hij: 'wel moet ik er dan onmiddellijk bij zeggen, dat ik het boek met klimmende ontsteltenis heb gelezen. M. i. laat dit boek duidelijk zien dat Kuitert zich langzamerhand helemaal heeft losgemaakt van de gereformeerde traditie en is overgegaan op het spoor van het vrijzinnige denken.'

Dat is duidelijke taal. Het zal prof. Runia ongetwijfeld pijn doen dit te moeten zeggen van een theoloog, van een leidinggevend theoloog in de kerk waartoe hij behoort en die hem ongetwijfeld lief is. Wij kennen zulke situaties in eigen kerk en weten van de pijn, van het lijden aan de kerk, wanneer de grenzen van de kerk worden overschreden met leringen, die niet aan de Schrift zijn ontleend, maar daarmee integendeel op gespannen voet staan.

Een en ander maal heeft professor Runia in het Centraal Weekblad een pleidooi gevoerd voor het blijven bij de confessie en daarbij steeds gesteld, dat de Gereformeerde Kerken in tegenstelling tot de Hervormde Kerk tot hiertoe aan theologieën, die van de leer afwijken nimmer vrij baan heeft gegeven en ook ten aanzien van de theologie van Kuitert en Wiersinga bepaald wel beslissingen zou nemen, waarbij geweerd wordt wat met het belijden in strijd is. Intussen moeten we echter constateren dat dit niet gebeurt.

De zaak Wiersinga

Dezer dagen heeft nu op de Gereformeerde synode de zaak Wiersinga gediend. Waarom gaat het in deze zaak? Ik citeer hier uitvoerig een artikel in het Centraal Weekblad van 8 juni 1.1., omdat daarin de kern duidelijk wordt weergegeven:

In zijn proefschrift 'De verzoening in de theologische discussie' — en in 'Verzoening als verandering', de populaire versie van de dissertatie — wees dr. Wiersinga bepaalde uitspraken over de verzoening in verscheidene gereformeerde belijdenisgeschriften af. Hij kon zich niet vinden in uitdrukkingen als 'het voldoen en dragen van de straf der zonde door Christus' bitter lijden en sterven', 'het leggen door God van onze zonden op Christus', 'het stillen van de toorn Gods met volle genoegdoening' en 'het lijden tot vergeving van de zonden' (N.G.B. art. 20-21). Andere bezwaren gelden de Heidelbergse Catechismus (vragen en antw. 11, 12, 13, 14, 16, 17, 56 en 60) en de gehele uiteenzetting van de leer dat aan de gerechtigheid Gods genoeg geschieden moet, zoals beschreven in de Dordtse Leerregels II, 1-4. Dr. Wiersinga tekent er echter bij aan dat zijn bezinning op de leer der verzoening nog voortduurt.

Inmiddels heeft hij de door hem oorspronkelijk gebruikte term: 'alternatieve verzoeningsleer' in een artikel in het Geref. Theologisch Tijdschrift teruggenomen. Hij wil namelijk de hele traditionele verzoeningsleer ruilen voor een andere.

Tevens bleek de studentenpredikant — tot veler verbazing — te kunnen instemmen met de boodschap inzake de verzoening die de generale synode deed uitgaan op 6 oktober 1971. Ook de synode-commissie die een eerste gesprek met Wiersinga voerde was daardoor kennelijk verrast. Aan de vorige synode werd namelijk gerapporteerd 'dat de instemming van dr. H. Wiersinga met de verklaring van 6 oktober 1971 niet op een misverstand berust. H}] handhaaft ten volle de belijdenis van de plaatsbeldedende Icracht van Christus' lijden en sterven zonder welke er ninuner een gemeente van de Heer zou zijn geweest, noch heil voor enig mens, noch perspectief voor de wereld, welke God 'alzo heeft liefgehad'. Doch Wiersinga verwerpt de juridische geconstrueerde leer van de plaatsvervanging'.

Kortom: dr. Wiersinga maakt bezwaar tegen een zijns inziens 'eenzijdige-juridische formulering van de leer der verzoening in de belijdenis' en wil daarop correcties en aanvullingen.

Het 'alternatieve' van Wiersinga's opvattingen is zijn beklemtonen van het schokeffect dat van het Kruis uitgaat. Hij legt daarop de nadruk omdat (a) de belijdenis van de verzoening door Christus helaas weing effect heeft in 't leven van de gemeente; (b) ze te veel beperkt blijft tot 'n allerindividueelste verzoening, waardoor het leven in de wereld om ons heen niet wordt aangeraakt en (c) de kerk, die de verzoening door Christus' bloed belijdt, menigmaal tenachter blijft in het verzet tegen de onverzoenlijkheid waarvan onze wereld zo vervuld is.' Wat heeft de Gereformeerde Synode nu gedaan op de laatste zitting, waar de zaak Wiersinga twee dagen lang aan de orde was? Een deputaatschap, dat in totaal 70 uren met dr. Wiersinga had gesproken kwam met een rapport, waarin geadviseerd werd geen maatregelen tegen dr. Wiersinga te nemen, gezien de gebleken gemeenschap in geloof en belijden (ondanks gebleven verschillen) maar dat verwacht mag worden van dr. Wiersinga dat hij zich in zijn prediking en pastorale zorg zal houden aan de boodschap inzake de verzoening, zoals die door de synode van Dordrecht op 6 October 1971 tot de kerken is gericht. Verder wordt gesteld dat de Gereformeerde Kerken blijven bij de belijdenis van de kerk ten aanzien van de aard van het plaatsbekledende verzoeningswerk van Christus, ook als het dragen van het gericht van God.

Een s5Tiodale commissie, die dit rapport moest beoordelen, stond slechts in minderheid achter de adviezen van het deputaatschap en sprak in meerderheid uit, dat de kerk moest uitspreken dat zij de verzoeningsleer van Wiersinga 'een ernstige verkorting acht van het evangelie, dat ons in de Heilige Schrift is geopenbaard en in het belijden van de kerk is omschreven. Deze meerderheid wenste voortgaand gesprek, terwijl intussen van dr. Wiersinga wordt gevraagd zich te houden aan het belijden van de kerk inzake de verzoening.

Tijdens de synode zitting stelde prof. Runia — evenals dr. B. Wentsel — dat hij de voorstellen van het meerderheidsrapport nog wat wilde aanscherpen. Het gaat hier maar niet om een stukje theorie maar om de prediking van de kerk. Het gaat om de vraag wat voor kerk de Gereformeerde Kerken in de toekomst zullen zijn. Aan een voortgezet gesprek met dr. Wiersinga had hij geen behoefte. Maar professor Verkuyl vroeg ruimte voor het denken van Wiersinga — toen de kerk in het verleden zweeg over het deelnemen aan Christus' verzoeningswerk heeft ook niemand om een leertuchtproces gevraagd — en ds, J. L. van Apeldoorn meende zelfs dat de

verzoening niet een sjibbolet van rechtzinnigheid mag worden. Prof. J. van den Berg meende, dat de vragen, die dr. Wiersinga stelde, uit het hart van de kerk opkwamen en waarschuwde de HeiUge Geest niet voor de voeten te lopen door de discussie dicht te slaan. En prof. Honig stelde, dat blijkens hét deputatenrapport men zich met betrekking tot dr. Wiersinga geen zorgen behoefde te maken over de vraag of hier de grenzen van de kerk werden overschreden. Prof. Plomp daarentegen vond dat als dr. Wiersinga de ruimte kreeg dit zou betekenen, dat de Gereformeerde Kerken grondig van karakter zouden veranderen.

Na al die stemmen voor en tegen is er een compromis voorstel uitgekomen waar vier leden van de Gereformeerde synode tegen stemden, terwijl prof. Verkuyl, prof. Van den Berg en prof. Meuleman zich van stemming onthielden. In dit voorstel wordt gezegd, dat een ernstig beroep moet worden gedaan op dr. Wiersinga om te luisteren naar het oordeel van de kerk en zich nauwgezet te bezinnen op de vraag of zijn theologische positiekeuze geen herziening behoeft, zulks in de verwachting dat hij in zijn ambtelijk werk dit belijden van de kerk niet zal weerspreken. De deputaten krijgen de opdracht om nog weer eens verder te praten met dr. Wiersinga.

Test case

De zaak Wiersinga is een test-case genoemd voor het karakter van de Gereformeerde Kerken. Het is uit de behandeling van deze zaak duidelijk geworden dat men er niet is uitgekomen. De Gereformeerde Kerken willen bij het belijden inzake de verzoening blijven, maar dr. Wiersinga mag doorwerken en inmiddels werd her en der uitgesproken dat er sprake is van gemeenschap met hem in geloof en beleven. Het is als in de Hervormde Kerk. We weren wat het belijden weerspreekt maar diegenen, die het belijden weerspreken, hebben alle ruimte.

Er zijn intussen dan ook uitspraken gedaan op de Gereformeerde Synode, die bijna onbegrijpelijk zijn. Ik denk met name aan wat ds. Van Apeldoorn zei, namelijk dat de verzoening niet een sjibbolet van rechtzinnigheid mag worden. We zitten toch met de verzoening in het hart van de zaak? Als Christus de straf van God over de zonde niet gedragen heeft wie heeft deze dan wèl gedragen? De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Als dit niet meer het hart van de verkondiging is, wat hebben we als kerk de mensen dan nog te zeggen? Moeten we dan niet zeggen dat we nóg in onze zonde blijven? Onbegrijpelijk, dat hier over een sjibbolet van rechtzinnigheid gesproken wordt.

We beseffen dat velen in de Gereformeerde Kerken met pijn deze ontwikkelingen gade slaan. Ik denk opnieuw aan wat prof. Runia zei: het gaat om de vraag wat de Gereformeerde Kerk in de toekomst zal zijn. Ik dacht dat bij dit alles duidelijk geworden is, dat de Gereformeerde Kerken van karakter veranderd zijn en dat het ^men op weg zijn met de Hervormde Kerk een op weg zijn is in verlegenheid over het belijden. Men kan zeggen, dat de Gereformeerde Kerken toch uitspreken aan het belijden te willen vasthouden, maar je kunt niet tegelijk ja zeggen en neen, ja zeggen tegen het belijden inzake de verzoening en tegelijk ruimte laten yoor wat dat belijden weerspreekt. En het IS met genuanceerde, gemitigeerde ver-Klaringen die zoveel mogelijk uiteenlo­ pende stemmen moeten verenigen niet te doen als het gaat om zaken waarmee het hart van de kerk is gemoeid. Als Wiersinga met zijn in feite vrijzinnige opvattingen ruimte krijgt en zoveel stemmen voor hem pleiten terwijl hij heel 'duidelijk bij zijn visie blijft, dan moeten we zeggen dat de Gereformeerde Kerken als geheel het gereformeerde spoor bepaald bijster zijn.

We zijn als Hervormde Kerk en als Gereformeerde Kerk samen in een crisis aangaande het belijden. En als in het samen op weg zijn de kreupele de blinde leidt dan kan men zich afvragen waar men uit zal komen.. In deze situatie mag er wel de verbondenheid zijn tussen allen, die onverkort aan de Heilige Schrift als openbaring van Godswege willen vasthouden en in de belijdenis van de verzoening, zoals die in onze belijdenis is neergelegd, het hart van de kerk voelen kloppen. We hebben ook stemmen, die vanuit de Gereformeerde Synode in dit opzicht geklonken hebben, herkend en voelen de nood die hier achter zit, een nood die schrijnt omdat men niet meer eenparig getuigen kan van de weg die gewezen moet worden en die gegaan moet worden in de verwarring van onze tijd. Ik geloof dat we zeggen moeten dat we als kerken in Nederland onder een oordeel van verduistering en vertwijfeling, van verwereldlijking en aardsgerichtheid doorgaan, tot in het hart van de kerk, de verkondiging toe. Wat we nodig hebben is dan ook ten diepste een verlevendiging door de Heilige Geest, die de verzoening in het mensenleven tot een levende werkelijkheid maakt tegenover God en medemens, zoals het Getuigenis stelde.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Kerk in de crisis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's