Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uw knecht zal gaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uw knecht zal gaan

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'En David zei tot Saul: Aan geen mens ontvalle het hart, om. zijnentwil. Uw knecht zal heengaan en hij zal met deze Filistijn strijden'. (1 Samuel 17 VS. 32)

David meldt zich. Hij kan zich met Goliath niet meten; bij de reus vergeleken valt hij in het niet. Maar de Heere gaat hem gebruiken tot de bevrijding van Israël, zijn moed is de moed van het geloof.

Daarom treedt hij zo fier naar voren: Aan geen mens ontvalle het hart. Niemand late de moed zinken. Daar is geen reden voor al briest en bralt deze Filistijn. Het zijn bestraffende woorden, voor Saul, en voor heel Israël. Hij laakt hun halfheid en hun lafheid, Saul zal dat zeker hebben begrepen, maar het viel bij hem niet in goede aarde, dat zal later blijken.

Wij leven in een tijd, waarin de mismoedigheid de overhand neemt. Zeker, we maken aanstalten tot de strijd en sluiten de gelederen, we stellen ons in slagorde. Strijdvaardigheid genoeg. Maar we raken niet werkelijk slaags, omdat de moed ons ontbreekt. Wij gaan de Filistijn niet te lijf, we trekken ons terug in onze verschansingen, daarom betekent de krijgshaftigheid niet zo veel. De macht van de duisternis schijnt overmacht, in kerk en volk, gemeente en gezin. Wat modern genoemd wordt, is in hoge mate heidens, onbesneden, onbesnoeid in drift en drang. Wij zijn er niet tegen opgewassen; we nouden ons stil, al voeren we 'onder ons' een groot woord.

David steekt ons een hart onder de riem.

Ik zal heengaan. Dat is roeping. We berekenen dan de kansen niet, we geven er eenvoudig gehoor aan. Waar zijn ze, die als David zich melden ? De ouderen, de jongeren. Ze zijn er, misschien meer jongeren dan ouderen. David was ook nog jong. En werden wij niet geheiligd bij de Doop, om vromelijk tegen de zonde, de duivel en zijn ganse rijk te strijden en te overwinnen ? Blust de Geest niet uit. Het gaat er niet om een vuist te maken, het gaat erom de handen te vouwen. En dan: de handen uit de mouwen. Slinger en steen! Jongens en meisjes, laat je niet te spoedig inpalmen door de propaganda die op volle toeren draait. Horen jullie dan nooit, dat God gehoond wordt, dat Zijn Woord, Zijn wet stelselmatig worden bestreden. Draai je nooit de knop om, omaat het niet aan te horen is ? Dat is toch tiet minste! Bedenkt dat Gods merkteken, tegelijk een veldteken is. noe kom ik erbij, u allen, die dit leest. bij deze geschiedenis te betrekken ? Dat was immers toen. Nu zijn er andere dingen. Maar zo, ligt het niet, als we het Woord lezen. Achter Goliath legert zich niet alleen heel de macht der Filistijnen; heel de macht van duisternis en dood doemt achter hem op. Hij is een kampvechter. Een vooruitgeschoven post in een linie, die nog altijd verdedigd wordt en van waaruit de aanvallen voortduren. Als we die macht niet tegenover ons hebben, heulen wij met de vijand. Dan is Goliath onze man, de vrijgevochten mens, die voor niemand onderdoet en God niet ontziet. Wij vereren hem, onze held. Wij volgen hem na: Wie maakt mij wat ? Eigen baas, eigen wil, eigen wens, eigen... waan.

O wee, als we deze macht tegenover ons krijgen. We onderschatten haar niet. De snoevende woorden benemen ons de moed. Net als Israël ontzetten wij ons en vrezen. De zonde daagt ons uit: Wees een man en overwin mij. Zij kent onze zwakheid, al wapenen wij ons met goede voornemens. Ze lacht ons uit: is het iedere dag niet hetzelfde, treedt de zonde niet onverminderd en onverhinderd op, zodat u het onderspit delft. De duivel pakt ons.

U kunt zich aan hem niet ontworstelen; hoe zal hem zijn vangst ontnomen worden ? Geef mij een man, maar ik ben het niet. Samen strijden ? Is er dan geen kampvechter ? Wat moet ik er nog aan toevoegen ? De macht van de dood, die het u zo benauwd kan maken. De macht van de wereld die zich breeduit en brutaalweg laat gelden. Goliath staat levensgroot voor ons, iedere morgen is het weer mis, iedere avond is het niet anders..

Goliath!

David. David wordt geruggesteund, door Zijn grote Zoon, Jezus Christus. Hij is niet de meerdere Goliath, Hij is de meerdere David. Daar is Hij ! En u vraagt verwonderd: wat bewoog Hem toch om zich in deze strijd te mengen ? Hij had er zich gevoegelijk aan kunnen onttrekken.

Hij is de kampvechter. Het Kind uit Bethlehem, Hij werpt Zijn schaduw in David vooruit: Aan geen mens ontvalle het hart om zijnentwil. Ik zal heengaan. Uw Knecht! Zie Mijn knecht, zegt de Heere. Waar komt onze voorman vandaan ? Niet uit ons midden. Wij leverden Hem niet, de Heere heeft hem gegeven, de Heere, Israels God. Hij blijkt de duivel te sterk en verplettert hem de kop. Hij neemt de zonde op zich en werpt die in de zee van vergetelheid. De wereld overwon Hij, de dood verslond hij. Hij is de sterke held, gezalfd met de Geest. Hij duldt het niet. dat de Naam des Heeren gelasterd wordt en het volk des Heeren in een hoek gedreven. Op de vraag: Geeft mij een man, blijft Hij het antwoord niet schuldig. Metterdaad stelt Hij zich als kampvechter op.

David en Goliath; Christus en satan. De vijandschap, die God zet en doorzet. Ziet Hem, allen wie het zo bang te moede is.

Ontzinkt u de moed: houdt Hem in het oog. Klampt u aan Hem vast met de blik van uw ogen, met de hoop van uw hart.

Zien wij Hem, dan daalt er een stille vrede: wij mogen niet overdrijven; het is eigenlijk niets gedaan met de macht van de duisternis. Hij schenkt ons moed en krachten. Wij putten die uitsluitend uit zijn optreden. Daar staan ze nog, de zonde, de duivel, de wereld, de dood. Hoog en groot, trots en stoer. Maar het is uit met hen, omdat Christus zegt: Ik zal heengaan.

Komt, aanschouwt de daden des Heeren.

De heilsdaden en de heldendaden. Onze macht is onmacht. Zijn macht is overmacht. Ik zal, dat is onze zege ! Wat wilt ge van mij, roemt de gemeente die Hem als haar Koning kent. Hij is het, Hij staat Zijn man. Hij heeft Zijn tienduizenden verslagen; dengene die het hoofd is over een groot land. De strijd is beslist. Wordt er nog gevochten, dan uit kracht van Zijn overwinning. Aan geen mens ontvalle het hart, ook heden niet. Hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.

Alles gaat enorme afmetingen aannemen.

Dat is kenmerkend voor deze tijd. Schaalvergroting. Het wordt in één woord: reusachtig. Wij houden ons hart vast, het ontvalt ons soms ineens. We horen de stampende voetstappen van de antichrist.

De hele wereld bewondert hem, brengt hem hulde. Goliath komt terug. Zijn ge-

stake tekent zich af tegen de avondhemel; de zon gaat bloedrood onder, de sterren tuimelen door de "ruimte. David komt terug. Zo kom Ik weder ! Wij verwachten Hem met groot verlangen. Wat zich op aarde afspeelt heeft niet onze volle aandacht. Wij zien uit naar Hem.

En ik zag de hemel geopend; en zie een wit paard en die daarop zat was genaamd: Getrouw en waarachtig en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid. En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij deze naam geschreven: Koning der koningen Heere en der Heeren. '

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uw knecht zal gaan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's