Laat ons de rustdag wijden 3
De rustdag geen doel, maar middel
De doorlopende en diepgaande discussies die in de loop der eeuwen zijn gevoerd over de betekenis van het vierde gebod geven weinig hoop dat de vraag hóe de rustdag moet worden gevierd ooit helemaal bevredigend zal worden beantwoord. Het is frappant hoe deze discussies altijd weer uitlopen op en verzanden in vragen als: 'Mag dit op zondag?' en 'Mag dat op zondag?', en in reeksen geboden en verboden van wat op zondag wél en wat niet geoorloofd is. Geen wonder dat de één scherp veroordeelt wat de ander zonder meer toelaatbaar acht. Zo zal de één aan het bekende begrip 'werken der noodzakelijkheid' een zeer ruime interpretatie geven, terwijl de ander het minste of geringste werk op zondag veroordeelt. En zo zal de één op grond van de christelijke vrijheid bepaalde vormen van ontspanning tolereren, terwijl de ander een wandeling op zondagmiddag nog een grove schending van het sabbatsgebod vindt.
Oorzaak van deze babylonische spraakverwarring ligt mijns inziens in het verkeerde uitgangspunt. Het is niet zó dat de Heere ons in de eerste plaats verbiedt te werken, maar dat Hij ons gebiedt te rusten. Hij heeft niet gewild dat we ons zeven dagen in de week zullen afsloven om rusteloos bezig te zijn met de dingen van de aarde en van de tijd. Hij legt ons het sabbatsgebod niet op als een last, die te zwaar is om te dragen, maar als een middel om ons tegen onszelf te beschermen. We moeten niet rusten, we mogen rusten.
Maar deze rust is geen doel in zichzelf. Wanneer we bijvoorbeeld op zondag geen vinger uitsteken en de hele dag doorbrengen in een luie stoel, dan hebben we misschien wel gerust, maar toch de zondag ontheiligd. Zoals we in de zomer onze vakantie niet hebben om totaal niets te doen, maar om heel iets anders te doen, zo hebben we ook de zondag niet gekregen om niets te doen, maar om met andere dingen bezig te zijn, namelijk om die dag te besteden in de dienst van God, en ons te oefenen in de verheerlijking van Zijn Naam. 'Eens een keer niet druk te zijn met eten en drinken, maar te komen en te kopen zonder geld en zonder prijs. Eens niet het land te bebouwen, maar neer te liggen in grazige weiden en te vertoeven aan zeer stille wateren' (H. G. Abma 'Christelijke Zondagsviering nu', rede jaarvergadering Geref. Bond 1966).
De dienst van God centraal
Hiervan uitgaande komen allerlei vragen naar wat wél en wat niet geoorloofd is in een ander licht en op het tweede plan te staan. Op de zondag staat niet centraal wat wij graag willen, en wat wij al of niet mogen doen, maar wat de Heere wil dat we doen zullen. En ook hier geldt: Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is'. Hij wil dat we ons leven, en inzonderheid de eerste dag van de week zullen wijden aan Zijn dienst. Daarom is de positieve uitleg van het vierde gebod in de Heidelbergse Catechismus (zondag 38) ook zo raak: 'Dat ik op de sabbat, dat is op de rustdag, tot de gemeente Gods naarstig kom om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken. God de Heere openlijk aan te roepen en de armen christelijke handreiking te doen'. Daarom is ook de opmerking, die wel eens gemaakt is, zo juist, dat Gods kinderen geen moeite hebben met de viering van de rustdag. Immers, in het geloof zoeken we niet naar mogelijkheden om het sabbatsgebod zo ruim mogelijk te interpreteren en zodoende ons vlees te strelen. Integendeel, in het geloof zoeken we 'de wereld te verzaken, onze oude natuur te doden en in een nieuw Godzalig leven te wandelen'. En dan is het heus geen kwestie hoeveel er net nog bij door kan zonder een overtreder van de Wet te zijn — dat is werk voor Farizeeën! — maar dan wordt het de vraag: 'Waar heeft de Heere recht op en hoe wordt Hij het meest verheerlijkt in mijn leven?'
Vandaar kunnen we het ook als een veeg teken beschouwen wanneer mensen die zich christenen noemen zeggen genoeg te hebben aan één kerkdienst per zondag (die dan vooral nog niet te lang mag duren) en die verder deze dag besteden voor hun plezier en voor hun genoegen. Ze geven daarmee blijk dat er in hun hart geen waarachtige liefde is voor de dienst van God en dat die dienst niet centraal staat in hun leven. De voornaamste plaats is ingeruimd voor eigen genot en vermaak, en die éne kerkdienst moet dan het symptoom zijn van hun christen-zijn, dat vooral niet in twijfel getrokken mag worden. Onze vaderen noemden dat 'God dienen als een aanhangsel'. Met andere woorden: het is geen wezenlijk bestanddeel van hun leven, het hangt er maar zo'n beetje bij ...
Noodzakelijk werk
Betekent dit alles dat we op zondag twee keer anderhalf uur in de kerk moeten zitten en voor de rest van de dag in de Bijbel of in andere goede boeken moeten lezen? In het licht van het bovenstaande kan zo'n vraag eigenlijk al niet meer worden gesteld. De Heere wil dat we de rustdag zullen heiligen, d.w.z. afzonderen voor Zijn dienst, en dan alles nalaten wat met het karakter van die dag in strijd is, maar ook alles doen waardoor Zijn eer wordt bevorderd.
De zondag is verder ook een dag bij uitstek voor het gezin. Vooral in deze tijd, waarin de gezinsleden elkaar zo weinig ontmoeten en vaak langs elkaar heen leven, mogen we wel extra zuinig zijn op die dag. Er ligt al zo'n zegen in de gezamenlijke kerkgang en in het samen spreken over het gehoorde Woord. Maar er ligt ook een zegen in de ontmoeting en in het samenzijn met elkaar. We kunnen de ontwrichting van het gezinsleven alleen maar bevorderen door ook deze dag nog te besteden aan het ontvangen van allerlei visite, of het zelf uitgaan, of het kijken naar de televisie.
Uiteraard vallen hier geen algemene regels te geven, noch voor de besteding van de rustdag in het gezin, noch voor datgene wat al of niet geoorloofd is. Een teveel aan regels en geboden brengt ons altijd weer in de buurt van de opvattingen van de Farizeeën. Nog niet zo lang geleden bijvoorbeeld waren er overal in ons land mensen die uit een oogpunt van 'een ander niet voor je laten werken' geen gebruik maakten van gas en elektra ... Hoe verklaarbaar ook, daar zat toch een zekere krampachtigheid in, en dikwijls ook kwam men erop terug! Er zijn nu eenmaal bepaalde werkzaamheden die op de rustdag absoluut noodzakelijk zijn en daarom verricht moeten worden. Men heeft die werkzaamheden vaak aangeduid met de woorden: 'werken der noodzakelijkheid en werken der barmhartigheid'. Onder werken der noodzakelijkheid verstond men dan: het vee verzorgen, de koeien melken, eten koken, bedden opmaken, enz. en natuurlijk ook het werk van de politie, die moet zorgen voor de openbare orde en de veiligheid. En onder de werken der barmhartigheid vallen dan: noodzakelijke medische hulp, de verzorging en verpleging van zieken, enz.
Toch rijzen ook hier onmiddellijk weer vragen, zoals: Moet een agent ook dienst doen bij een voetbalwedstrijd? En behoort het bezoeken van zieken, daarbij gebruikmakend van openbaar vervoer, tot de werken der barmhartigheid? Voor het trekken van de grenzen moet hier uiteraard een en ander overgelaten worden aan het geweten en aan de christelijke vrijheid.
Continu-arbeid
Een probleem waarmee hoe langer hoe meer mensen te maken krijgen is de ploegendienst, oftewel de continu-arbeid. We spreken dan van de 'glijdende werkweek', waarin het niet meer geldt: 'zes dagen werken en één dag rusten', maar bijvoorbeeld: 'vijf dagen werken en één dag vrij'. De zondag is hierdoor automatisch gelijk gemaakt aan alle andere dagen.
Er is meermalen betoogd dat de zondagsviering zoals wij die kennen berust op een agrarisch levenspatroon, en dat de continu-arbeid in wezen niet verschilt van het boerenwerk op zondag, omdat we immers van onze melkkoeien ook melkfabrieken hebben gemaakt ... Het is echter zéér de vraag of dit geen 'doekjes voor het bloeden' zijn.
Weliswaar blijkt het volgens deskundigen ten enenmale onmogelijk te zijn bepaalde grote bedrijven, zoals de hoogovens, geheel stil te leggen. Maar niemand zal toch met recht kunnen volhouden dat op deze bedrijven alleen maar het strikt noodzakelijke werk wordt verricht.
De glijdende werkweek moet dan ook worden beschouwd, niet als een economische noodzakelijkheid, maar als een symptoom van een verregaand materialisme, dat niet alleen de zondag als rustdag volkomen uitschakelt, maar dat ook het laatste restant van een geregeld gezinsleven wegveegt. Ik geloof graag dat verschillende arbeiders door de zogenaamde 'glijdende werkweek' in ernstige gewetensconflicten kunnen geraken. Wat weegt zwaarder, de eer en de dag van God, of maatschappelijk voordeel? Maar ik weet ook dat sommigen, niet zonder strijd, tenslotte 'nee' zeiden, en het ondervonden hebben dat in het houden van Gods geboden grote loon is!
Recreatie
Nog een enkele opmerking over de recreatie. Dat is overigens niets nieuws, want op de Synode van Dordrecht (1618— 1619) is bepaald dat men op de rustdag zich diende te onthouden van 'alle zodanige recreatiën die de godsdienst verhinderen'. De zondagssport zullen we in dit verband wel kunnen laten rusten. Het is trouwens geen vraag meer of veel sport-door-de-week wel in overeenstemming te brengen is met het dienen en vrezen van de Heere ... Maar een ander probleem dat ook in onze kringen zich aandient is de zogenaamde 'weekend-recreatie'. Mensen, uit de grote steden en uit de randstad, trekken van vrijdagavond tot maandagmorgen (of tot zondagavond???) erop uit om ergens in Nederland het 'weekend' door te brengen in hun caravan, tent of tweede woning.
Op zichzelf een begrijpelijke zaak. Men zal maar dag-in, dag-uit moeten werken in een fabriek, of moeten wonen in een grote stadswijk, waar men nauwelijks de zon ziet. Toch is er, ook bij kerkgang in het vakantie-oord, één vraag die blijft klemmen: Wordt de band met de eigen gemeente op deze manier niet losgemaakt en onttrekt men zich niet aan het kerkelijk leven en aan de verantwoordelijkheid daarvoor? Moet de plaats waar wij wonen en werken ook niet — als regel althans — de plaats zijn waar we kerken? 'Alle recreatiën die de godsdienst verhinderen', zeiden ze al in Dordt .. Dat is in elk geval iets om over na te denken.
Slot
Behalve het vele dat overhoop gehaald is, is er ook nog veel blijven liggen. Maar uiteindelijk is dat alles samen te vatten in het Godswoord van de profeet: Indien gij uw voet van de sabbat afkeert, van te doen uw lust op Mijn heilige dag, en indien gij de sabbat noemt een verlustiging, opdat de Heere geheiligd worde, die te eren is, en indien ge die eert, zodat gij uw wegen niet doet en uw eigen lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt, dan zult gij u verlustigen in de Heere en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde, en Ik zal u spijzigen met de erve van uw vader Jacob, want de mond des Heeren heeft het gesproken' (Jes. 58: 13—14).
Ridderkerk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's