Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Intermezzo (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Intermezzo (2)

Schaalvergroting Maatschappelijk Werk en Gezinszorg

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kwam in het vorige artikel reeds naar voren, dat ook binnen het gehouden Evangelisch Welzijnsberaad critiek kwam over de huidige gang van zaken binnen de maatschappelijke dienstverlening, nu zullen wij het één en ander aantonen vanuit andere verbanden.

Practische bezwaren

Daar zijn om te beginnen een aantal practische bezwaren ontstaan door de schaalvergroting.

In eerste instantie wil ik wijzen op een aantal conclusies, opgesomd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en ook reeds vermeld in 'de Waarheidsvriend' van 3 oktober j.l.

Eén van die conclusies was, dat al de vormen van dienstverlening los raken van de plaatselijke samenlevingsverbanden en van de plaatselijke besturen. De opzet, dat juist de grotere organisaties ook beter herkenbaar zouden zijn voor degenen die hulp nodig hebben, gaat dus niet op. Er is daarom sprake van duidelijke, drempelvrees vanwege de over-organisatie.

Omdat het bestuur veelal geen directe relatie meer heeft met het uitvoerend werk, informeren zij op hun beurt ook niet meer die groeperingen die zij vertegenwoordigen.

Vroeger zag je meer dan voorheen regelmatig in plaatselijke kerkbodes een verwijzing naar gezinsverzorging en maatschappelijk werk. Het diakonaat was er ook direct bij betrokken. Nu komt dit veel minder voor.

Terugloop

In het blad 'de Nederlandse Gemeente' nr. 37 d.d. 13 september 1974 komen wij een artikel tegen, over de terugloop van het aantal instellingen voor algemeen maatschappelijkwerk.

Het cij f er-materiaal laat de eerste resulta­ ten zien van de schaalvergroting. Enkele feiten willen wij u niet onthouden. Uit de gegevens van een enquête, waarin de vraag werd gesteld of de instelling gegrondvest was op een religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, kwam het volgende resultaat. *Het aantal algemene instellingen (zonder een bepaalde levensbeschouwelijke signatuur) bedroeg eind 1971 86; het aantal humanistische instellingen 42, rooms-katholieke 139, Ned.-hervormde 82, gereformeerde 56, interkerkelijke (veelal ontstaan uit een fusie tussen hervormde en gereformeerde instellingen) 85 en het aantal overige instellingen (telefonische hulpdiensten, instellingen voor Pro Juventute e.d.) 31'.

Deze gegevens, gepubliceerd in het persbulletin nr. 1494 van 24 juli 1974 van het Ministerie C.R.M, geven als jaartal aan 1971.

Daar is wel het een en ander van gewijzigd, hetgeen ook blijkt in de opsomming van het aantal nu functionerende instellingen voor algemeen maatschappelijk werk nl. 339 in tegenstelling tot 604 organen in december 1969. Het aantal prot. chr. instellingen zal wel terug zijn gelopen en dat is zeker het geval met de kerkelijke stichtingen voor maatschappelijk werk. Toch is het aantal instellingen met een prot, chr. karakter niet gering.

Binding aan de levensbeschouwing

Een ander element komt vanzelf vantiit deze gegevens niet aan de orde, nl.: inhoeverre de binding met de levensbeschouwing ook functioneert. Ook is op dit moment niet duidelijk of men op bestuurlijk niveau attent is op de inhoudelijke kant van deze zaak én hoever de gemiddelde werker hier vanaf staat. Deze laatste zin houdt een veronderstelling in.

Globaal gesproken komt een bestuur van de nu grotere instellingen slechts bijeen voor het goedkeuren van een begroting en rondom de benoeming van personeelsleden. Het overige wordt verricht door een dagelijks-bestuur met een vaak niet geringe invloed van directie en staf.

Hetgeen bestuurlijk wordt verricht is wel belangrijk te noemen, maar niet voldoende. Het is voor mij de vraag of de gemiddelde bestuurder op de hoogte is van heel de gang van zaken rondom de verschillende ontwikkelingen in de sector van de dienstverlening. Als er een leemte is ontstaan tussen het uitvoerend werk en de bestuurder, is dit in de eerste plaats niet aan de bestuurder te wijten. Want wie brengt hem de informatie? Wie informeret en attendeert hem, op de vele verborgen krachten die in deze samenleving aan het werk zijn? Moet die informatie komen van het Evangelisch Welzijnsberaad, of denken we vanuit de gereformeerde gezindte dan direct aan onze gereformeerde sociale academie te Ede? In eerste instantie is dit een opleidings-instituut, akkoord, maar dit instituut zou in het kader van de voorlichting van grote waarde kunnen zijn voor bestuurders en werkers. Hier zal aandacht aan geschonken moeten worden.

Inspraak

Veel meer dan voorheen zal de bestuxxrder, ondanks de gewijzigde omstandigheden, die hem misschien wat doet afschrikken, aan het werk moeten.

Dat dit te meer nodig is blijkt wel uit een publikatie in het 'Financieel Dagblad' van 24 september jl.

Er is volgens dit blad door de Minister Van' Doorn een commissie geïnstalleerd om zich bezig te houden met de democratisering van gesubsideerde instellingen. Men constateert een voortgang van inspraak en medezeggenschap bij het bedrijfsleven, waarbij de sector van de gesubsidieerde instellingen achterblijft.

Het wordt niet voldoende geacht, wanneer een afvaardiging van de werkers deelneemt aan de bestuurlijke arbeid. De vertolking van de mening van het gehele personeel komt hiermee niet voldoende tot zijn recht.

De vraag werd door de Minister gesteld, of de eis van de rechtspersoonlijkheid door de bepaling, dat subsidie slechts aan verenigingen wordt toegekend, voldoende

garantie biedt. De vereniging zal wel een algemene ledenvergadering moeten uitschrijven ter verantwoording van het bestuur, maar al deze gevestigde modellen worden niet toereikend geacht.

Wat hier nu uit gaat komen valt nog niet te zeggen. Ook deze ontwikkelingen zullen doorgegeven moeten worden aan de werker en bestuurder.

Uit het cijfer-materiaal, dat werd vermeld, valt nog iets op. Er wordt vermeld dat 86 instellingen functioneren als algemene instellingen zonder een bepaalde levensbeschouwelijke signatuur.

Ik ontdek bij deze opsomming niets van de zogenaamde gevulde algemeenheid. Is het mogelijk, dat er organisaties zijn zonder een bepaalde mens-en levensbeschouwing? Wordt hier niet opnieuw het begrip 'waarde vrij' gehanteerd, hetgeen echter in de practijk niet kan bestaan?

Contact

Een confrontatie tussen bestuur en werkers is nuttig. Langs welke modellen is dit onderling contact te realiseren?

Komt er werkelijk een goed contact tot stand door een vergaande democratisering?

Vast staat, dat een goede relatie tussen de verschillende partijen, waarbij ik dan ook weer denk aan die van de opleidingen, is gebonden aan bepaalde normen en eisen.

Het betekent enerzijds een betrokkenheid van de bestuurder, anderzijds van de werker de bereidheid om binnen de doelstellingen van het uitvoerend orgaan zijn func-. tie uit te oefenen. In het verleden is juist vanuit de sector van de opleiding deze evenwichtige opstelling veelal niet gestimuleerd. Moet dat straks ook gezegd worden ten aanzien van het beleid van de Overheid?

Een praktijk voorbeeld

Nog één impressie wil ik u doorgeven. Onlangs was ik op verzoek te gast bij een stichting voor gezins-en bejaardenzorg die interkerkelijk was samengesteld. Ruim 22 jaar geleden had de diakonie van de Ned. Hervormde Gemeente het initiatief genomen tot de realisering van een hulpdienst voor gezinnen in nood.

Al spoedig zag men in, dat ook de andere kerken zouden moeten deelnemen, hetgeen ook spoedig het geval was.

Nu is deze organisatie, vanuit de kerken ontstaan en nog als zodanig functionerend, bedoeld als een organisatie die hulp kanbieden voor de hele bevolking ter plaatse. Toen de kwestie van de schaalvergroting zich ook daar voordeed, heeft men gemeend zelfstandig te moeten blijven bestaan. Dat kon volgens de richtlijnen van de Overheid.

Nu ziet men daar geïllustreerd, hetgeen men nu in zekere zin , weer terug wenst nl.: De betrokkenheid van de bevolking ten aanzien van het uitvoerend werk is aanwezig.

Door verschillende krachten wordt — ook in de vrije tijd — veel werk verricht. Dit werk komt ten dienste van de gehele samenleving ter plaatse. Hierdoor wordt ook een stuk vrijwilligers werk verricht, waaraan men nu weer zoveel waarde hecht.

Tenslotte — en dat niet in het minst •—; door de kerken wordt de noodzaak gevoeld van de inbreng van de levensbeschouwing, bestuurlijk en uitvoerend. Dit dienen is een prediking van Jezus Christus, alsmede een gevoelen van verantwoordelijkheid ten opzichte van de gehele samenleving.

Ik mag en kan dit initiatief niet als hét model aangeven, omdat ik weet dat in andere situaties dit alles organisatorisch niet mogelijk was toen de schaalvergroting werd geëist. Maar het is een goed model.

In het kort heb ik getracht aan te tonen, dat er in de diverse sectoren van de maatschappelijke dienstverlening, sprake is van een ontevredenheid over de huidige gang van zaken.

Wat er in deze intermezzo-periode overblijft zijn tenslotte nog enkele opmerkingen en vragen.

Zoeken naar wegen

Laten we ons goed realiseren, dat een terugkeer naar de oude situatie niet meer mogelijk is. Velen, misschien wel de meesten binnen de protestants christelijke kring willen dit ook niet meer. Dit werd reeds duidelijk na het eerste optreden van het Evangelisch Welzijnsberaad.

Er zal een bepaalde coördinatie moeten plaatsvinden.

Vele organisatorische problemen zijn er nog bij de uitvoerende instellingen. Daarnaast moet (opnieuw) vulling worden gegeven aan begrippen zoals christelijk maatschappelijk werk. Misschien betekent dit wel dat andere methoden aangereikt moeten worden.

Wanneer er ontwikkelingen zijn, die uitlopen op een nieuwe bijbelse inspiratie op het welzijn, dan zijn er ook een aantal theologische problemen, die om een oplossing vragen.

Want het is nog maar de vraag wat we bedoelen met zaken zoals gerechtigheid en barmhartigheid. Als twee hetzelfde doen, dan is het nog niet hetzelfde.

Ik moet u toegeven, we zijn in deze artikelen nog niet verder gekomen dan het stellen van een aantal vragen. Misschien is er sprake van een eerste globale analyse over de verschillende ontwikkelingen die aan de gang zijn. Analyseren, is niet het moeilijkst, hoewel het betekent: 'vinger aan de pols'. Moeilijker wordt het om voor bepaalde aangetoonde zaken een oplossing of een andere weg aan te wijzen.

Moeilijk, inderdaad, maar niet noodzakelijk. minder

Het moet echter mogelijk zijn, we kunnen er niet omheen.

De kansen zijn aanwezig tijdens een intermezzo-periode.

Tijdens dit 'tussenspel' zouden we moeten kunnen bewerken dat de komende ontwikkelingen in elk geval met minder lawaai en evenwichtiger plaatsvinden, dan alles wat werd gehoord vóór het intermezzo.

Dordrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Intermezzo (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1974

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's