Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gezinsverzorging in de greep van de overheid

Bekijk het origineel

Gezinsverzorging in de greep van de overheid

1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrij regelmatig lezen we de laatste maanden iets over de gezinsverzorging in de krant. De berichtgeving is niet zo heel erg duidelijk en zal ons over het algemeen niet zo raken.

Ik kan mij echter voorstellen dat er wel enige interesse voor dit onderwerp is bij hen die diakonale taken binnen de kerk verrichten. In veel gevallen is (of was ? ) het immers zo dat de diakonie de motor van de gezinsverzorging is. En de bekende 'kollekte voor de gezinsverzorging' wordt zelfs hier en daar nog enkele keren per jaar als diakonale kollekte in de gemeente gehouden. Met deze wetenschap voor ogen roept de titel van dit artikel 'Gezinsverzorging in de greep van de overheid' allerlei vragen, en wellicht hier en daar verontrusting op.

Teneinde deze titel wat meer duidelijkheid te geven lijkt het mij zinvol om een korte schets te geven over de gezinsverzorging van vroeger en nu, over de betrokkenheid, van kerk en-overheid, en over de nieuwere ontwikkelingen. Daarna heeft het zin om ons te bezinnen op de mogelijk diakonale taken die er nu liggen.

Kerk en gezin

Vooral na de tweede wereldoorlog kwam er binnen kerk en theologie een hernieuwde bezinning op het diakonaat. Deze bezinning resulteerde in een ruime aandacht voor allerlei noden in de samenleving. Er werd een duidelijke behoefte gesigna­ leerd tot een beter functioneren van hen, die door moeilijke omstandigheden in materiële en/of geestelijke nood geraakten.

Hier lag een taak voor de kerk, met name voor de diakonie ! Zo ontstonden er hulpvormen om die nood te lenigen, zo nodig te voorkomen. Maatschappelijk werk en gezinsverzorging gingen doorgaans hand in hand om in die nood, veelal gezinsnood bij te springen. Het werk werd begeleid door vrijwilligers, vaak enthousiaste diakenen die op deze wijze inhoud wisten te geven aan hun ambt en aan de roeping der gemeente zich ten dienste te stellen aan de huisgenoten des geloofs en de medemens in het algemeen.

In het leven van de kerk nam (en neemt) het gezin een bijzondere plaats in, wellicht ook omdat de oervormen van de gemeente van Christus, trekken van het gezinsleven vertonen. Maar zeker ook omdat het gezin een instelling van de Heere Zelf is ! 

In die naoorlogse tijd waren er veel ontwrichte gezinnen, ook nog veel grote gezinnen. Dit bracht met zich mee dat de opvoedings-en huishoudelijke taken door ouders zelf niet voldoende gedragen konden worden. Gezinsverzorging was dan een uitkomst. De nood werd vaak al vanuit de kerk zelf gesignaleerd (via huisbezoek) en de kerk kwam het gezin binnen met 'helpende handen' in de persoon van de gezinsverzorgster.

Naast de materiële hulp die de gezinsverzorgster hier realiseerde, was er ook de inbreng van de christelijke levensstijl en werd op deze wijze gepoogd ook in geestelijke zin opbouwend in de gezinnen te werken.

Gesteld moet worden dat er naast deze diakonale hulpverlening ook reeds andere organisaties (zoals b.v. kruisverenigingen) zich gingen bezighouden roet gezinsverzorging.

Professionalisering

Bij de diakonale uitbouw van dit werk bleek ook de behoefte aan goed opgeleide krachten voor de uitvoering er van. De gezinsverzorgster doet immers méér dan stoffen, wassen en eten koken. Zij heeft ook een begeleidende en verzorgende taak. Zo werd gezinsverzorging langzamerhand een professie (beroep). Bovendien bleek de behoefte nu van deskundigen om zowel de verzorgster als de gezinnen tijdens de hulpverlening te begeleiden. Naast de diakenen en vrijwillige leidinggevenden werden leidsters aangesteld, in veel gevallen tevens fungerend als maatschappelijk werkster.

De taken voor een rechtstreekse uitvoering door diakenen werden te zwaar en zo overgedragen aan de beroepskrachten. Hierdoor ging er reeds enige verwijdering ontstaan, maar desondanks bleef het werk dicht bij de kerk. De financiering werd voor een groot gedeelte door de plaatselijke diakonieën gedragen met enige subsidie door plaatselijke en landelijke overheid.

Door de toename van het beroepsmatige karakter van de gezinsverzorging werden ook de kosten hoger.

Daarnaast ontstond binnen de gezinsverzorging ook de nieuwere werkvorm van bejaardenhulp, veelal hulp op basis van enkele dagdelen per week, teneinde de ouder wordende mens in de gelegenheid te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.

Ook deze toename van werk werkte kostenverhogend en de diakonieën zagen zich genoodzaakt telkens meer steun aan de overheid te vragen.

Schaalvergroting

Hoe meer de overheid ging subsidiëren, hoe meer voorwaarden ook verbonden werden. Een vrij logische zaak, de overheid dient verantwoording te kunnen afleggen van de besteding der belastinginkomsten.

In de zestiger jaren werd dan ook gestart om de instellingen voof gezinsverzorging en maatschappelijk werk aan te sporen tot een meer gezamenlijk optreden. Het kwam voor dat in een betrekkelijk klein dorp door de verscheidenheid der kerken enkele instellingen op hetzelfde terrein van deze dienstverlening werkzaam waren.

Door het ministerie van C.R.M, werden circulaires het 'veld' ingezonden met bijna dwingende voorschriften voor het werken op grotere schaal.

Daarnaast bleek deze behoefte ook bij vele werkers in het veld te bestaan. Onder de verlokkende druk van hogere subsi dies, alsook de druk van binnenuit om tot betere samenwerking te komen werden veel kleine instellingen samengevoegd tot grote plaatselijke of regionale instellingen voor maatschappelijke dienstverlening.

Bij deze ontwikkeling, welke zich thans nog steeds voortzet, spreken ook andere factoren een rol. Door de invoering van de Algemene Bijstands Wet zijn hulpbehoeftigen in materieel opzicht nagenoeg niet meer aangewezen op de diakonie. Er bestaat in die zin dus geen afhankelijkheidsrelatie tot de kerk meer. De hulpvraag via de kerk is dan ook sterk afgenomen. Ik merkte reeds op dat ook de diakonieën in bestuurlijk opzicht reeds verder van het werk verwijderen.

Door de professionalisering zijn er bovendien veel mensen de maatschappelijke dienstverlening binnengekomen die het 'diakonale' van dit werk niet meer zo zien zitten.

Al met al voldoende aanleiding tot schaalvergroting waarbij ook de levensbeschouwelijke achtergronden van het werk ter discussie worden gesteld. Uitgangspunt is niet meer (over het algemeen) de taak van het diakonaat, maar het recht van de cliënt.

De situatie is thans zo dat veel vroegere diakonale instellingen, opgegaan zijn in zogenaamde 'algemene' of, 'inter-levensbeschouwelijke' instellingen voor maatschappelijke dienstverlening.

Daarnaast hebben ook een aantal instellingen mogelijkheden gezien het levensbeschouwelijke althans nog proberen te waarborgen, door samen te gaan als één prot. chr. instelling.

Deze z.g. A-instellingen worden voor een zeer groot deel door de overheid gesubsidieerd, waardoor de nog participerende diakonieën nog nauwelijks behoeven bij te dragen in de kosten van de dienstverlening.

Met name ook in de kringen van de gereformeerde gezindte hebben diakonieën zich deze royale subsidiëring laten welgevallen, zo immers kwam er ruimte voor anderediakonale taken.

Hierbij moet wel bedacht worden dat de schaalvergroting over het algemeen zeer vervreemdend werkt ten aanzien van de ralatie maatschappelijke dienstverleningkerk. De kerk mag dan nog bestuurlijk vertegenwoordigd zijn, er is nauwelijks nog greep op de uitvoering van het werk. Een positief gevolg van het op vergrote schaal werken is het feit dat er nu, doelgerichter, meer deskundig en doelmatig dienstverleend kan worden.

Toch moeten wij ons hier afvragen of een zo snel laten schieten van deze diakonale taken niet mede een bijdrage is tot de steeds voortgaande secularisatie. Het komt mij voor dat veel diakonieën dit wat al te gemakkelijk hebben gedaan.

Men stelt zich dan gerust met de gedachte dat de nieuw gevormde A-instelling in ieder geval gedragen wordt door een grondslag op basis van de Drie Formulieren van Enigheid, maar wat heb je aan zo'n grondslag als die vlag de lading niet dekt ? En dit laatste neemt hand over hand toe.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Gezinsverzorging in de greep van de overheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's