Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gesignaleerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gesignaleerd

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen bemoediging ?

In de Gereformeerde Kerkbode van de Vrijgemaakt Gereformeerden (binnenverband) voor Groningen, Friesland en Drenthe, nam ds. Tj. B. het artikel op, dat we enkele weken geleden schreven over de Hervormde predikant en vergadering. We eindigden dat artikel met de uitspraak van ds. J. van Amstel: bemoedig de jonge predikanten. Commentaar van ds. Baarda: 'Ir Van der Graaf moet geen dominees bemoedigen in een kerk, waarvan verwacht mag worden, dat in de toekomst nog meer dan thans het geval is vele eigen predikanten zullen zorgen voor afbraak'. Hier breekt mij de klomp. Mag men dan al geen bemoediging meer uitspreken aan werkers in Gods Koninkrijk, arbeiders in de wijngaard ? Misschien hebben vrijgemaakte dominees geen bemoediging nodig maar ik zou ze als arbeiders in de wijngaard ook willen bemoedigen als ze getrouw de boodschap van hun Zender brengen, in deze Gode-vijandige tijd, zij het in een ander deel van de schaapskooi dan waar ik me bevind. Ik houd het maar op het woord van Christus: 'Ziet Ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen en oprecht gelijk de duiven ... Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn hoe of wat gij spreken zult, want het zal u in dezelve ure gegeven worden wat gij spreken zult'. Of op het woord van Paulus:

'Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen.

En uit uzelven zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich.

Daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren lang, nacht en dag, niet opgehouden heb een eigelijk met tranen te vermanen. En nu, broeders, ik bevele u Gode, en den woorde Zijner genade. Die machtig is op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden.'

Mogen zulke woorden van bemoediging ook Hervormde dienaren des Woords gelden, die niemand anders wensen te weten dan Jezus Christus en die gekruist ? Of is het zo dat slechts tot een bepaalde categorie kerken behorende dominees in de wijngaard werken ? En — en dat is dan mijn laatste vraag — staan die buiten het veld waar zich de wolven bevinden ?

Het tegendeel

Hervormde predikanten krijgen zéker geen bemoediging van ds. G. Taverne te Hoogeveen. Integendeel. Al jaren giet hij de fiolen van zijn toorn uit in zijn blad 'Uitzicht' over al wat Gereformeerd is binnen de Herv. Kerk, zij het ook over wat die naam draagt buiten de Hervormde Kerk. In elk nummer passeren namen als van prof. dr. J. Severijn, ds. G. Boer, ds. J. van Sliedregt, dr. W. Aalders, drs. K. Exalto, dr. C. A. Tukker, ds. W. L. Tukker en ondergetekende de revue als in een kroniek-scandaleuse. Ds. Taverne ontziet zich niet de vervloeking (het anathema) letterlijk over dienaren des Woords uit te spreken. Vele malen hebben mensen gevraagd erop te reageren. We doen dit niet. Dienaren des Woords, die nu juichen voor Gods troon zijn in hun ambt aangetast door deze vermeende laatste profeet, die elke waardigheid en scherpte van de Bijbelse profeten mist. Wij wensen ons niet te verweren tegen scheidkannonades. Intussen ben ik ervan overtuigd dat het loutere feit van deze enkele regels aan ds. Taverne weer stof voor maanden geeft. We behoren met anderen tot de 'bevoorrechten', die ongevraagd Tavernes blad toegestuurd krijgen. Ter beantwoording van briefschrijvers kunnen we zeggen, dat we getrouw nagaan of de namen weer genoemd worden, maar verder de tijd beter besteden dan aan het ons verdiepen in de inhoud van dit geschrijf.

Simonie

Ds. H. J. Hegger heeft in een artikel, dat in juni a.s. in In de Rechte Straat verschijnt (een afdruk zond hij ons toe) gewezen op een nieuwe godsdienstige handel, te vergelijken met de aflaathandel van Tetzel ('zodra het geld in de offerblok klinkt, springt de ziel uit het vagevuur'). De 'gebedsgenezer' Osborn (hij heeft N.B. een Osborn N.V.) vroeg in een rondschrijven om een eerstelinggave 1976 voor het Osbornwerk: 'Zodra je eerstelinggave in de brievenbus rolt, treedt het 'Verbond' Gods, dat al je behoeften dekt, in werking'. Ik citeer verder ds. Hegger:

'Verder kreeg ik o.a. toegezonden een „zegen-paspoort 1976'. Aan de buitenkant stond te lezen: „Succes, vreugde en welvaart met God" en „Gods verbond van de volheid". Binnenin zijn dan verschillende checks afgedrukt, waarop je je naam en adres kunt invullen, alsmede het bedrag dat je aan de Osborn-religieuze-vennootschap wilt zenden.

Je wordt verzocht elke maand, voordat je je rekeningen betaalt, eerst de eerstelingengave van de maand over te schrijven op „de Osborn N.V.". Aan de ommezijde van de check kun je dan neerschrijven wat je graag van God wilt krijgen en dan zal Osborn daarvoor bidden; en dan zul je het zeker ontvangen, zo wordt beweerd. En die beweringen „staaft" men dan met allerlei teksten uit het Oude Testament, die dan weer van een handig kommentaartje zijn voorzien. Zo wordt Deut. 30:8-9 aldus uitgelegd: Dit is Gods Verbond van de volheid met jou. God schiep de rijkdom van de aarde niet om in monopolie door de agenten van de duivel te. worden gebruikt, maar voor de financiële welvaart van Zijn kinderen".'

Zulk een handel in religiositeit is al even banaal als onbijbels. De Simonie is na Simon de Tovemaar in allerlei vormen door de eeuwen heen springlevend geweest: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt dat de gave Gods door geld verkregen wordt'. (Hand. 8 : 20)

25 jaar kerkorde

Op 1 mei 1951 — 25 jaar geleden dus — trad de nieuwe kerkorde van de Hervormde Kerk in werking. Bezwaren tegen de kerkorde van hervormd gereformeerde zijde waren, dat het artikel van het apostolaat gesteld werd vóór dat van het belijden; dat teveel werd uitgegaan van reorganisatie i.p.v. reformatie; en met name, dat gesproken werd over belijden 'in gemeenschap' met de belijdenis der vaderen i.p.v. 'in overeenstemming' daarmee. In Trouw schreef één dezer dagen ds. A. A. Spijkerboer:

'De hele negentiende eeuw, en tot diep in onze eeuw is er in de Nederlandse Hervormde Kerk gestreden over de gelding van de belijdenis van de Reformatie. Dat er in die strijd verschrikkelijke dingen zijn gebeurd, en dat velen daar diep onder hebben geleden, is niet te ontkennen. Het is al evenmin te ontkennen, dat ten gevolge van deze strijd de kerk van de Reformatie in ons land in honderd stukken uiteen is gevallen. Maar één ding blijft waar: die mensen hadden het ergens over!

En wij. Hervormden van na de nieuwe kerkorde ? Wij hebhen het eigenlijk nérgens meer over. Ja, wij praten wel veel, en onze synode laat wel eens min of meer geslaagde rapporten verschijnen, maar de vraag of wij eigenlijk wel gemeente van Jezus Christus zijn zit ons niet meer dwars. Wat is er immers gebeurd ? In het beroemde artikel X van de nieuwe kerkorde wordt uitgesproken, dat wij belijden „in gemeenschap met de belijdenis" van de Reformatie. Daarmee is de zaak zuiver gesteld, want het gaat natuurlijk niet om het herkauwen van die belijdenis, maar om de geestelijke verbondenheid ermee. Maar hoe zuiver artikel tien de zaak ook heeft gesteld, het resultaat is geweest, dat de belijdenis van de Reformatie in het museum is bijgezet, en dat de vraag naar het rechte belijden is verstomd'.

Dat is kloeke taal van mijn recente discussie-partner. Toch moet het te denken geven dat wat Spijkerboer het zuiver stellen van de zaak noemt (in gemeenschap met de belijdenis) én het bijzetten van de belijdenis van de Reformatie in het museum van oudheden hier in één adem worden genoemd. Dit is een zaak, die in de in 1951 gevoerde discussie al is gevreesd. Met het uitspreken van het belijden in gemeenschap met het belijden der vaderen werd impliciet de binding aan de belijdenis afgewezen. De belijdenis was niet meer de spreekregel voor de kerk. Mag men dan iets anders dan verwijzing naar het museum verwachten ? In 1951 werd de binding al niet gewild.

Ds. F. H. Landsman, die met dankbaarheid op 1951 terugzag in Trouw van 6 mei 1.1., pleit intussen voor een 'twintigste eeuwse evaluatie' van de nu niet meer zo gloednieuwe kerkorde teneinde na te gaan of de orde van een gereformeerd of zo men wil 'evangelisch katholieke kerk er toch misschien iets anders uit moet zien dan de orde, die de 'vaderen' ons hebben geschonken en waar wij ze nog altijd dankbaar voor moeten zijn'. We tasten hier naar de bedoelingen, maar menen wél dat we nog verder van huis raken als we na het ofheffen van de binding aan de belijdenis, ondanks de 'dankbaarheid' aan de vaderen (de gemeenschap, was er toch ook ? ) nu ook nog met de orde van de kerk in katholieke wateren zouden terecht komen. In de breedte van de huidige katholiciteit zou dan namelijk mét de belijdenis ook de orde, die in een presbyteriaal synodale kerkinrichting ons uit het verstaan van de Schriften geschonken is, mede naar het museum van oudheden kunnen gaan.

Eindexamentekst

Er is terecht kritiek geuit op de selectie van de tekst voor de tekstverklaring Nederlands zoals die gemaakt is voor het eindexamen MAVO van dit jaar. Genomen is een stuk van ex-wethouder Roel van Duyn uit Amsterdam, waarin deze eerst een citaat geeft van Franciscus van Assisi over de vogels die hun Schepper moeten prijzen, waarna hij ingaat op het milieubederf (uitsterving van flora en fauna in verstedelijkte gebieden). Van Duyn zegt dan:

'Blijkbaar heeft onze christelijke beschaving niet voldoende aan de kruisiging van Jezus Christus. Hoe vreemd het ook klinkt, er leeft een behoefte aan een nieuwe kruisiging ' en inderdaad, wie oplet, kan zien dat wij met het uitmoorden van diersoorten nu ook Franciscus van Assisi aan het kruis hangen. Helemaal dood is hij nog niet, maar de spijkers zijn al door zijn handen en voeten geslagen. Het is laat, misschien zelfs te laat, maar we moeten voorkomen dat Franciscus in de gedaante van vogels, vissen en zoogdieren definitief gekruisigd wordt, want als dat werkelijkheid wordt, hangen wij zelf tenslotte ook'.

Wanneer iemand op wil komen voor de bescherming van het milieu dan zal hij mijn sympathie hebben, al is hij misschien te idealistisch als in het geval Van Duyn. Men kan zich afvragen of de roofbouw, die nodeloos op het geschapene gepleegd wordt in overeenstemming is met de bedoeling van de Schepper. Over het omgaan met de natuur wil de Schrift ons ook nog wel één en ander leren. Had Van Duyns stuk slechts over Franciscus van Assisi en vandaaruit over verantwoord milieubeheer gesproken dan zou er — bij alle verschil van inzicht dat hier mogelijk is — moeilijk kritiek te leveren zijn. Nu echter een kruisiging van Franciscus (in het huidige milieubederf) op één lijn gesteld wordt met de kruisiging van Christus wordt het kruis van Christus gesteld in het licht van menselijk handelen (al staat het daar niet los van). Het kruis van Christus is echter zó uniek, dat daar geen gelijkwaardig — en dan nog wel een symbolisch — kruis naast kan staan. Daarom acht ik deze tekst ontoelaatbaar. Examencommissies doen er goed aan — vóór zij hun teksten voor de eindexamens beschikbaar stellen — kritisch te zijn wanneer elementen, die met de Bijbel, in casu het kruis te maken hebben, erin voorkomen. In de gevarieerde onderwijswereld zullen gedachten t.a.v. de godsdienstige zaken, waaraan de één schouderophalend voorbijgaat, voor de ander kwetsend kunnen zijn of verzet oproepen. Ik realiseer me intus­sen wél, dat het alternatief kan zijn uitsluitend on-christelijke en a-religieuze (zeg neutrale) stukken, want specifiek christelijke zijn voor niet-christelijke candidaten niet te begrijpen. Van Duyns stuk bevatte geen onvertogen woord maar maakt bij mensen, die bij de Schrift willen leven, gevoelens van afweer wakker door de identificatie van een symbolische gekruisigde Franciscus en de gekruisigde Christus. Te vrezen is overigens — gegeven de ontwikkelingen in de cultuur — dat a-religieuze stukken en anti-godsdienstige stukken ook in het kader van het onderwijs meer en meer gemeengoed worden en dat dit mede het lijden aan deze tijd voor Schriftgebonden christenen zal uitmaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Gesignaleerd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's