Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe aandacht voor Kohlbrugge

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe aandacht voor Kohlbrugge

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele maanden geleden verscheen bij J. N. Voorhoeve in Den Haag een boek getiteld Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875). Ondertitel: Zijn leven, zijn prediking, zijn geschriften. Het bevat een aantal studies samengesteld door dr. W. Aalders en ds. D. van Heyst.

Het boek had eigenlijk al in 1975, honderd jaar na het sterven van Kohlbrugge, moeten verschijnen, het werd een jaar later; het is er ons echter niet minder welkom om.

Het spreekt haast wel voor zichzelf dat een boek als dit een bespreking verdient die het kader van een gewone recensie te buiten gaat.

Het gaat immers over een groot man uit de geschiedenis van Christus' kerk. Kohlbrugge, de eens verguisde, krijgt ruim honderd jaar na zijn dood opnieuw eerherstel. Hier zij opgemerkt dat men wel meer ziet dat pas een nageslacht in een bepaalde persoon weet te waarderen wat de tijdgenoten in hem miskenden.

Nu heeft Kohlbrugge het er voor een deel zelf naar gemaakt dat hij niet alleen bij degenen die 'buiten' zijn maar ook bij degenen die 'binnen' zijn, onder wie er zelfs oorspronkelijke geestverwanten waren niet zoveel gehoor heeft gevonden als hij wellicht hoopte. Er waren er niet zoveel die bij hem niet, als zij hem maar enigszins te na kwamen, voor de bijl gingen. Dat heeft niet alleen Da Costa ondervonden, maar ook Brummelkamp en Groen hebben het ondervonden. Kohlbrugge was een zeer hoekig man, soms lastig en onhebbelijk, hard en zelfs menigmaal onbillijk in zijn oordeel over anderen. En dan ging het gelijk van de bovenste plank; dan werden zijn tegenstanders tot in de hel toe neergesmeten. En dan waren er ook nog zijn theologische eenzijdigheden. Men mag echt wel goed weten wat men doet als men zich een Kohlbruggiaan laat noemen. De manier waarop somrnigen zich dat (hebben) laten aanleunen doet vermoeden dat zij of hun meester niet be­grepen hebben of de breedte van het Gereformeerde belijden hebben ingeruild tegen enige op de spits gedreven theologische stellingen die mogellijk maar voor een deel op Kohlbrugge zelf teruggaan, of waar op zijn minst Kohlbrugge zelf andere stellingen naast of tegenover stelde. Het is echter niet alleen de man over wie dit boek geschreven is die verdient dat men aan het verschijnen ervan meer dan gewone aandacht schenkt; het is ook de wijze waarop hier over hem geschreven wordt.

Het spreekt voor zichzelf dat Kohlbrugge zeer geprezen wordt. Maar of alle scribenten daarin voldoende maat hebben gehouden ? Belangrijker is dat in diverse artikelen een relatie gelegd wordt tussen de theologie van Kohlbrugge en de theologische situatie waarin wij heden verkeren. Dat laatste geeft aan het boek een ongemene actualiteit. Men behoeft zich niet er over te verbazen dat er al reacties op binnengekomen zijn van mensen die zich blijkbaar in de kuif gepikt voelden.

In een bundel als deze zijn de diverse stukken van in totaal ongeveer 10 scribenten vanzelfsprekend nogal ongelijk in stijl, teneur en ook in waarde.

Hier en daar vindt men in dit boek de anecdote. In het eerste hoofdstuk worden vele momenten uit Kohlbrugge's leven naar voren gebracht; daarin kwamen wij nogal wat doublures tegen. Er zijn ook zuiver historische opstellen in te vinden. Maar er zijn er ook die theologisch diep graven. En tot slot, Kohlbrugge zelf wordt er ruimschoots in aan het woord gelaten. Wat de stukken van Kohlbrugge zelf betreft wij hebben ze te danken aan de onvermoeibare ijver van ds. D. van Heyst, de man die al zoveel gedaan heeft voor de kennis van Kohlbrugge in ons land.

Kohlbrugge’s prediking

Ook in datgene wat van Kohlbrugge's eigen hand is in deze bundel vinden wij, evenals in al zijn andere werken, er de duidelijkste bewijzen van dat hij eerst en vooral een prediker is geweest. Een welk een prediker ! Een zeer begenadigde. Een prediker van Christus, van het Woord en van de gerechtigheid des geloofs. Dat is de onvergankelijke betekenis van Kohlbrugge. Dat is het wat het eenvoudige volk nog altijd in hem zoekt en in hem vindt. Kohlbrugge brengt ze bij het hart van het Evangelie, waar de ware troost immer opwelt als uit een bron. Hier vinden benauwden van geest ruimte. Hier worden zij verlost van alle moeten; ook van het móeten van alle systemen en schema's, van alle menselijke heilsorden en wat dies meer zij. Hier worden zij geplaatst voor God de Souvereine, de God voor wie geen sterveling bestaan kan, ook niet al is hij nog zo 'bekeerd', en die nochtans in Christus de armen naar ons uitstrekt.

Kohlbrugge’s preken en geschriften zijn een verademing, een verkwikking, een oase. Wij hebben tal van mensen ontmoet, soms ook jonge mensen, die dit persoonlijk zo ervaren hebben. Die door Kohlbrugge geleid zijn uit de diensthuizen waarin zij soms sinds jaren zuchtten.

Maar er is, dunkt ons, ook een andere kant. Men kan met Kohlbrugge aan de haal gaan. Zich afmaken van de eis der waarachtige bekering tot God, van het jagen naar het wit vande prijs der roeping Gods, van het grijpen naar, met de bede: Och, dat ik het grijpen mocht! Ook Kohlbrugge's prediking kan men verobjectiveren, er een streven om Christus te dienen in het persoonlijke leven, in het gezinsleven en ook in staat en maatschappij. Men kan haar gebruiken als een wapen in de hand tegen alle ware godsvrucht, die dan maar menselijke vroomheid zou zijn, tegen alle bevinding die dan enkel subjectivisme zou zijn.

Zo vinden wij het vooral bij de Barthianen, die ook Kohlbruggianen willen zijn; en och ware het alleen maar bij hen !

Kohlbrugge’s prediking lijkt mij onnavolgbaar. Zij was toch wel heel sterk gebonden aan de persoon en de 'eigen weg' van Kohlbrugge. In ieder geval, men zal zélf iets beleefd moeten hebben van wat Kohlbrugge beleefd heeft wil men ooit écht 'kohlbruggiaans' kunnen preken.

Bij Kohlbrugge zelf is het alles zo door en door beleefd. Nergens is hij bevindelijker dan waar hij zich keert tegen alle bevindelijkheid; nergens is hij subjectiever dan waar hij van alle subject afwijst op het Woord en Christus alleen. Omdat hij een geestelijk levend man was ligt het bij hem alles zo paradoaal; en daarom kan men zich ook zo licht aan hem vertillen, wat steeds weer gebeurt.

Als prediker was Kohlbrugge vanzelf ook exegeet. Maar exegeet van een bepaalde stijl. Tegen het vergeestelijken zag hij niet op. Kunnen wij hem daarin volgen ? Of dan toch maar liever de schijnbaar veel drogere exegese van Calvijn ? Ik dacht, dat de laatste minder vernuft maar meer Geest bevatte. Het neemt intussen niet weg dat Kohlbrugge juweeltjes weggegeven heeft, ja ook in zijn exegese.

De stukken in Hoofdstuk I, waarin het gaat over Kohlbrugge's leven, laten zich gemakkelijk lezen. Vergeleken bij hetgeen in vroegere biografieën van Kohlbrugge te vinden is bieden zij, weinig nieuws. Had niet beter één man heel Kohlbrugge's leven in dit hoofdstuk kunnen beschrijven ?

Theologie

De hoofdmoot van het boek wordt gevormd door het tweede hoofdstuk, waarin het gaat over Kohlbrugge's prediking en theologie.

De schrijvers van dit hoofdstuk zijn W. Aalders, D. van Heyst, J. van Heyst, G. Helbig, D. Kalmijn, A. de Quervain en G. P. Scheers, waarvan sommigen niet meer in leven zijn.

In dit hoofdstuk worden onder andere nagegaan de relaties die er hebben bestaan tussen Calvijn en Kohlbrugge, Kohlbrugge en Capadose, Kohlbrugge en het Neocalvinisme (Kuyper), en Kohlbrugge en Hoedemaker.

Ik miste in deze rij node een artikel over de verhouding van Kohlbrugge tot de mannen van de Nadere Reformatie. Een toch wel actueel onderwerp binnen de Gereformeerde Gezindte.

Interessant vond ik het artikel van dr. D. Kalmijn over Kohlbrugge's prediking; instruerend de artikelen van dr. G. Ph. Scheers over Calvijn en Kohlbrugge en over Kohlbrugge en Hoedemaker. De verschillen en overeenkomsten tussen de betreffende personen worden aan, het licht gebracht. In het laatstgenoemde artikel herleeft een stukje belangrijke vaderlandse kerkgeschiedenis uit de vorige eeuw. Ieder zal daar op zijn eigen wijze tegenaan kijken, alnaargelang de theologische en kerkelijke positie die hij inneemt. Wat mijzelf betreft, ik heb in dezen mijn bedenkingen zowel tegen de visie van Kohlbrugge als tegen die van Hoedemaker, hoezeer ik ook gezind ben veel in hen beiden te waarderen. Kohlbrugge is naar mijn gevoelen te veel voorbij gegaan aan het feit dat het Woord Gods niet alleen gehoord en geloofd wil worden, maar ook gedaan; de derde functie van de Wet (de Wet in de heiliging) komt er bij hem te bekaaid af; en Hoedemaker heeft zich, in bepaald opzicht naar mijn smaak, weleens meer laten leiden door verheven idealen dan door directe, concrete gegevens van de Schrift.

Het artikel van drs. J. van Heyst — niet de samensteller ds. D. van Heyst dus — vind ik knap, maar toch ook typisch neokohlbruggiaans. De spanning die ik bij Kohlbrugge steeds weer tegenkom mis ik hier. Ook de kennis van de nood van zonde en schuld. Wat bij Kohlbrugge zelf leven en troost is is hier teveel beschouwing geworden. Maar misschien heb ik de heer Van Heyst, die niet theoloog is, overvraagd.

De artikelen van Helbig en van De Quervain stelden mij teleur.

Kohlbrugge en het neo-calvinisme

Meesterlijk wil ik daarentegen noemen de artikelen van dr. Aalders, vooral het laatste waarin hij Kohlbrugge en het Neocalvinisme tegen elkaar afweegt. Het is bezadiger en evenwichtiger dan wat men soms elders in de bundel vindt. De sympathie voor Groen (en op de achtergrond van Groen: Calvijn) heeft Aalders ervan weerhouden al te kritiekloos zich over te geven aan Kohlbrugge en zijn aanbidders. Aalders weet ook té goed welke rol Kohlbrugge speelt en heeft gespeeld in het denken van de Barthianen. Met Kohlbrugge kan men meer dan één kant uit.

Wat in Kohlbrugge Aalders zo aantrekt is diens critische houding tegenover alle verwereldlijking van het heil in de 19e eeuw. Gelijk Kohlbrugge optornde tegen de vermenselijking derhalve ook, de verpolitisering van het heil in de 9e eeuw, zo hebben ook wij heden te doen in deze eeuw. Deze critische lijn in Kohlbrugge moet worden doorgetrokken in het heden; dat is de betekenis van Kohlbrugge.

Laat ik voorop stellen dat ik hierin aan de kant van Aalders wens te staan. Doch wel met kritische vragen. Voor mij is de keus tussen Kohlbrugge en Kuyper minder gemakkelijk dan voor Aalders. Omdat ik wel evenals hij met Kuyper tegelijk ook de kuyperianen zie, maar toch ook met Kohlbrugge ver boven de diplomaat Kuyper; maar Kohlbrugge was niet alleen maar geloofsgetuige en Kuyper was niet alleen maar diplomaat. Zouden die twee werelden, Kohlbrugge en Kuyper, niet bij elkaar hebben kunnen komen ? En als dat gebeurd zou zijn, zou dat niet een zegen geweest zijn voor kerk en volk? De diepte van Kohlbrugge en de breedte van Kuyper hadden wellicht elkaar kunnen aanvullen. Er is het Hogepriesterschap van Christus, maar er is toch ook Zijn Koningschap ? en in Hem zijn zij één.

Wie een verbinding zoekt tussen religie en politiek komt allicht uit bij Calvijn en de oude gereformeerde theologen. Zij stelden de ere Gods centraal en dan blijft geen levensgebied onaangetast. Men kan dan niet om het leven der heiliging heen, ja inclusief het vorderen daarin (waar Kohlbrugge niet van weten wilde), omdat er de vereniging met Christus is, Die ons van dag tot dag vernieuwt naar zijn evenbeeld. Het niet vorderen of onvoldoende vorderen is een dagelijkse bron van droefheid, berouw, verootmoediging, en juist daardoor blijft levend de honger en de dorst naar de boodschap die Kohlbrugge bracht.

En al is die heiliging strikt persoonlijk zij dient toch uit te stralen in heel onze levenswandel, waar wij ook komen en wat wij ook ter hand nemen. En is er dan niet toch zoiets als een christelijke politiek? Zeker, als torso, en bescheiden; het neoclavinisme heeft zich te breed gemaakt, maar wij mogen de wereld niet aan de demonen overlaten.

De lezer kan uit dit alles bemerken hoezeer wij met dit boek bezig zijn geweest. Wij hebben niet de inhoud kritiekloos geslikt, maar geven haar graag, met onze opmerkingen, ter overweging, omdat zij de moeite waard is.

Tot slot, het boek ziet er fraai uit. Geen bijkomstigheid. De samenstellers zijn het er (erg on-kohlbruggiaans) blijkbaar over eens geweest dat de uiterlijke vorm, er toch ook wel toe doet!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 september 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Nieuwe aandacht voor Kohlbrugge

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 september 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's