Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. H. Grosheide: Deernis met haar puin, Kamper Cahiers 27, Kampen 1975, 62 blz. ƒ1290; A. G. Luiks: Baptisterium, De bediening van de doop in de oud-christelijke kerk. Kok Kampen, 1975, 195 blz., gelijmd ƒ22, 50.

Twee sterk specialistische studies. De ene zeer geschikt voor Oudtestamentici, de andere voor kerkhistorici; beide voor mensen die zich interesseren voor archeologische vondsten.

Dr. Grosheide stelt een onderzoek in naar de betekenis van de informatie die in het boek Nehemia geboden wordt omtrent het Jeruzalem van de 5e eeuw v. Chr. het motto dat hij zijn boek heeft meegegeven is een bijbeltekst: Uw knechten hebben behagen in, haar stenen, zij hebben deernis met haar puin' (Psalm 102:15). Aan deze tekst is ook de titel van het geschrift ontleend. Wij twijfelen er niet aan dat deze studie betekenis heeft voor de exegese van bepaalde bijbelteksten, maar men bemerkt dat pas op de langere duur. Ons viel op hoeveel nog onzeker is.

Dr. Luiks houdt zich in zijn boek bezig met de plaats waar de Doop bediend werd in de oudchristelijke tijd, het zg. baptisterium. 'Dit doophuis bij het kerkgebouw zegt ons, hoe de Oude Kerk de Doop heeft beschouwd' (Woord vooraf). De bedoeling, zegt dr. Luiks, is geweest, dat dit boek begrijpelijk zou zijn voor ieder, die zich voor de Christelijke eredienst interesseert. Onze opmerking hierbij is, dat wij dit gaarne geloven maar dat dan toch wel een heel grote mate van belangstelling vereist is. Plattegronden en foto's verluchten dit, in zijn soort, prachtige boek.

Beide studies hebben op ons de indruk gemaakt van minitieus onderzoek, waarin geen voorbarige maar voorzichtige conclusies worden getrokken. Liefhebbers aanbevolen.

K. Exalto

T.M. Gilhuis, G. Puchinger, H. Algra, A. v. d. Hoeven: Krijgsknechten van zoodanigen Veldheer. Nr. 21 Cahiers voor het christelijk onderwijs. 111 pag. Uitgeverij Kok, Kampen, prijs ƒ 11, 90.

Dit geschrift is verschenen ter gelegenheid van de herdenking van Groen van Prinsterer en van Heldring, beiden toonaangevende figuren van het Reveil, beide overleden in 1876.

De titel is ontleend aan een toespraak van Groen gehouden op de oprichtingsvergadering van de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs. Groen sprak daar: 'Laat ons den strijd aanvaarden, zóó als krijgsknechten past van zoodanigen Veldheer'.

Gilhuis beschrijft de relatie tussen Groen en Heldring, en hun opstelling inzake de tegenstelling die binnen het Reveil openbaar kwam, die van confessioneel tegen over ethisch-irenisch.

Groen was een vertegenwoordiger van de confessionele richting, hoewel hij onvermoeibaar gepoogd heeft de Vrienden bijeen te houden. Heldring stond in het midden. Hij heeft vooral gefundeerd als een schakel tussen beide richtingen. De verhouding tussen Groen en Heldring is hartelijk gebleven, ook toen Groen aan het eind van zijn leven vereenzaamde.

De tweede bijdrage is van dr. Puchinger: Omgang met Groen van Prinsterer. Hij schildert Groen als degene die vrijwel alléén veertig jaar lang in staatkundige zin de gereformeerde gezindte heeft gerepresenteerd en steun gegeven binnen en buiten het Parlement.

Veelzijdig ontwikkeld, heeft hij op velerlei een gezaghebbende stem gehad. Hij stootte door tot de grondslagen van de verschillende denkbeelden, om daarna deze uitgangspunten te vergelijken met de grondslag van het Woord. Bovendien wijst Puchin­ ger erop, dat Groen nooit concrete vraagstukken uit de weg ging. Zijn beginselen waren niet filosofische bespiegelingen, maar ze gaven hem moed om op de concrete politieke en maatschappelijke vragen in te gaan. Puchinger besluit: 'Groen van Prinsterer blijft in de geschiedenis van de negentiende eeuw groot onder de groten, vooral vanwege de geheel eigen spiritualiteit die hij in de omgang aan zijn tijdgenoten en het nageslacht heeft geschonken'.

H. Algra schrijft over Groen en het onderwijs, één van de gebieden die Groens zeer bijzondere zorg hadden. Groen verzette zich tegen de gangbare mening dat de staat (en wel volgens de revolutionaire staatsopvatting) karakter en doel van het onderwijs zou bepalen. Groen wees de 'Gemengde school' af en streed voor de vrijheid van onderwijs. De ouders hebben onvervreemdbare rechten en verantwoordelijkheden, die kan de staat niet overnemen. Dat is, aldus Algra, de kern van de schoolstrijd. De vierde bijdrage in deze bundel is van de hand van dr. A. v. d. Hoeven en gaat over Heldring. Deze man van het Reveil heeft zich in zijn dagen voluit bezig gehouden met de verhouding van verkondiging tot diakonaat. Bij Heldring is dit geen humanischtisch medemenselijkheidsbeginsel, maar hij pleitte steeds voor het eigen karakter der christelijke filantropie. In de schoolkwestie stond hij meer aan de kant van Van Brugghen dan van Groen, hoewel zijn verhouding met Groen altijd goed is gebleven. Groen zag in hem een verbinding met hen die in 1857 in verband met de onderwijswet tegenover elkaar gestaan hadden.

De vriendschap tussen beiden is blijven bestaan. In 1876 ontmoetten zij elkaar voor het laatst, in de overtuiging dat 'het beste', 'het bij Christus zijn' spoedig hun deel zou zijn. Voor zij uiteengingen knielden zij neer om samen te bidden. Groen overleed kort na het bezoek van Heldring, enkele weken daarna overleed ook Heldring.

Twee vrienden, twee verschillende persoonlijkheden, ook twee verschillende accenten in de Reveilkring; een hogere eenheid bond hen echter samen. Naast de vele publikaties die in dit herdenkingsjaar aan Groen zijn gewijd, is dit werk een goede aanvulling. Het beschrijft twee Reveilfiguren in hun onderlinge verhouding.

Tenslotte een citaat waarmee het artikel over Heldring begint:

’Gedenken moet het verleden zó levend houden, dat het opnieuw werkelijkheid wordt en toekomst schept’.

Dat geldt ook voor de herdenking van Groen van Prinsterer en Otto Gerhard Heldring.

M. Burggraaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1976

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1976

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's