Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samen op weg naar één belijden ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samen op weg naar één belijden ?

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuw belijden gewenst ?

Tijdens de zitting van dè gecombineerde synodevergadering van de Ned. Hervormde en de Gereformeerde Kerken in september a.s. zal ook het voorlopige en nog zeer fragmentarische werk ter sprake komen van een werkgroep van de interimraad van deputaten 'Samen op weg', de zg. subcommissie 'kernen van belijden'. Deze werkgroep had tot taak 'te komen tot een voorstel met betrekking tot de gemeenschappelijke formulering van de kernen van belijden in deze tijd, rekening houdend met de in het verleden gegeven opdrachten op dit gebied en daarbij voorrang te verlenen aan de leer van de kerk in verband met de gekonstateerde uiteenlopende visies tussen beide kerken'. Dat is een hele mond vol. De werkgroep zal er ook de handen vol aan hebben gehad. Deze opdracht betekende immers, dat men moest proberen om de knelpunten in het belijden (vooral met betrekking tot de leer van de kerk) op te sporen en daarin tot een concensus (overeenstemming) te komen. Anderzijds lag in deze taakomschrijving de uitnodiging opgesloten om het oude reformatorische belijden nieuw te verwoorden. De werkgroep kwam voor de vraag te staan: Moet er een nieuwe belijdenis komen ? En onmiddellijk daarmee verbonden twee andere vragen:

a) Moet deze nieuwe belijdenis een aanvulling geven van het bestaande belijden, inspelend op moderne vragen ?

b) Moet deze nieuwe belijdenis bestaan uit een actualisering van de oude belijdenisgeschriften? De komende gezamenlijke synodevergadering zal zich nu aan de hand van het voorlopige werk van de werkgroep 'kernen van belijden' moeten uitspreken over de vraag, of een nieuw belijden, dat te zijner tijd kan dienen ter vervanging van het bestaande belijden, al dan niet gewenst is.

Drie modellen

Om de gecombineerde synodevergadering bij de besluitvorming in dezen te helpen, heeft de genoemde werkgroep drie modellen ontworpen:

1) Het z.g. aanvullingsmo­ s del (daarbij blijft het belijden uit de tijd van de Reformatie voor wat het is, terwijl het op een aantal punten aangevuld en toegespitst wordt, al naar gelang de noodzaak en de actualiteit. Deze weg lijkt het werkgroep de meest aangewezene.

2) Het zg. opvangmodel (de stof van de drie formulieren van enigheid wordt in een nieuwe belijdenis opgevangen, verwerkt en toegespitst op deze tijd). 3) Het dialoogmodel (een nieuw belijden, waarbij uitgegaan wordt van de situatie, een actueel probleem, daarna het Bijbels verband aan de orde komt en tenslotte de confessionele formulering onder woorden wordt gebracht. De eerste twee modellen zijn wellicht bruikbaar voor de prediking, terwijl het laatste meer geschikt zou moeten zijn voor het vormings-en toerustingswerk. De werkgroep heeft van ieder van de genoemde modellen een proeve van een tekst gegeven, waaruit blijkt, hoe het nieuwe belijden er ongeveer uit zou komen te zien.

De uitdagingen van onze tijd

Het is niet mijn bedoeling om uitvoerig in te gaan op dit door de werkgroep geleverde voorwerk. De vraag aan de gezamenlijke synodevergadering, nl. of een nieuw belijden naar één van de drie modellen geboden, c.q. gewenst is, is, dunkt mij, het belangrijkste. Daarover graag een paar dingen. Voorzover ik zie, zijn er minstens drie redenen te noemen, waarom men deze vraag naar een nieuw belijden telkens weer met klem naar voren brengt. Vooropgesteld moet worden, dat het hier niet gaat om een nieuwe tekst van de bestaande belijdenisgeschriften in hedendaags Nederlands. Een commissie uit de N.H. kerk, de Ger. Kerken en de chr. ger. kerk heeft indertijd (1971) iets dergelijks verzorgd en aan de verschillende kerken aangeboden. Aan de verstaanbaarheid en toegankelijkheid van de oude belijdenisgeschriften is dus reeds het nodige gedaan. De vraag naar een nieuw belijden is echter kennelijk niet opgelost met een aanpassing van de bestaande belijdenissen aan moderne taalwaarden. Vanwaar dan die roep om een nieuw belijden ? Ten eerte, omdat men meent, dat de kerk in el­ke tijd, zeker in de onze met zijn benauwende machten, geroepen is om getuigend in te gaan op de uitdagingen, die tot ons komen. Het belijden moet altijd doorgaan. Nu zal niemand dat laatste willen ontkennen. De vraag is alleen, of deze actualiteit van het belijden een vervanging van de oude belijdenissen noodzakelijk maakt. Wij menen, dat in onze belijdenisgeschriften in principe alles is gezegd. Daar zijn de meest fundamentele dingen aan de orde inzake de verhouding God-mens: alleen door genade, het wonder van de begenadiging van een zondaar, met zijn duidelijke afgrenzing naar de kant van het synergisme, zowel in Rooms-Katholiek als Remonstrants, gewaad. En hierin liggen dan ook genoeg duidelijke uitgangspunten voor een actuele toepassing tegenover de uitdagingen van onze tijd in de prediking, in het pastoraat, in het synodale spreken via herderlijke brieven en getuigenissen. Laat men dit meest fundamentele van het geloof in de levende God maar eens actueel maken tegenover één van de meest verschrikkelijke uitdagingen van onze tijd nl. die van een geestdodend wetticisme, waarin de haast almachtige en inmiddels zwaar overspannen mens van vandaag gevangen zit.

Die mens moet immers zo verschrikkelijk veel waar maken, tot en met een paradijs op aarde. Maar de 'Uebermensch' van vandaag moet eerst weten, waar de diepste bron van ellende ligt. Hij ligt overhoop met God. Hij moet wederomgeboren worden. Dr. H. W. de Knijff doet in 'Te Gek om los te lopen' een poging om vanuit de enige troost van Zondag 1 van de Heidelberger belijdend tegenover de machten van onze tijd te gaan staan. Maar zijn actualisering van het oude belijden schiet m.i. tekort, omdat daarin de diepste nood van de (moderne) mens niet gepeild wordt en het uitgangspunt van de enige troost zo vanzelfsprekend en probleemloos gehanteerd wordt, dat ik daarin het onuitsprekelijke wonder van de begenadiging van de zondaar door wedergeboorte en geloof niet meer hoor meeklinken. In de oude belijdenisgeschriften zijn de meest fundamentele dingen aan de orde inzake de verhouding God-mens, ook inzake de verhouding mens-medemens. Ik denk aan de machtige uitleg van de tweede tafel van de tien geboden in, de catechismus. Ik denk ook aan artikel 36 van de Ned. geloofsbelijdenis. Als men dat laatste (graag niet gekortwiekt) actueel wil toepassen met betrekking tot de uitdagingen van onze tijd, dan zal men kunnen ontdekken, dat het oude doperse ideaal van een heilsstaat op aarde, waartegen de artikelen van onze geloofsbelijdenis zich teweer stellen, in een nieuw gewaad via revolutietheorieën en theologische ideologieën vandaag weer volop aan de orde wordt .gesteld. Is er werkelijk zoveel nieuws onder de zon ? Het belijden moet doorgaan. Maar ten principale zijn er in onze tijd niet zoveel nieuwe vragen aan de orde, dat dat op zich zou noodzaken tot een vervanging van de oude belijdenissen door nieuwe. Als wij een pleidooi zouden mogen voeren voor een voortgaand belijden, maar dan op basis van en in overeenstemming met de belijdenis der vaderen, laat de gecombineerde synodevergadering dan haar fiat geven aan het Getuigenis, dat enige jaren geleden verscheen en waarin op een waardige wijze actueel belijdend is gesproken.

De denkpatronen van onze belijdenis

Een tweede reden, waarom men vaak roept om een nieuw belijden, is gelegen in een critische instelling ten aanzien van zg. denkpatronen en structuren van de oude belijdenissen. Het begrippenmateriaal (denk aan de formuleringen over de twee-naturenleer en de drie-eenheid, over verkiezing en verwerping, over de voorzienigheid, enz.) zou Aristotelisch en Grieks dualistisch zijn. Ik ga hier uiteraard niet uitvoerig op in. Ik constateer alleen, dat een nieuw belijden op basis van deze critische instelling vaak alle deuren open heeft naar modernistische theologieën, waarin wel kwistig wordt gewerkt met zg. nieuwe vondsten, ontleend aan de Bijbelse theologie, maar waarvan het dan nog te bezien staat, wat voor soort Bijbelse theologie men er op nahoudt. Hoeveel heeft men daarin meegenomen van Schriftcritische methoden, waarmee nu al zovele jaren onze theologische faculteiten zijn verziekt? Wat men b.v. bij de gereformeerde Wiersinga tegenkomt aan nieuw belijden met betrekking tot de voorzienigheid van God (in zijn: verzoening met het lijden) staat naar mijn diepste overtuiging volledig haaks niet alleen op 't reformatorisch belijden, maar ook op de heilige Schrift. En wat men in het jongste boek van de Hervormde Berkhof (zijn Christelijk geloof) tegenkomt aan nieuw belijden is dunkt mij dermate voortgekomen uit een synthese met de tijd, dat de dingen, die op grond van Schrift en belijdenis onder ons volkomen zekerheid hadden, daarmee volslagen tegen de vlakte gaan. Het gevaar van het zg. dialoog-model voor een nieuw belijden (zie boven) is dan ook levensgroot, dat men zich, uitgaande van de situatie van onze tijd, laat imponeren door de vraagstellingen van de tijd, waarin wij leven en dat men uit een constante behoefte aan synthese zich uitlevert aan de tijdgeest, zodat de meest wezenlijke vragen van de Schrift, waar de moderne mens nooit uit zichzelf opkomt, niet meer gesteld worden, laat staan beantwoord.

Aanvulling van de belijdenis

Een derde reden, waarom men vaak vraagt om vernieuwing van het belijden, is gelegen in de gedachte, dat er aan de oude formulieren van enigheid toch wel het één en ander ontbreekt. Deze zouden moeten worden aangevuld b.v. met artikelen over Israël, over het Koninkrijk van God en over de zending. De diepte van de heilige Schrift zou in de oude belijdenissen niet voldoende doorkomen. En zelfs zou een toevoeging van de genoemde en andere dingen een herschrijving van heel de belijdenis noodzakelijk maken, omdat deze zaken aan heel de belijdenis een nieuwe blikrichting geven. Nu is het stellig zo, dat in de drie formulieren van enigheid niet alle dingen van de heilige Schrift belijdend worden nagesproken. Maar niemand kan met goed recht beweren, dat er aan hetgeen in onze belijdenisgeschriften beleden wordt een wezenlijke dimensie van het geloof ontbreekt. Ik zou het zeer toejuichen, als de kerken van gereformeerde origine in onze tijd tot een 'algemeen accoord' zouden kunnen komen inzake een geloofsgetuigenis over Kerk en Israël. Iedereen weet, dat wij daar vanwege de veelheid van Israëlvisies ver vandaan zijn. Maar ook als dat algemeen accoord er zou komen, zou het, voorzover ik zicht heb op Israël althans, de structuur van de belijdenis bepaald niet veranderen. En wat het koninkrijk van God betreft en ook de zaak van de zending, wie denkt niet aan wat onze catechismus hierover zegt in Zondag 48 en Zondag 12 (Uw Koninkrijk kome en: Waarom wordt gij een christen genaamd? ) In ieder geval gaat voor ons het sein op rood, wanneer in het voorwerk van de commissie 'kernen van belijden' geconstateerd wordt, dat de belijdenis toch wel uitgebreid zou kunnen worden b.v. met betrekking tot de vraag naar de verhouding met de niet-christelijke godsdiensten en er elders in de proeven van een nieuw belijden wordt gesteld: 'Wij erkennen, dat ook buiten de kerkmuren geloof, hoop en liefde in meerdere of mindere mate aanwezig zijn'. Zoiets kan goed uitgelegd worden. Het kan ook betekenen, dat we een stap hebben gedaan in de richting van wat Sölle en Kuitert ons geleerd hebben over een zg. latente kerk. Een zodanige uitbreiding van het belijden is in strijd met de gereformeerde belijdenis, die als gulden stelregel altijd heeft gezegd: 'Buiten de kerk geen zaligheid'.

Een huishoudelijke twist ?

In het bovenstaande ging het eigenlijk uitsluitend over de vraag, of een nieuw belijden gewenst is. En met het oog daarop zouden wij het de leden van de gecombineerde synodevergadering van september a.s. op het hart willen binden om de motieven van een gewenste vernieuwing van het belijden aan de hand van hetgeen we in dit artikel noemden, eens op te sporen. En de Ned. Hervormde Kerk én de Gereformeerde kerken hebben een belijdenis. Dat zijn de drie formulieren van enigheid. Die zijn door de eeuwen heen getoetst. En vanwege dit gezamenlijk bezit heeft prof. Van Ruler eens gesproken over het gescheiden zijn van die twee kerken als over een huishoudelijke twist. Maar als nu in een gezamenlijke roep om een nieuw belijden steeds weer de nodige spanningen aan de dag gelegd worden met betrekking tot deze oude belijdenisgeschriften, dan is het ook maar niet een huishoudelijke twist, die ons gescheiden houdt. God beware er ons voor, dat wij onze gereformeerde belijdenisgeschriften in de galerij der gedenkwaardige anonumenten zouden zetten, terwijl ze in hun diepste bedoeling, in hun religie niet meer zouden meedoen in een belijden, dat toegespitst is op de behoeften en vragen van de tijd. Dat gevaar is niet denkbeeldig. Het hebben van een belijdenis immers is niet genoeg. Het gaat om een godvruchtige doorleving en uitleving in het hart, in de gemeente, op de kansel en aan de universiteit.

Een nieuw belijden mogelijk ?

In een tweede artikel over de voorstellen inzake een nieuw gezamenlijk belijden op de synodevergadering van de Ned. Hervormde en Gereformeerde kerk van 17 en 18 september a.s. wil ik, heel kort nog enkele practische kanttekeningen maken.

De functie van de belijdenis

Stel, dat het wenselijk moest worden geacht om tegen de achtergronden van de machten van onze tijd te komen tot een nieuw belijden (iets, dat we ontkenden), is het dan te verwachten, gezien de huidige verwording in het Hervormd en Gereformeerd kerkelijk leven, dat er een concensus (overeenstemming in het belijden) uit de bus komt, die ten eerste even duidelijk is in de afwijzing van moderne dwalingen als de oude belijdenisgeschriften dat zijn in de afwijzing van dwalingen in de tijd van de reformatie en ten tweede, dat die concensus een belijdenis is, die niet morgen of overmorgen weer voor een andere moet worden ingeruild. maar waarvoor wij dan ook samen de hand in het vuur willen steken ? Ik ben daar niet gerust op. Of zal het een belijdenis worden, waarmee wij in gemeenschap willen leven, terwijl voor het overige tegengestelde leringen niet alleen worden verdragen, maar ook niet worden geweerd ? Met andere woorden: hoe denkt men zich de functie van een nieuwe belijdenis in ? In een proeve van een tekst voor een nieuw belijden (aanvullingsmodel) staat, dat de werkgroep 'kernen van belijden' heeft opgesteld, staat te lezen, dat wij voorzichtig moeten zijn de grenzen van de gemeente te bepalen. Dat zal waar zijn. Maar is dat alles ? Er zijn duidelijke uitspraken in de heilige Schrift over tuchtoefening binnen de gemeente vanwege haar door God Zelf in Zijn Woord gestelde grenzen. Men kan ook op een onbijbelse wijze voorzichtig willen zijn met, de afbakening van de grenzen van de kerk. Zal de toekomstige geünieerde Herv. Ger. Kerk een herkenbare Kerk zijn ? Herkenbaar aan haar notae ecclesiae (kenmerken der kerk) ? Dat heeft alles te maken met haar geloofwaardigheid in de wereld. De kerk weert, wat haar belijden weerspreekt. Maar dan moet het wel een belijden zijn, waarin we maar niet elkaar in 't algemeen herkennen, maar waar we elkaar ook aan wensen te houden. Nog eens: hoe zal dat nieuwe belijden in de toekomst functioneren ?

Een ‘gemeen accoord’ onmogelijk

Juist vanwege de grote mate van leervrijheid, die zowel in de Ned. Hervormde Kerk als ook in de Gereformeerde Kerken heerst (denk aan de jongste leertuchtprocedures, denk aan de ontwikkelingen aan de V.U.) is het niet te verwachten, dat een nieuw belijden een 'gemeen accoord' kan worden, zoals dat het geval was met de oude belijdenisgeschriften. Ook al zouden er in dat nieuwe belijden ondubbelzinnige uitspraken, komen te staan over moderne dwalingen, b.v. over de neomarxistische theologieën (de reformatorische belijdenisgeschriften noemen zelfs ook de namen van de dwaalleraars), dan nog zou de wijze, waarop helaas het belijden in beide kerken in onze dagen functioneert, de. 'zeggings-en daadkracht' van dat belijden ten zeerste afzwakken. Maar die ondubbelzinnige uitspraken met betrekking tot moderne dwalingen zijn in een nieuw belijden van de Ned. Herv. en de Gereformeerde kerken niet te verwachten. Het Hervormd-Synodale rapport (1975) over de 'Kerk in de sociaal-politieke spanningen', waarin een stuk belijden tot uitdrukking is gebracht, laat veeleer het omgekeerde beeld zien. De leiding van de kerk is veelszins in de greep van modernistische theologieën geraakt, waarin de geest van de tijd een hartig woordje meespreekt en de Bijbel is uitgerangeerd door een verregaande Schriftcritische methode van theologiseren. De humaniteit, het algemeen menselijke voert de boventoon. De doorbraakgedachte beheerst de zaak.

Verzwakking van het Gereformeerd-confessionele

De situatie in de Gereformeerde Kerken is niet veel anders. Ieder weet, dat de binding aan de confessie er lang niet meer in die mate is, als dat voor de tweede wereldoorlog b.v. het geval was. De weg van de institionele leertucht (denk aan Assen 1926) lijkt ook daar onbegaanbaar. Daar komt bij, dat wij ons niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat de belijdenis ook in de tijd van de strakkere binding aan die belijdenis bij de Gereformeerden vaak wel als een iuridische maatregel functioneerde (zij waren jarenlang het bolwerk van orthodoxie), maar dat dat lang niet altijd zijn 'bevindelijke' doorwerking en uitwerking kreeg. De vrees van de Vrijzinnig-Hervormden, onlangs uitgesproken aan het adres van het moderamen van de Hervormde Synode, nl. dat een toekomstige eenwording van de Herv. en de Ger. Kerken een insnoering zou betekenen van een stuk theologische vrijheid, deze vrees is de onze niet. Wij vrezen veeleer, dat het gereformeerde-confessionele element in onze Hervormde Kerk door die eenwording slechts zal worden afgezwakt en ingeperkt, een nieuw belijden ten spijt. Die vrees wordt gevoed door voorsteilen, die op de komende synodevergadering aan de orde zullen zijn van de zijde van de werkgroep 'kerkordelijke aangelegenheden' en die alle gemeenten, die met de eenwording niet accoord denken te gaan slechts de ruimte van de eigen groep laten (worden alle G.B. gemeenten buitengewone wijkgemeenten ? )

Gelet op het boven gestelde zullen wij dus ook om kerkelijk practische redenen geen voorstanders van een nieuw belijden kunnen zijn. Natuurlijk zal het mogelijk blijken om een aantal uitspraken bij elkaar te brengen, die als gezamenlijk uitgangspunt kunnen dienen. Men kan temidden van de veelheid van opvattingen en meningen het belijden dusdanig minimaliseren, dat het naar alle kanten open blijft staan, zelfs naar de kant van Rome. Maar dat kan en mag in kerken, die in gemeenschap met de belijdenis der vaderen in het heden belijden willen, niet de bedoeling zijn.

Doleren in verootmoediging

Ik wil eindigen met te herinneren aan de droefheid, waarmee vorige geslachten in de tijd van de Doleantie de gelederen van de Hervormde Kerk verlaten hebben. Die droefheid verstaan wij, ook al zijn wij niet heengegaan, maar gebleven bij 'Jan Rap en zijn maat' (Kuyper). Maar zouden onze vaderen, die bedroefd heengingen, nu met blijdschap wederkeren met hun kleinkinderen en achterkleinkinderen ? Er is in ieder geval iets, waarin wij als Hervormden en Gereformeerden elkaar eerst zullen moeten en kunnen vinden, dat is een gezamenlijke verootmoediging voor de levende God, omdat wij samen zozeer onze verworteling zijn kwijtgeraakt in het klassieke belijden. In deze verootmoediging staan alle deuren open naar elkaar en ook naar een herkenning en erkenning van elkaar. Want zo zijn wij samen aangewezen op het wonder van Gods genade. Een leven uit dezelfde bron, Gods Geest. Een teren op dezelfde kracht: Christus Jezus. Een rusten in hetzelfde welbehagen, dat van Gods eeuwige verkiezing.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1976

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Samen op weg naar één belijden ?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1976

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's