Woord en Geest in het Oude Testament
De verhouding van Woord en Geest
4
2
De kracht van de Geest schept zich in het Woord een uitdrukking die gevat kan worden. Het beeld van de messiaanse Koning, dat in het Woord naar voren komt, is door de Geest voortgebracht. De profeet ontvangt in zijn gegrepen zijn door de Geest oog en oor voor het beeld en Woord dat zijn zintuigelijke waarneming te boven gaat. Daardoor wordt zijn geheim openbaar en kan hij het meedelen.
Een onverbrekelijke eenheid
Zo ongeveer schrijft O. Procksch in Kittels Theologisch woordenboek op het Nieuwe Testament, en hij noemt dan als bewijsplaatsen voor een zgn. beeld-openbaring Amos 7 : 1, 8 : 1, 9 : 1. De vizioenen van Amos zijn immers niet woord-loos maar vormen juist de inzet tot wat Amos aan Israël heeft te verkondigen en gaan daarom gedurig samen met het spreken van de HEERE tot de profeet.
Nu zegt Procksch m.i. terecht dat deze bijna visuele inhoud van het Woord van God, die tegelijk een stuk kracht is, niet het privilege van de beeld-openbaring is. Immers, in elke spreuk, in elke prediking van elke profeet des HEEREN is het ontvangen Woord van God als een levensader aanwezig. Hij noemt het Woord in die kracht het oerwoord van God en zal daar zeker mee bedoelen, dat het Woord van God op de tong van Jesaja en in de buik van Ezechiel en in de ingewanden van Jeremia geen ander woord is dan het Woord waarmee de HEERE hemel en aarde heeft geschapen en toebereid. 'Al komt de enge verbinding tussen Woord en Geest zoals wij die uit het N.T. kennen, in het O.T. tamelijk zelden openbaar, toch mag men de ontvangst van Gods Woord door de profeet als een pneumatisch (door Gods Geest bepaald) gebeuren aanduiden', aldus Procksch.
In dit verband is de exegese van Psalm 33 : 6 belangrijk. 'Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest van Zijn mond al hun heer'. Wat is met die woorden 'de Geest van Zijn mond' bedoeld ? Is dat slechts een nadere omschrijving van het Woord, de dabar, die woord en werkelijkheid bevat? Moeten we deze tekst vanuit haar innerlijke parallellie uitleggen ? Of mag en moet hier verwezen worden naar Gen. 1 : 2 waar staat dat de Geest van God zwevende of broedende was op de wateren ? In Gen. 1:2 staat de Geest van God zo persoonlijk en als een eigen Wezen vermeld, dat 't niet denkbaar is dat daar althans de Geest alleen maar als omschrijving van de innerlijke kracht van het Woord bedoeld is. Derhalve behoeft men Psalm 33 : 6 niet zo te lezen dat de Geest slechts de krachtige adem van des HEEREN mond is. Het kan zeer wel een nauwe verbinding zijn tussen Geest en Woord, die weergegeven is met de woorden 'de Geest van Zijn mond’.
Minstens zo opvallend is een andere tekst. Num. 24:2, waar van Bileam gezegd wordt dat, 'wanneeer hij Israël ziet, de Geest van God op hem is en hij zijn spreuk opheft en Israël voor de tweede maal zegent. Wat van Israels profeten niet expliciet gezegd wordt, dat wordt van deze heiden wel gezegd: de Geest van Israels God is op hem en hij spreekt de woorden van Israels God. Opnieuw een best bewijs dat de verbinding tussen Geest en Woord direkt aanwezig is in het O.T. en dat bovendien de Geest als Persoon genoemd wordt en niet zonder meer als kracht van het Woord moet worden verstaan. Andere teksten die een zelfde strekking hebben, zijn 2 Sam. 23 : 2 en Hos. 9 : 7, speciaal de uitdrukking: van des Geestes.
Behalve dat de Geest herhaaldelijk genoemd wordt bij de extatici en de zieners 3 (1 Sam. 9 : 9) die schijnbaar soms bui-ten de Woordopenbaring vallen en toch de kleurschakering van het profetisme in het O.T. verrijken, moet gewezen worden op de grote verscheidenheid in het begrip dabar zelf, waar ook de kracht van de Geest van God op telkens andere wijze in naar voren komt. G. Gerleman heeft in het Theologisch handwoordenboek op het t O.T. van Jenni en Westermann een artikel aan dit rijke begrip gewijd. In onderscheid van een ander woord voor spreken (amar) dat in het O.T. veelvuldig voorkomt, richt zich het begrip dabar eerder op de kracht, de aktiviteit van het spreken dan op de woorden die er de inhoud van vormen. Het is dan ook opmerkelijk : dat dit woord van spreken in overdrachtelijke betekenis niet voorkomt, in onderscheid van andere O.T.-ische termen voor spreken. Het zelfstandig naamwoord krijgt een uitbreiding in betekenis, namelijk deze dat het woord én zijn inhoud, het woord én zijn verwerkelijking ermee bedoeld wordt. Maar dan zó dat wat dat woord verwerkelijkt, niet kan worden losgemaakt van het woord. Dabar betekent eigenlijk nergens een bepaald voorwerp of een resultaat van handelen of spreken.
Het blijft verbonden mét het handelen en mèt het spreken. De kracht blijft erin zitten.
Van de 1125 maal dat het werkwoord dabar in het O.T. voorkomt, is 400 maal God of de HEERE er het onderwerp van, en daarnaast komt het zelfstandig naamwoord in verbinding met de God van Israël en Zijn Naam nog 242 maal voor. Voornamelijk gaat het in al die teksten om de profetische Openbaring van God door Zijn Woord, en ook wanneer dit niet t' het geval is, en dabar betrekking heeft op de Tora, de Wet, de geopenbaarde wil van God (zie boven), dan is het nóg opvallend dat het begrip geen juridisch karakter krijgt. De wil van God is nergens in het t O.T. een codificatie, een te boek gesteld geheel van wetten en regels, waar alle kracht, alle levendigheid aan ontbreekt, puur een wetboek. De werking van God blijft er eigen aan !
Dit zelfde geldt voor de woorden van God, die min of meer apart komen te staan, een eigen leven gaan leiden, personificaties worden. Als voorbeeld kan dienen de bekende tekst van het Woord des HEEREN dat is als de regen en als de sneeuw, Jes. 55 : 10-11. In het heidendom dat Israël omringt, zou zo'n woord ogenblikkelijk, aanleiding geven tot vergoddelijking ; van een bepaald attribuut dat van God afkomstig is. Of het Woord dat met de sneeuw en de regen vergeleken wordt, krijgt een eigen plaats in de cultus als verwekker van vruchtbaarheid óf de sneeuw en de regen worden vergoddelijkt. Welnu, dit is in het O.T. onmogelijk. De HEERE zendt wel Zijn Woord uit, en door de kracht van Zijn Geest gaat dat Woord de werkelijkheid bepalen, maar het blijft Zijn Woord, en de kracht ervan gaat geen eigen leven leiden, maar blijft afhankelijk van Zijn stem en van Zijn Geest.
Conclusie
Een van de meest oorspronkelijke betekenissen van de semietische wortel, waar dabar, woord en zaak, woord en daad, van afgeleid is, luidt: de keerzijde, de achtergrond. Er is dus niet alleen een voortgaande verwerkelijking van de dabar, van het Woord aan te wijzen in wat het doet en oplevert, maar men mag ook terugzien en zich afvragen: wat zit erachter ? Evenals het griekse logos niet slechts woord en zaak, maar ook plan en berekening betekenen kan, gaat de dabar van God en mens terug op het plan, de wil, de kracht, maar ook de bedoeling van degene die spreekt. En juist in die relatie tussen woord en daad en hun achtergrond is daar de Geest van God Die van de Vader en de Zoon uitgaat. Die tezamen met de Vader en de Zoon verheerlijkt wordt, Die gesproken heeft door de profeten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's