Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op het jachtgebied van Paul Kruger

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op het jachtgebied van Paul Kruger

Bezoek aan Zuid-Afrika

12 minuten leestijd

15

27-28 mei — Een lector in de theologie aan de universiteit van Pretoria nodigde ons uit om na dé vele gesprekken die wij gevoerd hadden over 'het' probleem nu maar eens kennis te maken met de natuur van Zuid-Afrika. Door zijn bemiddeling werden wij twee dagen uitgenodigd bij een boerenfamilie in West-Transvaal, enige honderden kilometers van Pretoria verwijderd.

De tocht ging naar Boekenhoutfontein bij Rustenburg waar de 'plaats' van president Paul Kruger lag gelegen. Al rijdend door het typische Transvaalse land vertelde onze reisgenoot allerlei verhalen over de Boerenoorlog en over de oude president Paul Kruger.

Paul Kruger

Paul Kruger werd in 1825 als lid van het zesde geslacht Kruger dat op de Zuidafrikaanse bodem leefde, in 't district Steijnsburg geboren. Als elfjarige jongen heeft hij in 1836 de 'assegaaidoop' ondergaan bij de heldhaftige verdediging van het 'lager' bij Vegkop, dicht bij het hedendaagse Heibron toen duizenden Matabelen werden afgeslagen. In 1838 behoorde hij tot de voortrekkers aan de Natalse kant van Drakensberg toen Piet Retief en zijn mannen op zo'n verraderlijke wijze werden vermoord. Hij moet een geweldige jager zijn geweest, hij was 14 jaar toen hij zijn eerste leeuw schoot. Op 17-jarige leeftijd trouwde hij met Maria de Plessis, maar deze overleed reeds 4 jaar later. Het volgende jaar trouwde hij met de nicht van zijn eerste vrouw nl. Gezina Suzanna Frederika Wilhelmina du Plessis die meer dan vijftig jaar zijn levensgezellin is geweest tot haar dood in 1901. Uit dit huwelijk zijn zeven dochters en negen zoons geboren van wie verscheidene vroeg overleden zijn.

Kruger trad al vroeg op de voorgrond, werd eerst veldkomet en daarna commandant. Hij was in 1859 één der oprichters van de Vrije Gereformeerde Kerk in Transvaal (de zgn. Dopperkerk) en scheidde zich af van de Nederduits Hervormde Kerk o.m. omdat hij tegen het zingen van Gezangen in de kerkdienst was. Hij was het die de afgescheiden Hollandse predikant ds. Dirk Postma met zijn wagen van Durban, waar deze uit Holland was aangekomen, naar Rustenburg bracht. Een grapje van N.G. theologen: Twee Hollandse Dirken hebben ons twee afscheidingen bezorgd: ds. Dirk van der Hoff stichtte de Nederduits Hervormde Kerk en ds. Dirk Postma de Gereformeerde Kerk. In 1883 werd de 57-jarige Kruger voor de eerste maal gekozen als president van Transvaal, nu geheten de 'Zuid-Afrikaanse Republiek'. Hij bleef dat tot zijn dood in 1904. Toen de Engelse oorlog op 11 oktober 1899 uitbrak was hij al 74 jaar. In 1900 verliet hij Pretoria en begaf zich naar Laurehgo Marques in 't Portugese Mozambique waar het oorlogsschip de 'Gelderland', gezonden door Koningin Wilhelmina, hem afhaalde. Doel van zijn reis was de Europese mogendheden te interesseren voor, de nood van Zuid-Afrika. De zeereis ging langs de Oostkust door het Suezkanaal naar Marseille waar hij met overweldigende ovatie door de Fransen werd ontvangen. Maar hij kreeg nergens steun voor de Boeren-zaak. 'Hij vraagt om brood, maar ze werpen hem bloemen toe of brengen hem muziek', schreef een journalist. Door België reist hij naar Keulen met de bedoeling om de Duitse keizer Wilhelm II in Berlijn op te zoeken, maar deze wilde hem niet ontvangen. Toen door naar Nederland waar hij twee en een halve maand in het hotel Pays-Bas in Utrecht heeft gelogeerd, daarna acht maanden 'Casa Cara' bij Hilversum, waar bij de tijding van het heengaan van zijn vrouw ontving. Na Hilversum ging hij in december 1901 wonen in Oranjelust Maliebaan 89 in Utrecht. Hier bereikte hem de tijding van de vrede van Vereeniging (31 mei 1902). Op dokters voorschrift moest hij vanwege zijn lichamelijke toestand verhuizen naar een warmer klimaat. Hij woonde toen o.m. in Menton en stierf op 14 juli 1904 op de leeftijd van 79 jaar te Clarens nabij Montreux. Het stoffelijk overschot is via Den Haag en Rotterdam met een Nederlands schip 'De Batavier VI' naar Kaapstad vervoerd. De begrafenis vond plaats op 16 december op het kerkhof in Kerkstraat-West te Pretoria waar ook zijn echtgenote rust, niet ver van het huis, het zgn. 'Krugerhuis' waar zij jarenlang hebben gewoond. De begrafenis werd door bijna 30.000 mensen bijgewoond.

Zijn laatste boodschap werd 14 dagen voor zijn dood ondertekend: 'Zoekt in het verleden al het goede en schoone, dat daarin te ontdekken valt, vormt daarnaar uw ideaal en beproeft voor de toekomst dat ideaal te verwezenlijken'.

Zijn leven was gestempeld door 't Woord Gods. Zijn doen en laten wilde hij laten bepalen door het licht van de Heilige Schrift. De Bijel kende hij. Hij gebruikte steeds de Statenbijbel met moeilijk leesbare 'waterdruk' (zeventiende-eeuwse Gothische schrift) en even moeilijke spelling. De Bijbel was rijkelijk met kanttekeningen voorzien en werd in bijzonderheden stelselmatig bestudeerd. In Europa heeft hij zijn Bijbel op een staander gehad, die nog in het Krugerhuis is te zien. In redevoeringen vergeleek hij zijn eigen Transvaalse volk met de kinderen Israels. Zijn toespraken waren meer preken dan redevoeringen.

De heer J. G. Celliers, die in 1889 tot de lijfwacht van de president hoorde vertelde in 1949 de volgende herinnering aan de morgengodsdienstoefening van de president, waarbij ook hij werd uitgenodigd: de lievelingspsalm van de president was de morgenpsalm, hij heeft nooit lange hoofdstukken uit de Bijbel gelezen. Zijn gebeden waren onvergetelijk. Hij heeft gewoonlijk in zijn gebed aan de gehele wereld gedacht en voorbede gedaan voor de vorsten en de volkeren. Vooral heeft hij altijd voor de vrede van de wereld gebeden. Daarna heeft hij zijn eigen volk aan de Heere opgedragen. Zijn amen was krachtig en luid.

Boekenhoutfontein

In het begin van onze reis hadden wij het Krugerhuis in Pretoria, recht tegenover de Gereformeerde Kerk, bezocht, een eenvoudig huis dat als residentie voor de president diende, nu waren wij op reis naar Boekenhoutfontein, de boerderij van Paul Kruger waar hij regelmatig vertoefde om tot rust te komen. Wij zagen die alleenstaande woningen, die door de Si­ mon van der Stel Foundation in 1972 zijn gerestaureerd en door de regering tot historisch monument zijn verklaard. De gebouwen zijn door Kruger in 1863 van de voortrekker Bronkhorst gekocht en zijn 't eigendom van de familie gebleven tot bijna het eind van de oorlog in 1902. Het inwendige was met eenvoudige, zware meubels gemeubileerd. Het behang had men van snippers behangselpapier uit het oude huis geheel nagemaakt. Ook stond er een klein harmonium waarop Kruger gewend was Psalmen te spelen.

Langs smalle paadjes kwamen wij bij een klein heuveltje begroeid met struikgewas. Op dat heuveltje een klein monumentje met het opschrift: 'Hier boog president Paul Kruger zijn knieën voor de almachtige God om de noden van land en volk aan Hem voor te leggen'. Met het onderschrift: Schoolkinderen uit Pretoria.

Van deze plaats trokken wij enkele kilometers verder naar de boerderij van de familie die ons had uitgenodigd. Die boerderij was het vroegere jachthuis van Kruger van waaruit hij de jacht ondernam. Het viel mij op hoe de jachterreinen met een stevige afrastering waren beschermd, zeker om het wild op de eigen terreinen te houden.

Onze gastheer stond ons op te wachten. Een echte Tranvaalse boer met een markante kop, een slappe hoed scheef op zijn hoofd, lang, mager en gespierd. Hij groette ons hartelijk en ging ons voor naar het woonvertrek, waar wij kennis maakten met zijn vrouw. Met een veerkrachtige tred als van een jonge man hielp hij zijn vrouw bij het serveren van de thee. Met een zekere trots vertelde zij dat hij 86 en zij 79 jaar waren. Door Gods goedheid.

Engelse concentratiekamp

Beiden waren in de Engelse oorlog (1899-1902) in het concentratiekamp geweest, hij als jongetje van acht jaar, zij als meisje van vier. 's Morgens vroeg, zo vertelde ze, kwam een Engelse officier op onze boerderij en zei dat we ons reisvaardig moesten maken. Bepakt en gezakt gingen we lopend op weg. Na een half uur keken wij om en zagen hoe de boerderij in brand was gestoken. Vanaf een station werden wij in steenkolenwagens naar het concentratiekamp getransporteerd. Wij zijn daar tot het eind van de oorlog gebleven. Mijn broertje is daar overleden, vertelde hij, één van de 28000 moeders en kinderen die in de concentratiekampen zijn omgekomen. Verschrikkelijk. Toen de boeren na de wapenstilstand terugkwamen misten ze hun vrouw en kinderen en stonden ze bij hun afgebrande hofsteden, straatarm. Mijn vader had al schuld op zijn boerderij en toen die afgebrand was moest er een nieuwe boerderij komen en had hij een dubbele schuldenlast.

— Waarom deden de Engelsen dat ? 

— De Engelsen hadden het hele gebied tot benoorden Pretoria bezet, maar de boeren zetten hun guerillastrijd voort en beschoten vanaf de kopjes de Engelse kolonnes. Dat begon hen te vervelen en daarom besloten ze de boeren te treffen in hun gezinnen en hun plaatsen, de Engelsen, die zich zo beroemen op hun 'fair plaiy'!

— Hoe bent u behandeld ? Zijn de Engelse concentratiekampen te vergelijken met de Duitse ?

— Neen, de officieren en manschappen hebben ons altijd hoffelijk behandeld. De sadistische verschrikkingen van de Duitse kampen kwamen hier niet voor, al zijn er natuurlijk wel legenden in omloop geweest. De vrouwen en kinderen stierven vanwege de slechte hygiënische toestanden en gebrek aan medische middelen. Ook de huisvesting was slecht, we moesten bivakkeren in tenten.

Ik ben ook nog twee maal geïnterneerd geweest, ging mijn gastheer door, eenmaal in de eerste en eenmaal in de tweede wereldoorlog. Smuts koos telkens de kant van Engeland tegenover Duitsland. Na alles wat ze ons in de boerenoorlog hebben aangedaan was het voor ons, ruim tien jaar later, wel moeilijk de kant van Engeland te kiezen. Te meer ook daar Engeland ons onder zijn macht had gebracht en wij de kans schoon zagen om het Engelse juk af te werpen zoals de Ieren dat in 1916 deden. Maar dat lukte toen nog niet, wij zijn pas in 1961 onafhankelijk geworden.

— In de tweede wereldoorlog stond u ook aan de kant van de Duitsers ?

— Ja, maar niet omdat wij als nationalisten zo voor Duitsland waren, maar meer omdat wij tegen Engeland waren. Ik ben met Vorster geïnterneerd geweest, we hebben samen nog naast elkaar gestaan bij het aantreden.

— Mijn broer is in een Duits concentratiekamp omgekomen.

— Wat zegt prof ? Verschrikkelijk, verschrikkelijk. Ik heb de film over de tweede wereldoorlog voor de televisie gezien en ook de laatste aflevering over de gaskamers en de martelingen van de Joden. Ontzettend, u moet wel van mij aannemen dat wij hier in Zuid-Afrika van dat Hitler-Duitsland niets geweten hebben. Het ging er ons alleen om vrij te komen van Engeland en zeker niet om een dergelijk beestachtig systeem te verdedigen... En dan uw broer, verschrikkelijk . . . .

Een ogenblik was het stil, ieder was bezig met zijn eigen gedachten bij dit grillige conflict van de geschiedenis, zo ver af en tegelijk zo dicht bij.

'Wij hebben een koedoe geschoten !' Een zwarte knecht kwam binnengehold om het de baas mee te delen. Wij naar buiten. Het beest met geweldige horens lag dood in de bak van de landrover. Met vereende kracht werd het dier aan een vleeshaak opgehangen. Met één messensteek opende een oude knecht de buik van het dier, waarna de ingewanden spoedig werden verwijderd.

De koedoe hing op de slachtplaats naast een twintig impala's, rooibokken, die die dag waren afgeschoten. Prachtige beesten, die ons met hun glanzende rood-bruine ogen verstild schenen aan te kijken. Als stadsmens keek je wat vreemd tegen alles aan.

— Wij schieten ze af om de wildstand öp peil te houden, anders slachten ze elkaar moorddadig af. Maar we richten altijd op de kop dan lijden ze niet. Zwart dienstpersoneel was bij een brandend vuur — de avond was gevallen — bezig de dieren 'schoon' te maken. Alles in opgewekte en vrolijke stemming.

De volgende morgen gingen wij met de jagers, de jonge baas, zijn zoon, de lector en een zwarte knecht, in een landrover mee op jacht. De Bantoe stond achter op de auto op de uitkijk. Als hij iets verdachts zag werd er gestopt. Dan liep de baas sluipend voor ons uit. En plotseling viel het schot. Er waren enkele missers. Maar de buit was uiteindelijk twee impala's en een jong wild zwijn. Dat zwijn is voor de zwarten, zei de zoon van de jonge baas.

Een merkwaardig leven, dicht bij de natuur, de dieren, de struiken en bomen, de grond en de stilte. Wel anders dan mijn leven in de Uithof met colleges, tentamens, examens en vergaderingen dacht ik plotseling.

Bij het afscheidsmaal ging het gesprek door.

— Wij hebben hier op de boerderij een leefgemeenschap met zo'n veertig zwartmensen, vertelde de oude baas. Ze zijn bij mij in dienst en wij zijn goed voor hen, ik zorg voor hun leven, voor medische voorzieningen, voor onderwijs aan de kinderen enz. Ze komen in niets te kort. En u merkt wel op welke plezierige manier wij met elkaar omgaan. Wij hebben er hard voor gewerkt om zo ver te komen. De derde generatie is al bij mij in dienst. Er zijn enkele zwarten die mijn voornaam dragen, die doopnaam hebben ze gekregen van hun vaders uit vriendschap voor mij.

Hier was de patriarch aan het woord als uit de tijd van Abraham. 

— Bent u niet bang voor veranderingen? vroeg ik.

— Prof, u moet goed begrijpen, ik heb drie oorlogen meegemaakt en ik ga echt voor de vierde niet op zij, wij zullen dit alles zo maar niet aan de Russen overgeven !

Dit was ons laatste bezoek. Vlak voor onze terugtocht naar Nederland bezocht ik nog het oude kerkhof van Vereeniging. Ik zag enkele oude langwerpige roodbruine grafstenen liggen. Op één er van stond de naam van een moeder overleden in 1900 'in het Burgerskamp'.

De vijfde juni vertrokken wij van de vlieghaven Jan Smuts bij Johannesburg. Uitgeleide gedaan door drie jonge theologen met hun vrouwen en hun kinderen. Een charmant gezelschap.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Op het jachtgebied van Paul Kruger

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's