Dichters en Kerst
Altijd heeft er een relatie bestaan tussen Kerst en poëzie. Steeds weer zijn er dichters geweest voor wie de komst van Gods Zoon in deze wereld aanleiding was om gedichten en liederen te scheppen. Eigenlijk schonk Maria ons al poëzie met haar bekende lofzang: Mijn ziel maakt groot de Heere!
Ook in onze taal is kerstpoëzie geschreven de eeuwen door. Slechts een klein gedeelte daarvan is van blijvende waarde en weerstaat de aanvallen van de tijd. Sommige dichters zijn erin geslaagd zo'n rake tekening te geven of zo'n toon te treffen, dat hun werk de eeuwen trotseert. Ieder van ons kent wel het lied 'Nu sijt wellekome' of 'Ons genaket die avondstar' . De dichters ervan kennen we niet, maar vast staat dat beide liederen zo'n 500 jaar oud zijn. Ze hebben standgehouden vooral ook omdat ze kinderen zo aanspreken. Ruim drie eeuwen geleden dichtte Vondel een rei die eveneens onvergetelijk is en die begint met de regels:
O Kerstnacht, schoner dan de dagen, Hoe kan Herodes 't licht verdragen. Dat in uw duisternisse blinkt, Een wordt gevierd en aangebeden?
Liefdelijk of vreugdevol?
Dichters zijn niet los te denken van het klimaat van hun tijd. Dat betekent dat we - net als in het gewone leven - in heel wat kerstpoëzie veel lieftalligs en zoetelijks tegenkomen: de herders zijn dan herdertjes geworden en de krib een kribje! Alle licht valt dan op de omstandigheden en de entourage: de kribbe, het stro, de dieren in de stal, Maria, Jozef, de herders, de wijzen, enz. Het gevaar van een onwezenlijke romantiek is zo niet denkbeeldig en het Kind dreigt weggemoffeld te worden onder stro en doeken.
Dankbaar mogen we zijn voor die dichters die niet aan het romantiseren zijn geslagen. Dichters die niet een onschuldig kersttafereel tekenen , maar wijzen op de weg van kribbe naar kruis. De geboorte van Christus is immers een teken van Gods almachtig offensief tegen de boze, tegen satan, tegen de macht van het kwaad. Dat is bittere ernst. Van nature leeft de boze in het hart van ieder mens. Ook dat is bittere ernst. Het kerstverhaal laat ons zien dat er zo'n 2000 jaar geleden voor de Heere Jezus geen plaats was. Dat kan echter evenzeer voor ons gelden. Op ieder van ons komt de indringende vraag af: Is er plaats voor het Kind in mijn hart?
Gelukkig zijn er diverse gedichten die juist deze aspecten centraal stellen. Ik neem allereerst op het gedicht Advent van de dichteres Inge Lievaart. Het gedicht is opgenomen in haar bundel Anno Domini. Zij brengt onder woorden dat er in ons hart alleen plaats is voor Christus als wij erkennen dat we Hem niets kunnen aanbieden dan schuld.
ADVENT
Ik wou mijn hart versieren dat het Hem waardig werd: met glinsterende deugden vond Hij de deur versperd.
Toen wou ik het ontruimen dat Hij het leeg aantrof: vergeefs, de bezem van 't berouw verdichtte slechts het stof.
Ten einde raad besloten om dan maar niets te doen: zag ik mijn deur-van-wacht-maar-af voorbijgegaan als toen.
Geen deugdelijk berouwen, noch deugdelijke daad of deugdelijk onthouden gaf recht op zijn gelaat.
Maar toen ik moest erkennen: 'Ik heb voor U slechts schuld, geen plaats, geen eer, geen liefde': heeft Hij mijn hart vervuld.
Ook de dichter Willem de Mérode is door de geboorte van de Heere Jezus geïnspireerd tot het schrijven van een aantal gedichten. Diep peilt hij de boosheid van ons hart, de duisternis en de zonde in ons hele bestaan. Voor die boosheid is geen aards kruid gewassen. Alleen de geboorte van het Kind in ons kan de duisternis in ons hart verjagen. Dit is de kern van zijn bekende Kerstliedje uit de bundel die de kenmerkende titel draagt: Het kostbaar bloed.
KERSTLIEDJE
Kind, komt Gij ditmaal in ons hart Om alle duisternis en smart En alle zonde en plagen Op eenmaal te verjagen?
Ach Heer, wij zijn zo boos gezind. Wij hebben ' t kwaad bemind. En uwe ster wil schijnen. Alleenlijk voor de reinen.
Bedek onze ogen voor een wijl En dan - doorlicht ze met uw heil, En 't hart, dat uw geboden Belacht, ai wil het doden.
Wie weet, zijn nare donkerheid Wordt glanzend licht, als Gij er schreit. Want Gij komt zonder vrezen, Daar, waar geen mens wil wezen.
O Kind, dat glimlacht zacht en teer, Wij zien uw ster, wij zien U weer. O Jezus, wil ons horen: Wordt nu in óns geboren.
Kerstfeest kan zo gemakkelijk een feest zijn zonder Christus. Jezus kan bedolven worden onder het 'stro' van onze gezelligheid en sfeermakerij. We kunnen van Kerst een gebeuren maken met alleen maar lieftallige kanten. Echt Kerstfeest vieren is een zaak van het hart: Mijn zoon, geef mij uw hart! Als deze kern uit het evangelie is weggesneden, is het feest gevuld met surrogaat. Dan is het alleen maar een liefelijk feest, zoals er kerstgedichten zijn die alleen een liefelijk en onschuldig tafereel laten zien. Wie zijn hart aan Christus heeft gegeven, wie is gekomen tot de overgave aan het Kind in de kribbe, die mag Kerstfeest beleven als een vreugdevol feest. En deze vreugde is voluit bijbels: zie, ik verkondig u grote blijdschap! Bij deze vreugde, bij deze blijdschap staat het Kind centraal.
Daartoe ben Ik gekomen
Vooral Willem de Mérode heeft in heel wat gedichten vorm gegeven aan het thema van de overgave. Dit houdt in: naar Christus gaan met lege handen en met gebogen hoofd, het opgeven van het verzet in het menselijk hart tegen de liefde van God in Christus, het terugkeren als een verloren zoon die behouden wordt. De Mérode is weleens getypeerd als 'de dichter van de overgave'. Op prachtige wijze heeft hij de worsteling om tot de volkomen overgave te komen getekend 'm Mijn zoon, geef Mij uw hart.
De laatste regel van dit gedicht: 'Daartoe ben ik gekomen', acht ik bij uitstek geschikt als afsluiting van dit artikel dat handelt over poëzie die geschreven is naar aanleiding van de komst van Davids grote Zoon in deze duistere wereld.
MIJN ZOON, GEEF MIJ UW HART
De zomernacht werd zwart. Toen, zacht en duidelijk klonk er Een klare stem door 't donker: Mijn zoon, geef Mij uw hart!
Ik aarzelde verward Was het de wind die zoefde? En weer zei, maar bedroefder. De stem: geef Mij uw hart!
Ik wrong mij op de grond. Tot ik de woorden vond: Heer, 't moet door U genomen!
En nog eens overviel Die stille stem mijn ziel: Daartoe ben Ik gekomen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1976
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1976
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's