De zorgende Zaligmaker aan het kruis
Jezus nu, ziende Zijn moeder, en de discipel, die Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: vrouw, zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot de discipel: zie, uw moeder. Johannes 19 : 26, 27a
Het derde kruiswoord van Christus draagt een enigszins ander karakter dan de beide voorgaande. De accenten vallen in dit kruiswoord wat meer op het gewone natuurlijke leven. Toch is er een onmiskenbare samenhang en een logisch verband tussen de eerste drie kruiswoorden. Ogenschijnlijk lijkt het, alsof Christus van de top van geestelijke overwegingen afzakt in de laagte van tijdelijke en aardse zorgen en problemen. Hij was begonnen met het bidden om schuldvergiffenis, vervolgens had Hij de poorten van het hemelse paradijs geopend. In dit derde kruiswoord opent Hij de deuren, niet van een hemelse, maar van een aardse woning. Toch is dit niet te karakteriseren als een verval, een afzakken van het hogere tot het lagere, maar als een doortrekken van een lijn. De Heere zorgt niet alleen voor de geestelijke noden van Zijn volk, maar ook voor hun lichamelijke noden. Niet alleen hun eeuwige belangen zijn bij Hem in goede handen, maar ook hun tijdelijke. Hij schenkt niet alleen als vrucht van het geloof de rechtvaardiging, maar ook de heiliging. Het geloof werkt door de liefde. De gelovigen ontvangen niet alleen de beloften van het toekomende, maar ook van het tegenwoordige leven.
We zouden de samenhang tussen de eerste drie kruiswoorden ook nog vanuit een ander gezichtspunt kunnen vaststellen: In alle drie beweegt Christus Zich op het terrein van de tweede tafel van Gods heilige wet. Dat is het terrein, dat handelt over onze naasten, onze medemensen. Vanaf het vierde kruiswoord zijn dezen uit het gezichtsveld verdwenen, en staat Christus alléén tegenover God Zijn Vader. Christus worstelt Zich op van de tweede naar de eerste tafel der wet. De kring der medemensen wordt steeds nauwer, totdat alleen God overblijft. Het eerste kruiswoord had betrekking op de medemens in de ruimste zin, de vijanden. Het tweede had betrekking op een vijand, die tot een vriend geworden was. Het derde heeft betrekking op de twee mensen die Jezus het naast staan: Zijn moeder Maria (Jozef was waarschijnlijk reeds gestorven) en Zijn meest geliefde discipel Johannes. Zo gaat het immers ook in ons sterven: de kring rondom het sterfbed wordt al nauwer, totdat er maar enkele intieme familieleden meer over zijn, en tenslotte ook dezen wegvallen, en we met God alleen overblijven, om van mensenhulp ontbloot de verre reis te maken. Als wij de doodsjordaan betreden, laat ons elke aardse vriend alleen.
Aan de voet van het kruis staan vier vrouwen, drie Maria's en Salome de moeder van Johannes. De discipel Johannes zelf staat er ook bij. Waar zijn de overige discipelen? Zij zijn allen gevloden. Waar blijven ze nu met hun grote woorden? Zij zouden immers met Christus willen sterven, en nu durven ze het sterven van hun Meester nog niet eens van verre gadeslaan. Hoe worden de mannen hier door de vrouwen beschaamd. En hoe voorzichtig moeten we zijn met het uitspreken van grote woorden.
Van deze vijf mensen aan de voet van het kruis zal Maria de moeder des Heeren, in deze ogenblikken ongetwijfeld de diepste smart ondergaan. Haar natuurlijke liefde werd beproefd, maar ook haar geestelijke liefde. Haar moederhart werd in de smeltkroes geworpen, maar ook haar geloof. Het zwaard, dat door haar ziel ging, sneed naar twee kanten. Allereerst sneed het vlijmende staal door haar liefdevolle moederhart. Zeker de punt van dat zwaard had ze al eerder zien flikkeren in de hoon en smaad, die haar Zoon was aangedaan. Maar nu ze Hem hier zo ziet hangen, doorboort het zwaard tot aan het gevest haar ziel. Zij ziet Hem hangen aan het kruis, en zij mag Hem niet aanraken. Ze ziet Hem naakt, en ze mag Hem niet met kleding bedekken. Ze ziet, dat Hij dorst heeft, en ze is niet bij machte om Hem één druppel koud water toe te reiken. Machteloos ziet zij het als moeder aan, hoe haar eigen onschuldige zoon met vloek overladen als een booswicht is opgehangen aan het kruis. Het was hard voor het vlees. Maar het zwaard der beproeving sneed ook in haar geloofsleven. Op het opschrift op het kruis las ze Zijn naam: 'Jezus'. Ze wist, wat die naam betekende. De engel had het haar verteld. Die naam had ze niet zelf bedacht, maar die naam was Hem door God gegeven. 'De Nazarener'. De stille tijd in Nazareth, waar deze Jezus als kind Zijn ouders onderdanig was, komt haar voor de geest. 'De Koning der Joden'. De engel had bij Zijn geboorte aangekondigd, dat aan Hem de troon van Zijn vader David zou gegeven worden, en dat aan Zijn Koninkrijk geen einde zou komen. Hoe is dit te rijmen met dit einde, dat ze hier voor haar ogen zich ziet voltrekken? De vragen stapelen zich op. Toch, Maria zwijgt. Het is een zwijgen in het geloof. Haar ziel is immers stil tot God.
'Jezus nu, ziende Zijn moeder'. Het oog van Jezus valt op Maria en Johannes. En Hij verstaat wat er in hen omgaat. Hij lijdt met hen mee. Hij lijdt onder de verscheurdheid en de disharmonie in een mensenleven als gevolg van de zonde. Dan kan Hij niet zwijgen. Christus gaat vanaf het kruis aan Maria en Johannes en in hen aan Zijn gehele kerk Zijn drievoudig ambt bedienen als Profeet, Priester en Koning. Als Profeet opent Hij Zijn mond en zegt tot Maria: 'Vrouw, zie, uw zoon'. En tot Johannes: 'Zie, uw moeder'. Het is onmogelijk, dat Jezus de tranen van Zijn volk zou zien, en dan niets zou zeggen..
Maar in dit alles blijft Hij Priester. En een Priester offert. Jezus hangt hier in de eerste plaats om te offeren. Om Zichzelf te offeren. Om ook het liefste dat Hij op aarde heeft, op te offeren, opdat de verzoening volbracht worde. Daarom sj^rfeekt Hij Zijn moeder niet als 'moeder' aan, maar als 'vrouw'. Met andere woorden: Hij brengt de vleselijke relatie tot Zijn moeder ten offer. Vóórdat Hij straks het grootste offer brengt, en Zijn leven aflegt, brengt Hij nu reeds een zeer groot, offer in het losmaken van de laatste band, die Hem nog gemeenschap met de aarde gaf. Christus neemt afscheid van Zijn moeder. Hij laat Zijn moeder gaan. Een spreekwoord zegt: Vertrekken is een beetje sterven. Christus vertrekt hier al uit Zijn familiekring vóór Hij gaat sterven. Om het zo te zeggen: Hij sterft al (in het afscheid) vóór Hij sterft.
Maar Hij is geen Hogepriester, Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden. Daarom laat Hij Maria en Johannes niet onverzorgd heengaan. Als Koning beschikt Christus over het goud en zilver op duizend bergen. Maar Hij beschikt ook over mensenharten. En Hij eist ze op. Het hart van Maria voor Johannes en het hart van Johannes voor Maria. Salome de eigenlijke moeder van Johannes, heeft niets in te brengen. Vrijmachtig eist Jezus wederom het hart en de tijd en de zorg van haar zoon op, deze maal om de alleenstaande moeder des Heeren te onderhouden. Elia werd door de raven onderhouden. Maria zal door Johannes onderhouden worden. Het is Gods gewone wijze, in de weg der middelen te werken. Johannes, zoon van Salome, broeder van Jakobus, wordt hier Johannes, zoon van Maria, broeder van Christus. En Christus zegt tot ons: Mijn moeder en Mijn broeders zijn deze, die Gods Woord horen en datzelve doen' (Luk. 8 : 21).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1977
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1977
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's