Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Libera Nos, Domine!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Libera Nos, Domine!

9 minuten leestijd

Bevrijding, overwinning, verlossing... Is de diepste betekenis van Pasen wel samen te ballen in één woord? In elk geval zijn het deze woorden en begrippen die in artikelen, meditaties en gedichten rond Pasen regelmatig terugkeren. Ik doe een kleine greep uit de vele paasgedichten die ons vanaf de middeleeuwen zijn overgeleverd, waarbij ik enige kernwoorden cursiveer.

In het middeleeuwse paaslied 'Christus is opgestanden' lezen we:

Christus heeft geleden, Hij heeft voor ons gestreden, de vijand is verwonnen, de dood heeft Hij verslonden. Kyrieleison.

De I7e-eeuwer Revius dicht:

Toen 's levens Vorst 't onschuldig leven liet En 's harten bloed heel waterig verschiet Uit zijn doorboorde zijde. Toen werd de dood verpletterd haren kop, De grendels van den afgrond sprongen op Gans boven mate wijde.

De 20e-eeuwse dichter Koos van Doome tenslotte schrijft in zijn gedicht 'Victor Mundi':

Niets is zo groot van macht als Zijn doorboorde handen: O Dood, waar is uw kracht? O Hel, waar zijn uw banden? Wie zou die Held weerstaan? De Ridder zonder Vrezen is heerlijk opgestaan, is, tot ons heil, herrezen.

Zo hebben de dichters van bovenstaande liederen Pasen gezien en beschreven: overwinning op hel en dood, bevrijding en verlossing van Satan, de 'helse vijand'.

Jezus zelf heeft er nooit een geheim van gemaakt wie Zijn grote tegenstander was en is. Hij leerde Zijn discipelen niet voor niets bidden: verlos ons van de boze. Deze tegenstander lijdt de nederlaag als Christus aan het kruishout uitroept: 'Het is volbracht!' Christus overwint en het open graf zet aan deze overwinning alle luister bij.

Intussen mogen we niet vergeten dat Satan nog steeds zijn duizenden verleidt. Wél is hij definitief verslagen, maar zijn 'stuiptrekkingen' liegen er niet om. De duivel is overwonnen, maar nog niet vernietigd. De Heidelbergse Cathechismus rekent de duivel, met de wereld en ons eigen vlees, tot de drie doodsvijanden die niet ophouden ons aan te vechten. Ook dit gegeven klinkt in veel poëzie door. Ik ken echter geen gedicht waarin dit onheilspellender onder woorden wordt gebracht dan Libera nos, Domine! van Geerten Gossaert. Ik laat het in zijn geheel volgen.

Libera Nos, Domine!

De wind woei om het eenzaam huis In 't laatste avonduur; Toen lichtte een vreemde de klink der deur En zat bij 't open vuur.

Ik dierf niet vragen wie hij was En hij gaf teeken noch taal; En ik noodde hem niet, maar hij zat aan Naast mij aan 't avondmaal.

Mijn lippen trilden en in mijn hart Laayde hittige haat; Maar hij glimlachte en hief tot mij Zijn bitterschoon gelaat.

En 'k sprak en zei: Ik kèn u niet! Wat, aan mijn haard, zoekt gij? Doch hij antwoordde niet, maar hief zijn hand. En brak het brood met mij.

En ik herkende...; 's morgens vroeg Is hij weer heengegaan... Maar 't laatste van dit bitter lied Zal God alléén verstaan.

Ik vermoed dat u bij het lezen van dit gedicht direct moest denken aan het bekende verhaal van de Emmaüsgangers uit Luc. 24. Als we dit verhaal als achtergrond nemen, zouden we Libera nos, Domine! - de titel betekent: Bevrijd ons. Heer! - een opstandingsgedicht kunnen noemen. Een gedicht dus dat een moderne bewerking is van een van de bekendste verschijningen van Jezus na Zijn opstanding. Natuurlijk ziet iedereen onmiddellijk enige verschillen: de wandeling op de weg naar Emmaüs ontbreekt; hier is sprake van een eenzaam huis waar slechts één persoon woont wiens naam niet wordt genoemd, enz. Maar naast deze wat oppervlakkige verschillen bestaan er markante overeenkomsten. Zowel in het bijbels verhaal als in dit gedicht is er sprake van een 'vreemde' die aanvankelijk niet herkend wordt. Bij beide ook vindt de herkenning plaats na het zegenen en breken van het brood. In Lucas 24 staat het volgende:

'En het geschiedde toen Hij met hen aanzat, nam Hij het brood en zegende het, en nadat Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem'.

Het moet haast wel zo zijn dat de volgende regels van Gossaerts gedicht op deze verzen gebaseerd zijn:

Doch hij antwoordde niet, maar hief zijn hand. En brak het brood met mij. En ik herkende...;

Het kan bijna niet anders: de vreemde moet Christus zijn. Opmerkelijk is het felle verzet van de 'ik'. De dichter spreekt van 'hittige haat' en 'trillende lippen'. Als we aannemen dat de vreemde Christus is, zou Gossaert met dit gedicht hebben kunnen bedoelen: Christus' Liefde is zó groot en Zijn macht zó onbeperkt, dat Hij dwars door het verzet van een mens heenbreekt. Christus blijft aanhouden, ondanks tegenstand, ondanks afkeer. Zo bezien is dit een gedicht dat vooral blootlegt de vijandschap van de mens tegen Christus. Dat is het bittere van dit lied.

Maar... de vreemde in Gossaerts gedicht is Christus niet! Het lied is nog veel bitterder dan hierboven omschreven. De onbekende die binnenkomt is beslist een ander dan velen - misschien u ook - in dit gedicht hebben willen zien. Ik kan dit zo stellig zeggen, omdat Gos­ saert zelf zich daarover enige malen duidelijk heeft uitgesproken. Er is geen twijfel mogelijk: de vreemde is niet Christus, maar Satan! Niet de Vorst van Pasen, maar de Vorst der duisternis!

Het is goed om nog eens op enige details te letten. De titel luidt: Libera Nos, Domine! Achter deze titel gaat een regel schuil uit het Onze Vader in het Latijn: Libera nos a malo, wat betekent: Verlos ons van de boze. De titel geeft ons dus - enigszins gecamoufleerd - al een sleutel.

Als we het Emmaüsverhaal nauwkeurig met het gedicht vergelijken, komen er verschillen aan het licht die veel wezenlijker zijn dan de oppervlakkige verschillen die ik hiervoor al heb genoemd. Zo wordt de vreemde niet uitgenodigd, maar hij komt binnen en dringt zich op. Hij wint steeds meer terrein. Eerst gaat hij bij het open vuur zitten, daarna naast de 'ik' aan het avondmaal en vervolgens breekt hij het brood. Dit hele gedrag doet opdringerig, zelfs vrijpostig aan. Een dergelijk gedrag wijkt m.i. af van 't beeld van Jezus zoals de bijbel ons dat tekent: Hij staat wel aan de deur. Hij klopt zelfs, maar... we moeten de deur opendoen.

Dt grote felheid waarmee de 'ik' zich tegen de binnenkomende verzet, kan m.i. alleen maar afdoende verklaard worden vanuit het feit dat de 'ik' een^ermoeden heeft wie de onbekende is, namelijk de duivel. Daarom ook de veelbetekenende woorden: Ik kèn u niet! Het woord 'kennen' heeft hier, zoals in de bijbel vaak het geval is, een veel diepere betekenis dan bij ons in het normale taalgebruik. Hier betekent het: een diepe relatie, een hechte band hebben met iemand. Dan gaat 'Ik kèn u niet'! inhouden: Ik heb geen band met u! Of: Ik wil geen relatie met u hebben!

Hierop volgt de herkenning. Dit herkennen houdt dan in: de erkenning dat er een band is met Satan, die ongevraagd is binnengekomen en ondanks het verzet is gebleven. Zelfs na de herkenning blijft Satan nog tot de volgende morgen. Ook dit is een opmerkelijk verschil met het Emmaüsverhaal.

Het gedicht van Gossaert is geen vrije bewerking, geen moderne versie van het Emmaüsverhaal. Het is er juist een tegenhanger van. Het vertelt van de komst van Satan in het huis - u mag ook lezen: in het hart - van een eenzaam mens. De boze is superieur, hij beheerst de situatie. Hij glimlacht dwars tegen de afweer in, een superieure glimlach. Hij neemt volledig het initiatief. Om dit alles is het totale gebeuren een bitter lied. De bitterheid ervan wordt nog versterkt doordat Satan na de herkenning niet verdwijnt, maar pas de volgende ochtend heengaat. Dat is het laatste van het bitter lied.

Gossaert heeft met Libera nos, Domine! een gedicht geschreven met een onheilspellende diepte. Hij geeft ons een doorkijk in het hart van de mens, die aan de boze een aantrekkelijke kant ziet. Het gelaat van de vreemde is immers 'bitterschoon'. Dat betekent: schoon, zij het met een wrange, bittere bijsmaak. Ik meen dat Gossaert in zijn gedicht, op een wijze die tegelijkertijd magistraal en huiveringwekkend is, uiting heeft gegeven aan een oerbijbelse gedachte. Namelijk deze: Satan kan verschijnen als een engel des lichts, als een wolf in schaapskleren. Juist daarom heeft de dichter een zekere camouflage aangebracht, zodat de oppervlakkige lezer de vreemde aanvankelijk verkeerd interpreteert. Gossaert stelt in feite een indringende vraag aan de lezer: Wie woont er in uw eigen leven, wie heeft bezit genomen van uw hart? Is het Christus, de Vorst van Pasen? Of is het Satan, de vorst der duisternis?

Ik heb verschillende mensen gesproken die door de interpretatie dat de vreemde Satan is, diep geschokt waren. Zij kenden het gedicht en hadden het steeds zó gelezen dat Christus de onbekende is. Juist daarom bevatte het voor hen een geweldige troost: Jezus breekt het verzet van mensen en brengt hen tot de overgave aan Hem. Mijn reactie hierop is dat een dichter-zeker voor wat betreft de hoofdbedoeling - recht heeft op een juiste interpretatie van zijn werk. Verder wil ik erop wijzen dat het gedicht toch niet troosteloos eindigt:

Maar 't laatste van dit bitter lied Zal God alléén verstaan.

De weg naar Christus blijft ook in dit gedicht open! De slotregels kunnen alleen maar betekenen dat een mens die de diepste nood van zijn leven uitspreekt, alleen door Christus verstaan zal worden. Niet mensen verstaan het huiveringwekkende geheim van ons leven. Christus wel: Hij verstaat ten volle. Want Christus heeft de verleiding van Satan heel persoonlijk meegemaakt en... weerstaan tot driemaal toe. Christus weet dat Satan steeds begeert Zijn kinderen te 'ziften als de tarwe'. Christus leerde de bede: Verlos ons van de boze. En die bede kan, Gode zij dank, verhoord worden, die verlossing is mogelijk.

Al is Satan niet vernietigd, hij is wel verslagen. De vorst der duisternis heeft de definitieve nederlaag geleden tegen de Vorst van Pasen! Dat is immers de diepste betekenis van Pasen:

Dit is de dag, waarop de Mensenzoon de helse vijand overwon. Geef acht, dat gij de dienst betracht van Wie u zó bevrijden kon!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1977

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Libera Nos, Domine!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1977

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's