Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De roeping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roeping

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

In de tweede plaats zouden we nagaan hoe er over dit onderwerp is gedacht en gesproken door de Reformatoren en wat onze belijdenisgeschriften ervan zeggen.

II. Reformatie en belijdenissen

Het mag nooit worden vergeten dat de reformatoren weer de betekenis van het Woord hebben ontdekt. Het Woord kwam als genademiddel te staan in de plaats van de kerk, in casu de roomse kerk als Heilsanstalt, bewerkster van het heil.

De prediking kwam daardoor centraal te staan in het geheel van het kerkelijke en het christelijke leven. Een geweldige concentratie op het Woord was het gevolg daarvan. Het geestelijke leven werd bepaald door de verkondiging van het Woord Gods.' Smalend kon Luther spreken over het wegkruipen in een hoekje om daar in de eenzaamheid een eigen geestelijk leven te cultiveren. Hij zette de christen in de kerk, daar gebeurt het! Daar is God met Zijn heil, daar werkt de Geest; daar ligt het hart van het christelijke leven.

Het heeft Luther waarlijk niet aan een pneumatologie (leer van de Heilige Geest) ontbroken , maar voor een deel valt zij samen met zijn leer aangaande het Woord Gods.

Vooral in zijn strijd met de Schwarmer (dwepers) is hij gekomen tot duidelijke en soms ook wel krasse uitspraken. Ik citeer een paar van die uitspraken: Ik predik het Evangelie en breng met mijn stem Christus in uw hart. Alleen wie het Woord aanneemt ontvangt ook de Heilige Geest. De Heilige Geest werkt durch das Wort. Stem en adem zijn niet van elkaar te scheiden! Sterk legt Luther nadruk op de gelijktijdigheid van de verkondiging van het Woord en de werking van de H. Geest. En hij noemt die ge\\}kuid\ghe\d noodzakelijkerwijs. Wel zegt hij ook dat het woord aan de Geest voorafgaat, maar dan spreekt hij over een logische volgorde, niet over een zelfde volgorde in tijd. Woord en Geest, zegt hij, zijn twee factoren van een en dezelfde werking. Vóór Luther de strijd met de Schwarmer aanging maakte hij wat meer onderscheid tussen Woord en Geest. In die tijd kon hij weleens zeggen, dat het Woord naar zijn aard niet het hart bereiken kan, dat alleen de Geest dat kan. Later zei hij het anders, leerde hij dat het Woord zélf, zij het dan door de kracht van de Geest, binnendringen kan in het hart. Typerend voor Luther, in zijn strijd met de Schwarmer is ook zijn uitspraak: Wij mogen niet naar de hemel staan gapen en afzien van het gepredikte Woord, want daardoor wil de Heilige Geest ons in alle waarheid leiden.

Verbonden, niet vermengd

Overigens, hoe nauw Luther Woord en Geest verbonden heeft, hij h'^-eft ze niet laten samenvallen en zelfs niet vermengd. Hij is zich altijd bewust gebleven het instrumentele karakter van het Woord. In Marburg waar het godsdienstgesprek tussen lutheranen en zwinglianen werd gevoerd in 1529 konden beide partijen zich vinden in de stelling dat de H. Geest per verbum door het Woord en cum verbo met het Woord in de harten werkt. Een enkele keer spreekt Luther ook over de verzegeling van het Woord in de harten der gelovigen.

Als het gaat over de uitwerking van de prediking, dus van Gods raeping, Luther schreef die aan Woord en Geest beide toe. De Geest is het die door Zijn Woord het hart bekeert, daar geloof werkt. Op de prediking van het Evangelie correspondeert bij Luther het geloof.

Heel de ordo salutis (orde des heils) is bij hem gestructureerd vanuit het geloof. Hij was een prediker van het gelóóf.

IVIaar opmerkelijk is hoe hij steeds gewaarschuwd heeft voor een teveel willen weten aangaande deze uitwerking in het hart. Hij zegt ergens: Waar de prediking is, is Gods kracht-, meer behoeven wij niette weten. En op een andere plaats: Men moet niet willen weten hoe het er aan toegaat dat wij de H. Geest ontvangen; wij moeten alleen maar het Woord laten spreken, dan zal de H. Geest in ons werken, en daarmee uit!

Wij vinden dan ook niets bij Luther van een gratia infusa (ingestorte genade). Hij zegt: Genade is niet een bovennatuurlijke kracht die de mens wordt ingestort, maar de wil van God tot ons behoud, dus favor Dei, gunst van God. Inplaats van deze gratia infusa stelt Luther de H. Geest zélf. Die woont in de gelovigen. Beurtelings schrijft hij aan Woord en Geest de wedergeboorte toe. Die wedergeboorte valt ook bij hem, gelijk bij alle reformatoren, samen met de bekering, en dan die bekering als een dagelijks gebeuren. Alle speculaties omtrent een begin der wedergeboorte ontbreken. En de bekering is nooit een bepaalde bekeringswég. Tevergeefs zal men bij de reformatoren daarnaar zoeken.

Twee-eenheid

Wat de inhoud van de prediking, dus de roeping betreft, die is bij Luther Wet en Evangelie, in hun twee-eenheid. Zij zijn, zegt hij, als de twee lippen Gods. Er is een constante beweging van de Wet naar het Evangelie, maar binnen het kader van de twee-eenheid. Permanent legt Luther nadruk op het simul (tegelijk): tegelijk Wet en tegelijk Evangelie, dat is het Woord Gods. Het vernedert en het richt op. Zij mogen niet vereenzelvigd worden. Wet en Evangelie, maar zij mogen evenmin gescheiden worden. Zij behoren bijeen als de twee lippen van één mond.

Daarmee correspondeert bij Luther het simul iustus et peccator (tegelijk rechtvaardige en zondaar). Door de Wet is de christen Peccator (zondaar), door het Evangelie iustus (rechtvaardige). En daarmee is héél het leven van de christen gekenmerkt. Is er dan geen continuïteit? Die is er in de inwoning van de Geest; het geloof, als Zijn werk verlaat ons niet, ook niet in de hoogste aanvechtingen, als niets gevoeld wordt. Is er vordering?

Bekend is Luthers uitspraak proficere est incipere (vorderen is steeds opnieuw beginnen); alleen in het altijd opnieuw horen van het Woord: Wet en Evangelie, is er de vordering, uiteraard is dat een vordering van geheel eigen soort.

Dat het Woord niet bij allen geloof werkt, verklaart Luther aldus: De zon maakt boter zacht en klei hard. En als laatste grond geeft hij aan de wil en het welbehagen van God.

De gelovigen onderscheiden zich hierin van de ongelovigen dat zij het Woord horen met toepassing op zichzelf. Aan allen gelijktijdig wordt het Evangelie verkondigd. Maar alleen bij de gelovigen vindt de toeëigening plaats. Als gepreekt wordt: Heden is u de Zaligmaker geboren! dan passen de gelovigen dit op zichzelf toe; zij eigenen zich deze woorden toe. En daarin ligt voor Luther het allesbeslissende. Luther heeft eigenlijk maar één kenmerk gekend, en dat is de toeëigening. Glaubst du, habst du. Wie gelooft die heeft; wie niet gelooft heeft niet.

In het lutheranisme na Luther heeft men enkele lijnen doorgetrokken en is men gekomen tot een verstrakking en verstarring. De H. Geest zou aan het Woord verbonden zijn ook extra usum (buiten gebruik). Men ging spreken over een Schriftwording van de H. Geest. De Schrift werd een soort godheid. Begrijpelijk is de reactie van het Pietisme daarop.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1978

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

De roeping

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1978

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's