Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambtelijk gebed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambtelijk gebed

Formuliergebeden - ja of nee?

7 minuten leestijd

III

Even wil ik aanroeren de verhouding tussen het vrije gebed en het formuliergebed. Op dit punt o.a. ontbrandde in Engeland in de 16e eeuw de strijd tussen de Anglicaanse Kerk en de issenters. Maar - eerlijk is eerlijk: in onze Kerkboekjes worden nog steeds vele ambtelijke gebeden herdrukt, ofschoon ze nooit gebruikt worden. En - daarvoor werden ze niet opgesteld.

Snuffelend in een Kerkelijk Handboekje met bepalingen van provinciale en nationale synoden uit de Hervormingstijd kwam ik een uitspraak tegen van een prov. synode in Dordrecht (1574); 'dienaren zullen vermaand worden dat ze hun hoorders niet met al te lange predikatiën zullen bezwaren'. (niet langer dan een uur).

En dan in art. 44: Alle dienaren zullen enerlei vorm van openlijke kerkgebeden gebruiken, doch 'dat ze wijselijk en kortelijk daarin voegen hetgeen de tegenwoordige toestand eisen zal'.

Dat gaat dus in de richting van een combinatie van een voorgeschreven en een vrij gebed.

Daarna volgt een bepaling, waarin gezegd wordt, dat het algemeen gebed na de predikatie te lang is (het staat nog achter in onze kerkboekjes). De synode wil het reserveren voor vast-en bededagen. Zelfs wordt het punt aangegeven, waar men met dat gebed moet ophouden nl. waar het gebed verder gaat: 'En overmits het u behaagt...' Daar moet dan de vrije uitdrukking van 'hetgeen de tegenwoordige toestand eisen zal' aanvangen.

Nu zou ik niet graag naar formuliergebeden terugkeren.

Maar ook niet ze allemaal verwerpen. Ik denk in het bijzonder aan de gebeden in de formulieren voor de Doop en het Avondmaal.

Comrie b.v. laat de mogelijkheid van het mee-bidden zeer zwaar wegen. Hij spreekt hierover in een uitvoerige voorrede bij het tweede stuk van een verzameling leerredenen (Woubrugge 1750), opnieuw uitgegeven door ds. P. Deetman in 1878. Hij maakt onderscheid tussen het gebed in de binnenkamer en het bidden, waarin huisvader of ambtsdrager anderen voorgaan. In de binnenkamer brenge men zijn eigen nood tot de troon der genade, desnoods 'met onuitsprekelijke zuchtingen'. Tegen het gebruik van formuliergebeden en het voorschrijven daarvan met het oog op het persoonlijk gebed, had Comrie zich eerder gericht. Ten onrechte hadden sommigen daaruit de conclusie getrokken, dat Comrie tegen elk formuliergebed was. Comrie herinnert aan de strijd met de Anglicaanse kerk, die elementen van de pauselijke 'sleurdienst' heeft overgehouden. Maar het misbruik heft ook voor Comrie het gebruik niet op.

Vrije gebeden zijn vaak zonder orde, moeilijk verstaanbaar, zelfs al heeft degene die voorgaat 'de aangeleerde hebbelijkheid zich wonderschoon en krachtig in het bidden uit te drukken'. Dit is iets anders dan de 'heilige inwerking van de Geest der gebeden'.

Comrie laat de kinderen het morgen-en het avondgebed leren, gebruikt de gebeden uit de formulieren voor de bediening van Doop en Avondmaal onveranderd; hij heeft veel goede woorden voor de andere formuliergebeden, al gebruikt hij ze niet letterlijk, en hij kan zulk een ordelijk gebed met veel meer stichting meebidden, dan 'wanneer sommigen door alle Loei Communes (hoofdstukken) van de beschouwende en betrachtende godgeleerdheid lopen, en veel oprammelen, het kome te pas, of niet'.

Hier dus een waarschuwing van gezaghebbende zijde tegen een ordeloos zich laten gaan, zonder richting of stuur, ieder ogenblik laverend. De gemeente, de kerkeraad of het gezin kunnen dat niet meemaken en niet meebidden.

Misverstand

In dit verband moet mij iets van het hart. Men kan verschillend denken en argumenteren in verband met de vraag, hoe de gebedshouding moet zijn tijdens de ambtelijke gebeden. Of de mannen, speciaal de kerkeraadsleden, tijdens het ambtelijke gebed in de kerk, moeten staan of zitten.

Ik wil daar geen punt van maken, en het bestek staat me niet toe daar veel over te zeggen. Wel moet ik als beslist onjuist signaleren, dat mannen, die anders bij het bidden in de Kerk gaan staan, blijven zitten tijdens de gebeden voor en na de bediening van een Sacrament, tenzij dit overgaat in een vrij gebed, zoals bij het dankgebed voor het feit, dat kinderen der gemeente gedoopt werden, waarna een zegen wordt gevraagd over de verkondiging van het Woord. Dit berust op een misverstand. De bedoeling is, dat deze gebeden werkelijk als gebeden meegebeden worden. En wie meent, bij het spreken tot God te moeten gaan staan, blijve bij deze gebeden niet zitten.

Nogmaals, het gaat mij niet om een voorgeschreven of gewenste lichaamshouding, maar om de erkenning, dat wij in deze gebeden tot God spreken. Anders weet men eigenlijk met deze gebeden geen raad en zou ze misschien beter achterwege kunnen laten, in plaats van ze tot schijngebeden te degraderen.

Maar wat kost het vaak een moeite bij ons, onze ingeroeste gewoonten en opvattingen te veranderen, al zijn ze verkeerd!

Spurgeon

De ook bij ons zo goed (en terecht) bekend staande Spurgeon is juist helemaal niet bang voor veranderingen. In zijn reeds geciteerde Pastorale Adviezen pleit hij voor een grote mate van vrijheid in iedere dienst voor elke voorganger. Hij wil de volgorde van de onderdelen van de eredienst, de lengte der gebeden voor en na de prediking, het aantal der te zingen verzen enz. zeer vrij laten. Mijns inziens zelfs wat al te vrij. Hij beschouwt nl. de wijze waarop de ambtsdrager daarbij te werk gaat, al te grif als leiding en ingeving van den Heiligen Geest.

Het verwondert me niet helemaal van de man, die als Baptist ook niet wilde weten van de bedding van het verbond der genade.

Nu ben ik het met Spurgeon eens, dat al te grote eenvormigheid iets vormelijks en daardoor iets dodigs kan hebben.

Maar-anders dan hij - ben ik van mening, dat ook op dit terrein, alle rivieren een bedding nodig hebben. Maar dat is iets anders dan dat men ze strak kanaliseert.

Er moet en er mag ruimte zijn voor verscheidenheid. God toont ons die of duizenderlei wijze in de Schepping. De gaven, die Hij schenkt zijn verschillend. Dat geldt zelfs van de 66 Bijbelboeken. Vooral als men geroepen wordt om vele malen te bidden, b.v. bij dubbele diensten, op achtereenvolgende catechisaties, of als ouderling op een aantal huisbezoeken op één avond, kan dit moeilijk zijn. Maar dan moet men juist een afmattende en dorre herhaling mijden. Er is trouwens aanleiding genoeg tot verscheidenheid ook in het bidden en danken, omdat altijd alles weer anders is: het Schriftgedeelte dat in het middelpunt gestaan heeft in de prediking des Woords, de behoeften der Gemeente, de aspecten van het onderwijs des Geestes, die ieder weer verschillend zijn, de omstandigheden van gezinnen en personen, gezonden en zieken, geven allemaal aanleiding om de inhoud van het ambtelijke gebed te verbijzonderen en verbonden te doen zijn aan de verscheidenheid van de schat des Woords en aan de verschillende aspecten van het leven der gemeente, zelfs met de leeftijd en de levensomstandigheden van degenen, voor wie en met wie men bidt.

Daarom moet de ambtsdrager ook 'naarstig zijn om het aangezicht zijner schapen te kennen' (Spr. 27 : 23). En dat betekent vanzelf meer dan dat men de gezichten leert kennen. Het betekent ook, dat men een beeld krijgt van de innerlijke gesteldheid der gemeente, al hoede men zich voor het ruwe gedrag van wat ik 'geestelijke inbrekers' zou willen noemen. Waardevol, maar naar ik vrees nogal verwaarloosd, is de opwekking om met een persoonlijk gebed zich telkens voor te bereiden op het ambtelijke gebed.

U moet bovendien maar eens opletten hoe de gebeden in de Bijbel altijd slaan op de situatie, waarin zij geboren werden. Dat vraagt een zekere bewogenheid van ons gemoed, die ook een beweeglijkheid van geest meebrengt, die dorheid en sleur voorkomt.

Spurgeon waarschuwt tegen alle sloomheid in het bidden. En niet minder tegen het afraffelen, waarvan vooral de formuliergebeden soms de slachtoffers worden. Dat mag nooit! We moeten ons ook hoeden voor te veel 'vaste termen', hetzij eigengemaakte, hetzij overgenomene. Ik heb eens een collega terecht horen zeggen: een term is het lijk van een woord. De vorm is er nog, maar het leven is er uit.

Hier passen geen 'mooie' woorden, geen overbodige synoniemen (woorden, die dezelfde betekenis hebben), geen overvloed van dierbare uitdrukkingen, geen slordigheid bij het naderen tot het Hof der hoven, geen laag bij de gezonde spreekwijzen, geen bombast, geen onnatuurlijk steunen en zuchten, geen gekunstelde manieren. Ook geen 'vulling' met allerlei wat dan en daar niét terzake is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het ambtelijk gebed

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's