Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Woord en Geest in de verkondiging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woord en Geest in de verkondiging

Gelovig luisteren naar de heilige Schrift

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

3

In het vorige artikel over Woord en Geest in de verkondiging hebben we gezien, dat de verhouding tussen die beiden in de prediking vooral bepaald wordt door de heihge Schrift zelf. In de door Gods Geest bevolmachtigde bediening van het Woord komt de Geest Zelf mee met al de diepten van God en van Christus. Maar ik ben geëindigd met te zeggen, dat dat een wonder is, geen automatische zaak. Preken in de dieptedimensie van de Geest is een gave van de Geest Zelf. Hij is het, die in Zijn vrijmacht de toegang tot de heilige Schrift ontsluit in de studeerkamer en op de kansel. En Hij is het ook, die het hart opent van mensen, die de prediking horen, in diezelfde vrijmacht, waarmee Hij dat deed bij Lydia, zodat ze acht geven op wat er gepredikt wordt. Over het laatste zwijg ik nu verder, omdat dat ter sprake komt in de volgende reeks artikelen over Woord en Geest in het geloof. Maar over het eerste moet ik nu nog iets gaan zeggen.

Geen Automatisme-bemiddeling door gelovig luisteren

Ik kom weer tot een uitspraak, die ik in het vervolg graag nader toelicht. Heel kort gezegd, komt het op het volgende neer. Het karakter van de verhouding tussen Woord en Geest in de prediking is een zaak van gelovig luisteren naar de heilige Schrift. Tussen de Bijbel en de preek staat de persoon van de prediker. Hij is de bemiddelaar tussen die twee. En in die bemiddeling gaat het erom, dat er een gelovige betrokkenheid is op het Woord van God.

Zonder dat is de dienaar des Woords veeleer een sta in de weg voor de heilige samenvoeging van Woord en Geest in de prediking. Een dominee is, als het goed is, de eerste hoorder van het in zijn preek ter sprake gebrachte Woord van God. De samengang van Woord en Geest wordt in de prediking danig verstoord, als deze eerste hoorder zelf geen waarachtige geloofsbetrekking heeft op de inhoud van de Schriften en op de drieënige God, Die Zich daarin openbaart. Om op de rechte wijze te bemiddelen tussen het Geestdoorademde Woord van God en de gemeente, is het nodig, dat wij als predikanten ons eigen hart hebben leren kennen als arglistig en de Heere Christus als de enige Redder, ook de kracht van de heilige Geest in de doorbraak van het geestelijk leven en de uitstraling daarvan in heiligmaking. Om een beeld van ds. I. Kievit te gebruiken: het is met de rechte dienaar van Gods Woord als met iemand, die een zeeschelp aan het oor houdt en daarin in de verte de zee hoort ruisen. Zo ruist de eeuwigheid, de oceaan van Gods geduchte toorn over de zonde en van 's Heeren eeuwige ontferming over zondaren ons tegen, als wij het Woord des levens tegen het oor des geloofs drukken. Het beeld is ietwat gevaarlijk, omdat er tegenin gebracht kan worden, dat men in de schelp niet de zee, maar het ruisen van zijn eigen bloed hoort. En zo moet het in de prediking nu net precies niet. Wij prediken ten diepste niet, wat er in ons eigen hart omgaat, maar wat de Heere ons in het hart fluistert door Zijn Woord. Maar u begrijpt de bedoeling van het gebruikte beeld. Dat gelovig horen van het Woord van God is noodzakelijk voor een rechte functionering van Woord en Geest in de prediking.

Is er dat niet, dan mist de preek de bevindelijke gloed, die haar temidden van de gemeente tot een wolk-en vuurkolom maakt. Ik denk, dat het in de rechte prediking toegaat, zoals het bij Johannes de evangelist toeging. Hij was de schouwer. Hij tastte het Woord des levens. En zo schilderde hij in zijn Evangelie een Christusfiguur, waarvan prof. De Zwaan eens gezegd heeft, dat die net als een figuur van een schilderij van Rembrandt ons blijft aankijken, hoe men er ook voor gaat staan. En nu is een evangeliedienaar maar tot op zekere hoogte vergelijkbaar met een evangelieschrijver. Maar als zijn eigen ziel en zaligheid hangen aan Christus, dan zal ook hij deze Christus als voor ogen schilderen, zodat Hij de dominerende gestalte wordt in zijn prediking, die de mensen gedurig aanziet. De profeet Jeremia zegt ergens: Als Uw Woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten en Uw Woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten' (Jer. 15 : 16) Paulus was van wat hij preekte meer dan zeker. De waarheid Gods was, om met Calvijn te spreken, 'in zijn ingewanden gezonken'. De schrik des Heeren, de liefde van Christus waren in hem. En zo was hij uitdeler der menigerlei genade Gods. En zo kan ook eerst de gemeente recht van onze dienst verzekerd zijn.

De slaafse geest van wetticisme

Ik noem nu echter een tweetal belemmeringen, die het gelovig luisteren naar het Woord van God door de dienaar des Woords barricaderen en daardoor ook de samenvoeging van Woord en Geest in de prediking hinderen. Dat is in de eerste plaats een slaafse geest van wetticisme. Er zijn dienaren des Woords, die zelf nooit verder gekomen zijn dan zekere indrukken van de dienenswaardigheid van God en van Zijn geduchte toorn over dé zonde, maar die zelf de grote bevrijding door het wonder van de begenadiging van een zondaar niet kennen. Dan is er geen sprake van een aan het eind gekomen zijn met de wet. Men sukkelt er nog zolang mee voort, ook met de gemeente samen in de prediking. Het wonder van de begenadiging van de goddeloze komt niet uit de verf. Men preekt een verborgen Christus en vaak ook een voorwaardelijk genadeaanbod. De bevinding wordt ingeschoven tussen Christus en de zondaar. De volle wasdom van het leven uit de Geest komt weinig ter sprake behalve in voorwerpelijke beschrijvingen van het Geesteswerk in de harten van Gods kinderen. En soms moet de lengte van de preek goedmaken, wat aan diepgang wordt gemist. Deze diepgang, dat vve de wet in zijn radicaliteit preken, als een wet, die ons gelijk bij God uit handen slaat, deze diepgang, dat we de liefde Gods uitmeten, die God in Christus heeft voor hen, die onder de vloek van de wet liggen. De kracht van een wettische prediking ligt dan nogal eens in de donderende Sinai, niet in het zo van God begeerde Sion. En hoewel het alles gepreekt wordt uit naam van de vrije genadeleer, het heeft er alle schijn van, dat in zo'n prediking de remonstrant met zijn 'eerst dit, eerst dat' volop aan zijn trekken komt. Aan onbekeerde mensen, meent men, moet immers niet de belofte van het Evangelie gepredikt worden; hun moet hun doodsstaat voor ogen worden gesteld. Ds. R. Kok zegt daarvan in zijn boekje: Het aan-

bod van Gods genade': 'Het zijn Arminiaanse gevoelens, als u denkt, dat het profijtelijk is zo te prediken. Het is niet mogelijk, dat door de vloeken van de wet of door de verschrikkingen van de hel, een nieuw leven geplant kan worden in het hart des mensen. Al wordt de conciëntie er door in beroering gebracht, dan is dat nog geen nieuw leven'! Comrie zegt in zijn Catechismusverklaring: 'Ik heb in het beloop van mijn leven en ook van mijn bediening ondervonden, dat het prediken van vrije genade, van de heerlijkheid van de Persoon van de Middelaar, van het aanbod van zaligheid, van de gewilligheid van Christus om te zaligen en van de voorrechten van dezulken, die in Hem' zijn, het meest teweeg brengt om de harten onder liefelijke aandoening te brengen; en integendeel, dat uit al de donderen der wet niet anders dan een Kains-berouw en een Judasbekering voortkomt... Sinai droogt de springbron van zieltranen op, maar Sion doet ze ongedwongen druipen'.

Beneden de maat van Pinksteren

Dit alles over de eerste grote belemmering die het rechte samengaan en de Bijbelse vereniging van Woord en Geest in de prediking barricaderen. Een andere grote belemmering is, dat de dienaar des Woords zelf nooit toegekomen is aan de volle maat van Pinksteren. Dat wil zeggen, dat hij wel door de kracht van de Geest uit de zondedienst getrokken is, een strijd kent tegen de zonde, een uitzien naar de Heere Jezus ook, maar niet de radicale, ongereserveerde en onmiddellijke overgave, waardoor de Geest met de volle stroom van gaven vanuit de hemelse Christus in ons komt wonen. Gepreekt wordt dan vaak de toeleidende weg, meer dan het rijke Geestesleven, meer dan het zo heerlijke leven des geloofs in de verborgen omgang met God met al zijn diepten en hoogten, meer dan het stuk van de heiliging, de dienst van onze gezegende Koning in de praktijk van het dagelijkse leven. Ik begon dit artikel met een korte uitspraak. Het karakter van de verhouding tussen Woord en Geest in de prediking is een zaak van gelovig luisteren naar de heilige Schrift. Woord en Geest kunnen in de prediking alleen maar hun samenhang en samengang krijgen in de weg van een gedurige worsteling van de dienaar des Woords met de levende God Zelf. Zo is de prediking betoning des Geestes en der kracht. Wat dat betreft moet er constant heel wat uit de weg, ook in het leven van een dominee. Hij mag er zijn bediening wel op nakijken, of het Woord in de kracht van de Geest voor de dag komt. En hij steke zijn hand gedurig in eigen boezem om te zien, of en in hoeverre hij zelf gelovig betrokken is op wat hij wekelijks preekt. Het zou kunnen zijn, dat grote delen van de heilige Schrift in zijn prediking onbesproken blijven, omdat ze bij hem zelf weinig of geen gehoor hebben gevonden. Hij mag zijn leven lang wel blijven vragen, wat de discipelen aan hun Meester vroegen: Heere, vermeerder ons het geloof'. En de gerrieente mag wel dagelijks voor haar dienaren vragen, wat Paulus wilde, dat de gemeente van Efeze voor hem vroeg: En voor mij, opdat mij het Woord gegeven worde in de opening van mijn mond met vrijmoedigheid, om de verborgenheid van het Evangelie bekend te maken' (Ef. 6 : 19).

Hoe de samenhang en samengang van Woord en Geest in de verkondiging dan wel onbelemmerd functioneren, dat zullen we in ons laatste artikel zien. ledere dienaar des Woords mag er in elk geval zijn hart wel op onderzoeken, of hij door wederbarende genade zelf deel heeft gekregen aan de\ waarheid, die hij verkondigt. Zonder geloof vaart niemand wel. Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen, zeker op de kansel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1978

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Woord en Geest in de verkondiging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1978

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's