Boekbespreking

Psalmberijmingen, 6e cahier, uitgave van de Stichting ter verkrijging van een schriftgetrouwe psalmberijming, ad. ƒ 4, 90 verkrijgbaar bij de secretaris van de stichting dhr. Jac. Polak, Prins Bernhardlaan 41, Vlaardingen.

Een- en andermaal berichtten wij over eerder verschenen cahiers met psalmberijmingen van de in de aanhef genoemde stichting. In deze cahiers worden gereed gekomen gedeelten gepubliceerd van een psalmberijming, waarvan de kenmerken reeds bij vorige beoordelingen werden aangeduid. Er is duidelijk beter gelet op gebondenheid aan de onberijmde tekst dan bij die uit het Nieuwe Liedboek. De zingbaarheid op de bekende Geneefse melodieën kreeg ook alle aandacht, en het taalgebruik wil duidelijk aansluiten bij ons hedendaagse Nederlands, waarbij evenwel - zeer terecht - de neiging tot proletarisering daarin wordt vermeden. Het poëtisch gehalte valt niet direct op - maar is het billijk, dat óók nog te willen? De berijmingen 'lopen goed' en zijn goed zingbaar, wat toch van overwegend belang mag heten. In dit 6e cahier is ook de inhoud van het uitverkochte 5e cahier opgenomen; dat dus bij wijze van herdruk.

Wij zijn benieuwd hoe men na voltooiing (er moeten nog 24 psalmen worden berijmd) het geheel in de kerken naar voren wil brengen, naast 1773 en de 'nieuwe berijming'. Wij zijn heel belangstellend en wachten daarom nieuwsgierig af.

J. Kamphuis, Martinus Nijhoff, dichter van een nieuwe Psalm 150. Ui^. Ton Bolland, Amsterdam 1977, 94 blz., ƒ 9, 90.

Dit boekje is de weergave van een lezing van prof. Kamphuis voor theologische studenten. In de inleiding suggereert schr. dat de drie regels worden behandeld die het midden vormen van het tweede couplet van Nijhoffs berijming van Psalm 150 die in de Nieuwe Psalmberijming is opgenomen: 'Cither, cimbel, tamboerijn, laat uw maat de maatslag zijn - van Gods ongemeten wezen.’

Deze regels zijn slechts aanleiding, te weten tot een aantal opmerkingen over de dichter Nijhoff enerzijds en over de criteria voor een voor de gemeentezang bestemde psalmberijming anderzijds.

Bij het eerste maakt schr. duidelijk dat hij Nijhoff niet voluit als een christelijke dichter kan beschouwen, maar las iemand die zich gewend heeft tot een coUectivistische gemeenschapsfilosofie - bij deze stelling betrekt hij natuurlijk wel wat meer dan 'de drie regels'. Van daaruit wil N. de Kerk nog wel als gemeenschap opvatten, doch niet als één die door God en Zijn Woord en verbondsbeloften is voortgebracht. Daarom vindt schr. dat naast meningen die ten grondslag liggen aan bezwaren die van meerdere zijden waren geopperd tegen 'de drie regels': de vrijgemaakte synode van '72, prof. Gispen, prof. Thierry, zijn eigen opvatting recht van bestaan heeft: dat N. in deze regels een wat horizontalistisch godsbegrip in de plaats schuift als de God van het Verbond. Of deze conclusie niet wat heel vérstrekkend is, blijft een vraag: dit in-de-plaats-schuiven is immers op vele andere plaatsen bij N. niet gebeurd.

Waardevol zijn zeer zeker de opmerkingen over criteria bij een psalmberijming: vermijden van het 'burgerlijke' van Hasper, maar geen poëzie ten koste van Schriftgetrouwheid; die bij 'de drie regels' zoek is!

Het betoog van prof. Kamphuis lijkt sterk; zijn conclusie wél juist voor de Nijhoffse psalm 150, maar wat lichtvaardig uitgebreid tot een desavouering van de hele dichter Nijhoff.

G. B. Smit

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen