Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’Stichtse Wijngaardeniers’ en ’Kuyperiaanse Sergeanten’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’Stichtse Wijngaardeniers’ en ’Kuyperiaanse Sergeanten’

Proefschrift dr. L. G. Zwanenburg over Gerrit jan Vos

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. G. Zwanenburg, Gerrit Jan Vos Az., Het recht van de Kerk, Uitgave J. H. Kok, Kampen, 231 pag.

Op 26 december 1892 werd in Amsterdam de Muiderkerk geopend, die onder 'leiding van dr. Gerrit Jan Vos, toen predikant in Amsterdam, gebouwd was. In het gemeentearchief van de stad wordt een foto van de kerk bewaard uit die tijd, met de kerk (als een burg) burg op de achtergrond en zes zwanen in het (toenmalige) water op de voorgrond. Daarom is het niet verwonderlijk, datL. G. Zwanenburg, de Huizer hervormde pastor, die dezer dagen op Vos promoveerde, deze foto op de omslag van zijn dissertatie deed aanbrengen. Een originele vondst.

Om vóóraf iets over Vos te zeggen: behalve ds. in Friesland en Zeeland was hij voornamelijk dominee van Amsterdam (1875-1912). Hoe Vos overigens over de Amsterdammers dacht? 'Ik heb me nooit - zegt hij - onder de Amsterdammers gelukkig gevoeld.' En - wat milder - 'het zijn goedhartige, behulpzame, vlugge, voor indrukken vatbare mensen.' Maar nadenken doen ze niet, ze lezen ook niet veel, wel voelen ze veel voor barmhartigheid... 'Het doel van hun kerkgang is zich te vermaken...de oppervlakte is hun terrein.' Maar goed... dat was dan driekwart of een hele eeuw geleden.

Kerkherstel

De dissertatie van dr. Zwanenburg brengt ons midden in de kerkelijke strijd aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw. De geschiedenis van de kerk is in het algemeen al wel te schrijven bij de gratie van veel strijd, maar de geschiedenis van de vaderlandse kerk is zeker in groten dele te schrijven bij de gratie van de strijd om kerkherstel. De Amsterdamse pastor Vos nam daarin een vooraanstaande en ook eigen plaats in. Met Groen van Prinsterer verschilt hij in visie op de afscheiding. Hij kan de afgescheidenen niet meer zien als hervormden, wat Groen op grond van hun hervormde gezindheid wel bleef doen. Vos wil ook niet met hen samenwerken. 'Wie bij ons niet mag kerken, mag ook niet met ons werken en wij mogen hen niet sterken', zegt hij. Hij veroordeelt - zegt Zwanenburg - in de Afscheiding fel het individualisme.

Met Kuyper botst Vos dan uiteraard óók terzake van diens Doleantiestreven. Als Kuyper - nog hervormd predikant - zegt: 'Eene kerk gelijk de onze thans is, valt weg en is in erge staat van ontbinding: zij rot bij levende lijve weg', zegt Vos, dat zo'n uitdrukking 'de man zelf' in het aangezicht slaat.' De grote fout van zijn kerkbegrip is de bestendige verwarring van kerk en kerkvorm.’

Voor Vos is het zo, dat het Nederlands Hervormd Kerkbestuur, zoals dat onder de reglementen van Koning Willem I in 1816 geworden was, een wettig kerkbestuur is. 'De synode is geenszins de goddelooze indringster in eens anders huis.' Alleen met de bestuurders zit het niet goed. 'Geef goede bestuurders en het bestuur zelf zal goed zijn.' Om het zover te krijgen is het beste middel tot genezing 'arbeid in 's Heeren wijngaard', in gebed en prediking des geloofs.

Zwanenburg typeert Vos hierin als historisch-juridisch-confessioneel, die dan ook met J. H. Gunning niet meegaat, omdat die weer helemaal geen heil ziet in kerkelijke tucht. Maar met Kuyper breekt hij volledig als deze komt tot oprichting van de VU, hiermee de volkskerk en de theocratie verwerpend, aldus Vos.

Ook met de bekende (ook Amsterdamse) theoloog dr. Ph. J. Hoedemaker verschilt hij. Hoedemaker, die zowel de Afscheiding als de Doleantie afwijst, zegt óók, dat 'alle gemeenschap in arbeid en gebed' door 'zulk een ongeestelijke organisatie' onmogelijk wordt gemaakt. Daarom wil Hoedemaker opheffing van de organisatie vóór het ioiReformatie kan komen. Al ziet Vos in die tijd wèl, dat de kerk door haar bestuursstructuur niet profetisch spreken kan (tot volk en overheid), hij blijft bij zijn opvatting, dat 'met enige verbetering en met getrouwe mannen', alles wel terecht gekomen zou zijn.

In dit alles is Vos mij persoonlijk niet nader gekomen. Ook Zwanenburg laat - zij het (te) voorzichtig - merken, dat Vos toch meer op Hoedemaker had moeten ingaan.

Gereformeerde Bond

Ik zou het interessant hebben gevonden als dr. Zwanenburg (zélf behorend tot de Gereformeerde Bond) hier wat meer lijnen had getrokken naar de beginjaren van de Bond, toen men - net als Kuyper - vrijmaking van de kerk door de staat verwachtte en de naam dan ook was 'Gereformeerde Bond tot vrijmaking van de Hervormde Kerk'. 'Zo geef je de kerk toch prijs aan degene van wie je haar verlossen wil', zegt Vos, niet ten onrechte. Interessant lijkt mij toch de vraag welke invloeden er toe hebben geleid, dat de Bond in 1909 deze gedachte van vrijmaking losliet (men koos 'voor verbreiding en verdediging van de Waarheid' in de Hervormde Kerk) en hoe Vos tegen die verandering aankeek. Vos noemt de Bond in de beginjaren 'De Stichtsche Wijngaardeniers' en 'het overblijfsel dat zich roert onder de Kuyperiaansche sergeanten Visscher en De Lind van Wijngaarden (vandaar kennelijk ook die wijngaardeniers, v. d. G) ten behoeve van de pseudoantirevolutionaire politiek’.

Bijbelvertaling

’In een bespreking van een boek als dit móet de kerkelijke kwestie wel centraal staan. Maar het boek biedt veel méér interessant materiaal. Vos schreef b.v. een proefschrift over een nieuwe synodale bijbelvertaling, uitgegeven in 1869. Hij vraagt zich af of de Statenvertaling niet langer geschikt is om de gemeente op te bouwen in haar allerheiligst geloof. Hij noemt deze bijbelvertaling 'bijbelbestrijding'. Het Nederlands Bijbel Genootschap wil deze dan ook niet verspreiden. Hij stoot vaak op vrijzinnigheid van de vertalers. 'Met heilige geest dopen' mag naar de letter van de tekst juist zijn maar deze vertaling wijst meer op 'heilige gezindheid' daa op de Heilige Geest. Zijn conclusie is, dat dogmatische inzichten van de vertaler meespreken. Is vertalen dan toch niet alleen een kwestie van woordjes spellen (een these van de Hattemse dr. F. de Graaff) maar ook van theologie? Een tot vandaag actuele kwestie.

Varia

Ik sluit af met wat aardige opmerkingen, die ik uit dit lezenswaardige proefschrift plukte. Op een onderwijsvergadering in Leeuwarden (1867) zijn de Friezen in groten getale opgekomen. Ook de Friezinnen 'en dat is in deze tijd nog geen gewoonte.’

Dan enkele opmerkingen óver en van Vos. 'Vos is Hever hberaal dan rooms', zegt Zwanenburg. Vos had verder platvoeten en daarom kon hij niet zoveel huisbezoeken doen. 'Pastor kan ik niet zijn, dan maar enkel bestuurder, prediker en onderwijzer.’

Wat dat onderwijzer zijn betreft - maar het kan zijn dat ik hier het proefschrift, wat het onderwerp van de zin betreft, niet goed lees - Vos hield lezingen in de bierbrouwerij van Van Vollenhove en Co. over godsdienstige onderwerpen voor ƒ 300, - per jaar.

En tenslotte: Vos ergert zich aan een dominee in slagerspak, aan een burgemeester die schaatsen rijdt, aan een dokter, die babbelt als een baker, aan een koning die zich inlaat met wisselruiterij - wat dit ook zijn moge. v. d. G. al is het onbetamelijke niet altijd als zonde te veroordelen.

Z ó kan een proefschrift toch leesbaar zijn, ook - zoals ik het dezer dagen hoorde zeggen - voor Hans en Griet, om met Luther te spreken over de verstaanbaarheid van de prediking.

Het zetduiveltje speelt in elk boek parten. En ook al signaleer ik zulke bij het drukkersvak horende fouten zelden, het gaat me wél te ver, dat Vos Abraham Kuyper in 1978 nog ontmoet over een benoeming van F. L. Rutgers. Niet aan de VU overigens (het was ook 1878) maar gewoon aan de universiteit. Maar JCuyper voelde er niets voor want 'aan zo'n beginselloze universiteit' was zo'n benoeming een 'lap op den deken'. Thans ziet Kuyper vanaf een levensgroot portret'neer op zijn creatie, de VU.

L. G. Zwanenburg, Gerrit Jan Vos Az., Het recht van de Kerk, Uitgave J. H. Kok, Kampen, 231 pag.

(Bovenstaande wordt één dezer dagen ook in het dagblad Trouw geplaatst).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

’Stichtse Wijngaardeniers’ en ’Kuyperiaanse Sergeanten’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's