Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijn over de zekerheid des geloofs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijn over de zekerheid des geloofs

8 minuten leestijd

Zou er ooit één theoloog geweest zijn wiens werk, wiens levenswerk zó compleet, zó totaal mocht zijn als dat van Calvijn? Vier en vijftig jaren zijn hem gegeven geweest (1509-1564) en daarin mocht hij de kerk nalaten een complete geloofsleer, de Institutie, en een (op het boek Openbaring na) complete bijbelverklaring, waarvan de onderscheiden delen samen meer dan een boekenplank vullen. Om dan verder maar te zwijgen over zijn preekarbeid en andere geschriften.
Hij mócht Reformator zijn; hij mág het met recht heten. En juist zijn uitgebreide bijbelcommentaar, die tot vandaag een onmisbare vraagbaak is, maakt duidelijk hoezeer hij theoloog-van-het-Woord was.
Tot vandaag steekt Calvijn als een hoge spits uit boven het rotsgebergte van de theologie van eeuwen. Toegegeven, er zijn er ook vandaag, links en rechts, die hem in de schaduw stellen van latere, hetzij liberale, hetzij stichtelijke theologen. Ook in orthodoxe kring heeft Calvijn niet altijd die plaats, gekregen die hij als Reformator mag en moet hebben. Men heeft zijn op de Schrift gegronde leer soms ingeruild voor woekeringen, die meer op de scholastiek dan op de Schrift teruggaan.
Het komt zelfs voor dat Calvijn wordt genoemd 'een voorwerpelijk man'. De natijd van de Reformatie zou geestelijker zijn geweest. Me dunkt, dat Calvijn echter met ere de naam voorwerpelijk mag dragen. Zo bij iemand dan was bij hem het Woord hét voorwerp van al zijn overdenking. Het Woord was het voorwerp van het geloof. Zijn inzet lag immer bij de objectieve, de voorwerpelijke gegevenheden van het Woord, het Schriftgeworden Woord. Nimmer behoeft men bij hem te vragen naar het Schriftbewijs. Zijn hele oeuvre is één Schriftbewijs. Men moet zelfs oppassen, dat men hem te kritiekloos zou volgen; zó gezaghebbend vanuit het Woord is wat hij zegt. Zeg ik desalniettemin, dat men voor kritiekloos volgen oppassen moet dan is dat omdat Calvijns werk de Schrift zélf niet is. Het komt eruit óp en is er aan onderworpen. Maar het zou tot heil van héél de kerk zijn geweest als de hele theologie het bij zijn grondprincipe, zijn Woordprincipe had gehouden. De spraakverwarring zou veel minder zijn geweest.

Opgedolven goud
Bij de Willem de Zwijger Stichting is een boekje uitgegeven van de hand van drs. K. Exalto, getiteld 'De zekerheid des geloofs bij Calvijn'. Dit boekje lezende komt men opnieuw onder de indruk van de heldere lijnen, die Calvijn juist ook ten aanzien van dit tere onderwerp heeft getrokken. Hoewel Calvijn – aldus Exalto – beweeglijk is geweest in zijn definiëringen noemt hij de volgende definitie van geloof bij Calvijn:
'Het geloof is een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid jegens ons, welke gegrond op de waarheid van zijn genadige belofte in Christus, door de Heilige Geest aan ons verstand wordt geopenbaard en in ons hart wordt verzegeld.'
Maar nú weer eens omschrijft hij geloof als kennis, dán als vertrouwen, dán als overtuiging, dán als gehoorzaamheid.
Men ziet intussen dat Calvijn in zijn definitie van het geloof de vastheid en de zekerheid inbouwt. Het geloof, hoe zwak ook, heeft de vastheid en zekerheid in zich.
Exalto laat zien hoe Calvijn zich, wat het geloof betreft, keert tegen de onderscheiding, die middeleeuwse scholastieke theologen maakten tussen gevormd geloof (geloof, gevormd door de liefde, de godsvrucht) en een ongevormd geloof ('een naakte en koude opninie'). Calvijn keerde zich eveneens tegen de eveneens door de scholastieken gebezigde uitdrukking 'ingewikkeld geloof' (blote instemming met datgene wat door de kerk werd voorgehouden).
Calvijn zegt héél kras: 'waar niet Abba Vader kan worden gezegd is geen geloof.' Maar intussen zegt hij óók voluit, dat de kennis des geloofs niet behoort tot de menselijke mogelijkheden: 'zij is een gave Gods'; en dat tot het geloof behoren: gevoel, verwondering, begrip, overtuiging, zekerheid.
In dit verband wijst Exalto er intussen ook op dat wat Calvijn over het 'ongevormde' geloof heeft gezegd óók sloeg op wat later het historisch geloof is genoemd. 'Slechts in de oneigenlijke zin heeft Calvijn het de naam geloof willen waardig keuren.'

Objectieve zekerheid
In het bovenstaande noemde ik het voorwerpelijke, het geheel op het Woord gerichte van Calvijn. Dat omschrijft Exalto als hij het heeft over 'het object des geloofs' (bij Calvijn beurtelings: God, Christus, Gods Woord, Gods Waarheid, Gods beloften, Gods welwillendheid, Gods barmhartigheid, Gods almacht). Ik citeer hier nu letterlijk wat Exalto schrijft:

'Er wordt door Calvijn geen onderscheid gemaakt tussen wat men later de objectieve en de subjectieve geloofszekerheid is gaan noemen. Het geloof is geheel en al gericht op zijn object. Waar dat niet zo is, is geen geloof, althans geen waar geloof. Gods beloften, Gods Woord, Gods waarheid, Christus, God zelf is onze zekerheid. Men hore Calvijn zelf. Gelijk de waarheid Gods vast en onveranderlijk is, zo moet het geloof, hetwelk daarop gegrond is, zeker en boven alle twijfel verheven zijn. Het is noodzakelijk dat het geloof beantwoordt aan de waarheid Gods, die vrij is van alle onzekerheid. Gelijk God niet liegen kan, zo is het absurd dat het geloof wankelt. Het is het geloof eigen om vast te zijn in Gods Woord. De zekerheid moeten wij in het Woord zoeken. De zekerheid des geloofs moet uit het Woord voortkomen. Het geloof heeft geen andere grond waarop het met zekerheid rusten kan dan Gods Woord.'

In dat verband wijst drs. Exalto erop dat, gegeven de hoge waarde die hij aan (de kennis uit) het Woord toekent, hij ook de leergierigheid, de bereidheid om te leren 'een schrede tot het geloof, ja een beginsel des geloofs' noemt.
Zó bezien is er óók sprake van groei in het geloof als er óók sprake is van groei in de kennis van God en Zijn woord. Ik citeer opnieuw:

'Van Jezus' discipelen lezen wij, dat zij, toen Jezus zijn wonder te Kana deed, waar Hij water in wijn veranderde, wel geloof hadden maar een ingewikkeld geloof, een geloof met nog veel duisternis, onkunde, onzekerheid. Zij waren, zegt Calvijn, Christus nog niet gevolgd met een geloof dat verzekerd (certe) en ontwikkeld (explicata) is. Er was in hen nog maar een klein geloof en toch hield Christus hen voor Zijn discipelen. Over de vader van de bezeten knaap die zijn zoon bij Jezus bracht, lezen wij: Het geloof van deze man moest nog gevormd worden. In de twee blinden die eens door Jezus genezen werden was nog niet een gevormd geloof. In Zacheus toen hij Jezus zocht te zien ook niet, maar er was in hem wel een zekere voorbereiding. Door een verborgen werking van de Heilige Geest heeft Christus Zacheus tot Zich getrokken; al was hij nog niet begiftigd met een zuiver geloof, er was in hem wel een beginsel van geloof, getuige zijn leergierigheid (docilitas) en gehoorzaamheid. Er was een zaad van vroomheid in zijn hart gevallen waardoor hij Christus begeerde te zien. Calvijn merkt daarbij dan vervolgens op: Zo inspireert de Heere vaak in mensen een onbewuste toegenegenheid voordat Hij zich aan hen openbaart, waardoor zij zich tot Hem getrokken gevoelen.'

Het subjectieve na het objectieve
Vanuit de objectieve waarheid van het Woord Gods (het eerste) is er intussen ook het subjectieve, het getuigenis des Geestes in de harten. De Geest getuigt in ons, dat de Schrift van God is. Het gaat ook om de verzegeling van de Geest. 'Er is geen geloof zolang niet de Heilige Geest ons verstand verlicht en onze harten verzegelt.' Ik besluit daarom met het volgende citaat uit dit verrijkende, bevrijdende, bijbels-gefundeerde boekje:

'Het geloof ontleent zijn zekerheid aan het object waarop het gericht is: Christus, het Woord Gods; de beloften Gods, de waarheid Gods, Christus' heilswerk, en ook: de verkiezing, de genadige aanneming tot kinderen die aan het geloof vooraf gaat. Maar dit object is niet enkel iets buiten mij, het is het werk van de Geest om het door het geloof in mij te brengen, mij er deel aan te geven. Het Woord Gods wordt door de Geest de harten der gelovigen ingedragen, vastgemaakt, verzegeld, en daardoor worden zij persoonlijk gewis van de waarheid Gods en van hun aanneming tot kinderen, van hun vergeving van zonden en van hun verzoening met God. Naarmate zij meer verlicht worden, naarmate zij meer Gods Woord gaan verstaan, naarmate de Geest krachtiger in hen getuigt en dieper het Woord, de beloften Gods in hen verzegelt worden zij in hun geloof vaster, wordt hun geloof – om Calvijns eigen terminologie te gebruiken – gevormder, wordt hun geloof helderder, klaarder en ook zekerder.'

v. d. G.


K. Exalto: De zekerheid des geloofs bij Calvijn; Uitgave Willem de Zwijger Stichting, Apeldoorn, 48 pagina's, ƒ 6,–

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1979

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Calvijn over de zekerheid des geloofs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1979

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's