De wortel Davids en de blinkende Morgenster
‘Ik ben de Wortel en het geslacht Davids, de blinkende Morgenster'. Openb. 22 : 16b''Nu ben ik al zolang getrouwd en nóg is mijn eigen man een vreemde voor mij. We leven gewoon langs elkaar heen.' Wat worden dergelijke klachten vaak gehoord in onze tijd. Mensen sluiten zich óp in zichzelf als in een harnas en zelfs binnen het huwelijk is er dan nauwelijks een open vizier. Het grootste geschenk dat een man zijn vrouw kan geven is zichzelf te geven, zich voor de ander open te stellen.
Christus, de hemelse Bruidegom, geeft dit geschenk ook in rijke mate aan Zijn bruid. Zijn Kerk. Hij schenkt zichzelf weg. Hij openbaart zich, vooral in de 'Ik-ben-woorden'. Kent u ze allemaal? Ik ben de goede Herder. Ik ben de ware wijnstok. Ik ben de deur – en ga zo maar voort. Al deze woorden zijn parels. Zij vormen tezamen het parelsnoer, dat Christus schenkt aan Zijn bruid. In de tekst ziet u de twee laatste parels, door Christus aan het snoer geregen in het laatste hoofdstuk van de bijbel.
Christus maakt zich hier bekend als de Wortel Davids en de blinkende Morgenster. Wat een verschil ligt er tussen deze twee benamingen! Dat Christus met een blinkende Morgenster vergeleken wordt, kunnen we goed begrijpen. Maar welk mens zou er op gekomen zijn Hem te vergelijken met een wórtel. Ik las: 'wanneer wij die naam hadden uitgedacht, zou het heiligschennis lijken'. Maar nu noemt Christus zich zélf zo! De wórtel Davids; deze woorden zijn te begrijpen in het licht van Jesaja 11: 'Want er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï.' Het huis van Isaï en van David was eens een fiere, trotse boom. Maar deze boom ging van binnen uit verrotten doordat het huis van, David de Heere de rug toekeerde. Uiteindelijk werd de boom met de grond gelijk gemaakt en bleef er slechts een dode stronk, een afgehouwen tronk over. Wat een donkere en uitzichtsloze tijd brak er toen aan. Maar toen het op het allerdonkerst was, gebeurde het wonder: er ontsproot een rijsje, een scheutje, een takje aan die afgehouwen tronk. Midden in de dood kwam het nieuwe leven. Zó is de Christus gekomen als de Wortel Davids.
Let wel: Christus is dus niet de kruin van de boom, het sierlijk bladergewelf, de kroon op het werk. Zo zien wij mensen het graag: wij zelf zijn de sierlijke boom en Jezus mag dan als de kruin áánvullen wat ons nog ontbrak.
Jezus wordt tegenwoordig ook wel gezien als een supermens, de edelste vertegenwoordiger van ons menselijk geslacht. Maar Hij is juist de slavenmens, de Man van smarten, zonder gedaante of heerlijkheid. Niet de kruin, maar de wortel in de donkere, zwarte, koude aarde. Hij kwam niet in het paradijs, maar op een gevloekte aarde. Hij komt waar ónze boom gevallen is en met de grond gelijk gemaakt. Ja, ook de boom van onze eigen wijsheid, eigen gerechtigheid, eigen rechtzinnigheid. Waar we komen te staan bij een afgehouwen tronk, bij de dóód – daar komt zicht op de Wortel Davids. Waar wij ontworteld en ontgrond worden, daar gaan we, inzien dat deze op het eerste gezicht weinig zeggende naam van Christus tóch een parel is.
Blijf toch niet denken: ik ben de boom en Jezus is de top, de kruin. Hij moet de wórtel zijn. Zonder wortels kan de boom niet leven. Eén zuchtje wind doet de stam dan vallen. Zonder wortels worden er ook geen voedingsstoffen omhooggestuwd naar alle takken en bladeren. Maar daarentegen: de goede wortel is het beginsel van het Leven! Christus is de wortel, die zich diep in de aarde graaft in peilloze vernedering. Hoe diep gaat die wortel? Tot in de eeuwige vrederaad van God! Door U, door U alleen – om het eeuwig welbehagen.
Christus is ook het geslacht Davids, de Zoon van David, de grote Davidide. Hij is niet een klein wortelscheutje gebleven – Hij is gegroeid tot een Plant van naam. Hij is een Man geworden, een sterke Held, ja de Kóning, van Israels God gegeven. David heeft eens een leeuw gedood om zijn kudde te beschermen. Het geslacht Davids, de meerdere David, overwon als de goede Herder de briesende leeuw satan. David mocht reus Goliath verslaan – het geslácht Davids, Christus, vermorzelde de kop van een veel grotere reus. Méér dan David is hier! Bent u zwak, uitgeput; kunt u er niet meer tegen op? In Hém is kracht. De Heere heeft hulp besteld bij een Held. Het geslacht Davids: zó dient Hij zich aan in Zijn kracht. Wat Zijn liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet.
Vervolgens noemt Christus zich ook: de blinkende Morgenster. Ver boven alle sterren blinkt de Morgenster uit in helderheid en klaarheid. Zo heeft God Hem een Naam gegeven boven alle naam in hemel of op aarde. Er zijn vele sterren, maar dat zijn allemaal náchtsterren. Als de dag komt, worden ze a.h.w. uitgeblust. De nacht is hun domein. Maar er is slechts één Morgenster, dat is de afgezant van de dag in het rijk van de nacht. De toekomst is aan de Morgenster. Op de grote dag des Heeren worden alle avondsterren gedoofd, alle lichtjes geblust, ook het licht van onze godsdienst, dan blijft alleen de Morgenster over, de grote Christus, het eeuwig Licht.
De Morgenster is de aankondiger, de heraut van de nieuwe dag. Dat wil zeggen: Hij blijft niet alleen. Christus is de Eersteling van degenen die ontslapen zijn. Zijn opstanding waarborgt de opstanding van allen. Nu Hij is ópgegaan, weerklinkt de roepstem met des te meer aandrang: ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Wie de Morgenster werkelijk in het oog krijgt, die zal ontwaken, die zal niet omkomen in een eeuwige nacht. Laat deze Morgenster ons baken zijn, ons oriëntatiepunt, waarnaar we onze koers richten! Maar, vraagt iemand, hoe krijg ik Hem te zien? Dan krijgt u een weervraag te beantwoorden: waarom waren het juist de wijzen uit het oosten die de ster van Christus ontdekten? Was het niet, omdat zij elke nacht met kijkers de hemel afzochten? Wie weet hoe lang reeds, maar ze gaven het niet op. Laten wij dit ook doen, ook al zitten we misschien in de nacht, ook al zien we wellicht geen lichtpuntje meer. Dan zál er een tijd komen – naar Gods belofte – dat de Morgenster opgaat in onze harten of ook opnieuw door de wolken heenbreekt.
Zo schonk Christus Zijn kerk de laatste twee parels. Wat is nu de reaktie van de bruid? Lees maar het volgende vers: 'En de Geest en de bruid zeggen: Kom!' Een adventslied, een hooglied. Kom, o schoonste der Mensenkinderen, kom, o Zoon van de allerhoogste God. Kom, o Bruidegom, al wat aan U is, is zo begeerlijk. Hoort u dit lied? Al wie het hoort, zegge: kom!
Wie zingt mee?
J. Hoek, Veenendaal
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1979
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1979
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's