Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vergeving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vergeving

Medemenselijkheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij geheel anders

We eindigden onze vorige bijdrage met de constatering dat de gemeenschap onderling in Christus' gemeente, tot uiting komend in medemenselijk handelen, tot openbaring behoort te komen in de houding en de daad yan vergevingsgezindheid.

Juist hierin staan christenen als het goed is, haaks op de wereld. De Bijbel tekent ons het bestaan van de onverloste, zondige wereld als een bestaan beheerst door de geest van Kaïn die zijn broeder haat. Haat, wraak, jaloezie, eerbejag, kwaadsprekerij, roddel, laster, met gelijke-munt-terugbetalen, zijn aan de orde van de dag? En Christus' gemeente? Wij horen in Rom. 12 : 1 het vermaan deze wereld niet gelijkvormig te worden, d.w.z. zich niet te laten inpassen in het schema van deze wereld. Stuiten we juist hier niet op een schrikbarend stuk 'wereldgelijkvormigheid'? Wij leven in de tijd vajn het harde conflict. Helaas, is dat ook maar al te vaak vantoepassing op de gemeente. Wat is er vaak weinig geneigdheid de ander, de broeder of zuster die in zonde gevallen is, te vergeven. Wat is er weinig geneigdheid met de ander de tweede mijl te gaan, te zegenen die ons vloeken. En juist hier horen we. de apostel zeggen: ij geheel anders, ge hebt Christus leren kennen'.. (Efeze 4 : 20).

Liefde tot de vijand

Wij komen hier op een zeer bizondere vorm van naastenliefde: e liefde tot de vijand. Ik wijs u op Mattheus 5 : 43-48. Christus zegt daar: Ge hebt gehoord dat er gezegd is: ij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: ebt uw vijanden lief; zegent ze die u vervloeken; doet wel degenen die u haten en bidt voor hen die geweld doen en die u vervolgen.'

Christus' leerlingen hebben niet slechts lief te hebben die hen liefhebben. En de Heere herinnert aan het voorbeeld van Zijn Vader. De Vader in de hemel laat zijn zon opgaan over bozen en goeden, dat wil zeggen: Hij trekt in zijn liefde geen grenzen; Hij vraagt niet of de mensen verdienen, wat Hij schenkt. Zo behoren ook wij, als navolgers Gods, als Zijn geliefde kinderen, goed te doen aan vriend en vijand. Weest dan volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is volmaakt is. Volmaakt, d.w.z. uit één stuk, consequent, niet hinkend op twee gedachten.

Wij komen deze zelfde gedachten ook tegen in Romeinen 12 : 20: Indien uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hij dorst heeft, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult ge kolen vuurs op zijn hoofd hopen.' En in vers 21 spoort Paulus zijn lezers aan het kwade te overwinnen door het goede.

Voor haat en wraak mag geen plaats zijn: reekt u zelf niet, geliefden (Rom. 12 : 19).

Van Ruler maakt ons er op attent dat Paulus hier het omgekeerde vraagt te doen dan wat natuurlijkerwijze verwacht zou worden. En de apostel vraagt het in Gods Naam, terwijl hij appelleert op het feit dat de gelovigen door God beminde mensen zijn, en dus staan in het heil. Zodat zij niet anders kunnen handelen, als hier gevraagd wordt {Op gezag van een apostel blz. 147).

Deze liefde tot de vijand komt op uit het hart van het Evangelie: Vijanden zijn met God verzoend door de dood van Christus. Over de woorden van de Bergrede ligt het kruis (Noordmans).

De grond en het geheim van deze liefde is het werk van Christus, Die zelf voor zijn beulen gebeden'heeft. En in de navolging van Hem, door de Heilige Geest Die ons deel geeft aan Christus, wordt het mogelijk de vijand lief te hebben, en voor je beulen te bidden (vgl. Stefanus!). En om nogmaals Van Ruler te citeren: 'De liefde tot de vijand... lijkt ons tegennatuurlijk. Als zondaren zijn wij vijanden. Niet alleen van God, maar ook van elkaar. Zal dit omgezet worden in liefde, dan moeten we door een radicale bekering heen' {^.p. blz. 147).

Tegelijk mogen we zeggen: Hoe heilzaam werkt deze vijandsliefde. Er is sprake van vurige kolen op iemands hoofd ophopen. Dus toch een soort heimelijke wraakoefening? Nee, veeleer een heilzame beschaming van de ander, waardoor nieuwe verhoudingen ontstaan. De liefdcdie zelfs de vijand te eten en te drinken geeft, tast de geest van moedwil en hoogmoed Van de vijand aan. Menigeen heeft ervaren: Wie werkelijk in Christus' Naam deze weg gaat, wordt daar niet armer van. Integendeel, het leven wordt genezen van haat, wrok, wantrouwen.

Alles maar door de vingers zien?

Betekent dit dus dat wie als christen zijn vijand vergeeft, alles maar door de vingers ziet? Moeten christenen over zich laten lopen? Is er niet gerechtvaardigde < oorn, vergelding, ja, zelfs wraak? Wij stuiten hier op diepingrijpende vragen. In de discussie rondom de oorlogsmisdadigers speelden ook deze vragen mee.

Ten diepste gaat het hier om het probleem van recht en liefde. Ik meen dat we die twee niet tegenover elkaar moeten zetten of tegen elkaar moeten uitspelen.

In de vergeving zoals Godzelf ons die schenkt door de kruisdood van Christus, is de vergelding niet terzijde gesteld. Door te vergeven op grond van Christus' offer bewijst God zijn genade. Maar Hij handhaaft Zijn gerechtigheid. Dat is juist het mysterie van de verzoening door voldoening.

En wie zijn vijand van harte leert vergeven, praat daarmee het kwaad, het onrecht niet goed en behoeft ook het leed dat de ander hem aandoet niet te bagatelliseren.

Juist de echte liefde neemt de ander serieus, neemt ook de zonde van de ander serieus. Wij moeten onderscheiden tussen het zondige in de ander dat we haten en de mens in de zonde die we ondanks alles, toch blijven zoeken, blijven liefhebben. Wie zelf Gods vergevende liefde ervaren heeft, weet dat God de zonde bezoekt met Zijn oordeel, en daarom kan hij van wraakoefening afzien. Daarom kan hij, terwijl hij zonde zonde noemt, toch de ander in liefde de broederband reiken. Dat heeft voor de tuchtoefening binnen de gemeente natuurlijk consequenties.

Tucht wordt vaak gezien als aanslag op medemenselijkheid. Maar alles hangt er van af hoe de tucht wordt uitgeoefend. Wij kunnen alleen maar tucht oefenen als we de Herder kennen, dié verloren schapen opzoekt. Dan zullen we ook daar, waar we de ander terechtwijzen, toch uit zijn op zijn behoud. Ik denk aan de apostolische vermaning uit Galaten 6:1: Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt de zodanige terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op u zelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen.' Paulus spreekt nadrukkelijk van terecht helpen. Wij helpen de ander niet als we alles maar toedekken. Wij helpen de ander als we in zachtmoedigheid en liefde hem terecht-, wijzen en worstelen om zijn behoud. En de praktijk laat zien: aar de christelijke tucht verwaarloosd wórdt worden mensen slachtoffer van de 'kwalijke tuchtpraktijken' via roddel, de gesprekken op visites, discriminatie enz. Juist hier gaan we vaak mank: ppervlakkig bezien handelen we zeer humaan en zeer medemenselijk. Tucht vinden we vaak een vies wooird. Maar tegelijk ontbreekt het maar al te zeer aan de broederlijke vergeving op de grondslag van de gerechtigheid. En het gevolg is dat onder het mom van medemenselijkheid er vaak onmenselijk gehandeld wordt en er nameloos geleden wordt door hen die in zonde gevallen zijn en als outcasts en verschoppelingen behandeld worden.

Leviticus 19

Vergeving en recht, liefde tot de vijand en de vinger leggen bij het kwaad: We verkeren in een spanningsveld, dat ons telkens weer voor vragen stelt. Een spanningsveld dat we alleen maar kunnen betreden als we zelf leven uit Gods genade en gerechtigheid. Dan leren wij doen, niet zoals de ander mij behandelt, maar zoals God mij doet.

Reeds in Leviticus 19 vinden we de verhouding tussen recht en liefde aan de orde gesteld: Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij zult uw naaste naarstiglijk berispen en zult de zonde in hem niet verdragen (vs. 17). Voorop staat de zuivering van ons hart in de verhouding tot de broeder. God stoot door naar het centrum van ons hart. Als Zijn Geest ons vervult, dan is er geen plaats voor de haat en de wraakzucht. Want de vrucht van de Geest is liefde.

Maar tegelijk scherpt Leviticus 19 ons in dat we zonde hebben te noemen. Vergeving is geen karakterloze slapheid. Wij zijn merkwaardige wezens: Of we reageren zeer agressief, of we zijn vaak zwak en toegefelijk. In beide gevallen doen we tekort aan Gods gebod en belofte.

Leviticus 19 vraagt van mij in bewogenheid en liefde naar de naaste te gaan en tegelijk de ander terecht te wijzen. Niet in harde agressiviteit, maarin die bewogenheid die het behoud van de ander zoekt.

En het gebed vraagt ten derde van ons de zonde niet te verdragen. Evangelische medemenselijkheid zal in de spanning •van recht en liefde om de christelijke tucht niet heen kunnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Vergeving

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's