Ds. W. L. Tukker veertig jaar predikant
Op 10 december 1939 werd ds. W. L. Tukker bevestigd als predikant van de hervormde gemeente van Hei- en Boeicop. Dat betekent dus, dat hij D.V. op 10 december a.s. veertig jaar dienaar des Woords zal zijn. Op deze plaats willen we de oud-voorzitter van de Gereformeerde Bond van harte met deze gedenkwaardige dag feliciteren. We hebben – evenals enige tijd geleden met ds. J. Vermaas – met ds. Tukker – zijnde ook één van de laatsten van de oudere generatie in het hoofdbestuur – een gesprek over zijn levensloop gehad, dat we in dit nummer uitvoerig weergeven. Aan de orde komen daarin de afkomst van ds. Tukker, de studietijd, de gemeenten die hij diende: Hei- en Boeicop (1939-1942), Elburg (1942-1946), Bleskensgraaf (1946-1948), Delft (1948-1955), Rotterdam (1955-1959), Katwijk aan Zee (1959-1964), Zwolle (1964-1969) en Groot-Ammers (1969-1974). Na het emeritaat is de dienst voortgezet in Sirjansland, Wassenaar en (thans) Arnemuiden. In het gesprek met ds. Tukker besteedden we ook aandacht aan zijn lidmaatschap van het college van visitatoren-generaal en van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, terwijl we hem ook een aantal vragen voorlegden betreffende het kerkelijke en geestelijke leven.Geve de Heere aan ds. Tukker, die zo'n grote plaats in onze hervormd-gereformeerde kring heeft mogen innemen, dat hij nog menig jaar kerk en gemeente mag dienen op de plaats, die hem nog gegeven is. We weten dat we dit schrijven niet alleen namens het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, maar ook namens velen in den lande, uit de gemeenten die ds. Tukker dienen mocht èn uit de gemeenten daarbuiten.
Afkomst
De geboorteplaats van ds. Wouter Leendert Tukker was Hoek van Holland, maar hij is geboren uit een oorspronkelijk Alblasserwaardse familie. Vader stamde uit een 'min of meer liberaal boerengeslacht'. Moeder was uit een heel ander boerengeslacht uit Giessendam, waar veel meer de gereformeerde religie leefde; 'een geslacht met veel godsvrucht en levenswijsheid'.
Hoek van Holland was een ethische gemeente, die later schoof naar confessionele prediking. Toch voelde de jonge Tukker zich van meet af geboeid door de gereformeerde prediking; óók door contact met ouderwetse gereformeerden, die gevormd waren door de Kamper Hogeschool, waaraan hijzelf ook veel te danken heeft gehad.
Een andere tak van de religie, waarmee hij kennis maakte, was die van de gereformeerd-gezinden in de Hervormde Kerk, met name toen hij vele jaren kerkte in Monster, of in Delft bij ds. P. Zandt, ds. H. A. Leenmans en ds. T. Lekkerkerker. Bijzonder heeft in zijn jeugd invloed geoefend ds. S. van Dorp uit Den Haag; een nuchtere, zeer bevindelijke zeer toepasselijk-prekende Ledeboeriaan!
Verder hebben de gezelschapskringen in de Alblasserwaard mede invloed gehad op de levensloop van ds. Tukker.
Onderwijs/roeping
Wat het onderwijs betreft, aanvankelijk werd de Ulo-opleiding gevolgd. Op 17-jarige leeftijd kwam er een 'wending in het leven' onder de prediking van de christelijke-gereformeerde prof. G. Wisse, waardoor er niet alleen de besliste keuze kwam om God te dienen en toe te behoren maar waardoor er ook de 'krachtdadige roeping' van Godswege kwam voor het predikambt. Ouderlingen en predikanten van afgescheiden kerken raadden toen aan predikant te worden in één van die (van hùn) kerken. Prof. G. Wisse en ds. G. Riegel met name vroegen hem predikant te worden in de Chr. Geref. Kerken. Niettemin heeft Gods levensleiding hem in de Hervormde Kerk gebracht. Op het gymnasium had hij intussen 'de handen vol' aan het onderwijs. Pas aan de universiteit kwam hij in zijn element.
Uit de studiejaren denkt hij met respect terug aan de hoogleraren Brouwer, Obbink, Van Rijn, De Groot, Noordtzij, De Vrijer, Severijn en Visscher. Met name de laatste twee hebben een bijzondere indruk gemaakt. 'Severijn was niet alleen theologisch maar ook religieus een geweldige man.' Visscher, hoewel een man die een splitsing bracht in de gereformeerde gelederen, heeft toch door zijn kloeke taal en zijn colleges heel wat meegegeven. Een hoogleraar die ook met ere genoemd wordt, is Berkelbach van de Sprenkel (dogmaticus) die zijn studenten geleerd heeft trinitarisch te denken.
In Utrecht is hij zo geen dominee gewòrden maar (door God) gemáákt. 'God heeft mij dominee gemaakt door de studie, waar Hij mij Zelf doorheen gedragen heeft, door mij de lust te geven te studeren en dat te blijven doen.' Zijn eerste preek als candidaat was in Brakel, over de wedergeboorte n.a.v. Joh. 3 : 8: 'De wind blaast waarheen hij wil…, alzo is een ieder die uit de Geest geboren is.'
Beroepbaar
Toen het einde van de studie kwam werd de bijeenkomst van de provinciale kerkvergadering, waar candidaten toegelaten werden tot de heilige bediening, verzet van 7 september naar 14 september, de dag waarop cand. Tukker 30 jaar werd. Buiten stond de kerkeraad van Hei- en Boeicop te wachten met een beroep. Die dertigjarige leeftijd (exact) wordt als een bijbelse bijzonderheid ervaren.
Het eerst-gekomen beroep naar Hei- en Boeicop werd ook aangenomen. 'Ik ben daar maar heen gegaan waar het het meest nodig was.' En-passant voegt ds. Tukker eraan toe, dat hij zich nooit zoveel problemen gemaakt heeft met zijn beroepen. Wèl wist hij van twee gemeenten vèr vooruit (Delft en Zwolle) dat hij er ooit dominee zou worden.
Hei- en Boeicop
De tijd in Hei- en Boeicop, een gemeente die 15 jaar vacant was geweest, was een heerlijke en leerzame tijd. Met respect wordt teruggedacht aan ouderling De Jong, 'die bijzonder in de Schriften thuis was en in de leer der kerk'. Een man, die leerde wat zachtmoedigheid was; een man die leerde van de kerk alles te verdragen; en zo goed mogelijk te verstaan, èn voor jezelf te vertalen, wat dóór en vanuit de kerk gezegd werd. Deze ouderling De Jong is tijdens een kerkdienst gestorven in de kerk waarvoor hij zo'n grote liefde aan de dag had gelegd.
Elburg
De tweede gemeente was Elburg, een gemeente die verteerd werd door richtingenstrijd. Daar werden de oorlogsjaren doorgebracht. Daar zijn in die jaren in de pastorie ook verschillende evacué's geherbergd. Ondanks het richtingenvraagstuk waren in die tijd de kerken overvol. Eigenlijk zwéég in die tijd het richtingenvraagstuk. De gehele gemeente aanvaardde de Schriftprediking naar de belijdenis.
Bleskensgraaf
Na Elburg volgde Bleskensgraaf: 'de geboorteplaats van mijn vader'. De gemeente Bleskensgraaf kende maar één kerk en één school. In Bleskensgraaf werd terug gevonden het geestelijk leven, dat ook in de jeugd was ontdekt in de Alblasserwaardse gezelschapskringen. Van wat nu 'de kwestie Aantjes' heet is in die jaren weinig ontdekt. De familie Aantjes had algemene achting. 'Wel was Wim bepaald kritisch', vanwege de politieke keuze van ds. Tukker (S.G.P.).
Delft
Grote betekenis heeft de gang naar Delft voor het geestelijk leven van ds. Tukker zèlf gehad. Reeds in de gymnasiumtijd had – zoals gezegd – de Heere geopenbaard, dat hij ooit in Delft dominee zou zijn.
Met als collega ds. J. J. Poot – een predikant die hem meermalen bevestigde in het ambt – heeft hij in Delft rijke jaren gehad. Samen hebben zij in die tijd ontdekt de verbondsleer, zoals 'onze vaderen die leerden'. Het is daar ook geweest, dat het de Heere beliefde 'Zijn Zoon in hem te openbaren'. Het gebeurde op de kansel van de Nieuwe Kerk. Op weg naar de kerk liep een ouderling méé òp en vroeg – het was op Kerst – of hij over de engelenzang preekte. Dat was in Delft n.l. gewoonte: op Eerste Kerstdag 's avonds de engelenzang, met Pasen 's avonds over Maria Magdalena. Toen ds. Tukker antwoordde dat hij 'vorig jaar' over de engelenzang gepreekt had en daarom nú andere stof had, was de reactie niet positief: dat was een doorbreking van de Delftse traditie. Gepreekt werd toen over de tekst Joh. 1 : 11 en 12: 'Hij is gekomen tot het Zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven Kinderen Gods te worden, namelijk degenen die in Zijn Naam geloven.'
Het was een onvergetelijke dienst; èn voor hemzelf èn – kennelijk – voor de gemeente. De bewuste ouderling corrigeerde zijn kritische opmerkingen vooràf direct ná de preek.
Delft was voor het eerst een gemeente, waar het richtingenvraagstuk in àl z'n geledingen speelde. Juist ook in die tijd werd ds. Tukker benoemd tot visitator-generaal, waarin hij herhaaldelijk met het richtingenvraagstuk te maken kreeg. Als het ons ernst is met de belijdenis – zo was zijn standpunt, mèt ds. J. van Sliedregt – dan zullen we ook de confessioneel-gezinden in de kerk moeten erkennen. Het recht van de belijdenis tegenover àlle richtingen – ook tegenover 'onszelf' – heeft hij daarbij laten gelden. Daarbij heeft hij altijd getracht andersdenkenden zo gunstig mogelijk te verstaan en te vertalen.
De collegialiteit in Delft was goed en soms scherp. Ds. P. Zandt, toen wonend in Delft naast ds. Tukker, zei: 'Je ziet dat we het toch weer winnen' (ds. Tukker zegt het drie maal, met afgekorte 'n aan het eind, zoals ds. Zandt dat pleegde te doen). Met ds. Zandt was er ook een goede verhouding, niet alleen vanwege de politiek, maar ook vanwege de religie. Zandt had zèlf geadviseerd in de beroepingstijd: 'naar Bleskensgraaf!' De Delftse tijd was kerkelijk gezien de tijd van de nieuwe kerkorde, een zaak waar ds. Tukker overigens niet direct mee te maken had.
Rotterdam
Na Delft kwam Rotterdam, waar hij beroepen werd, omdat er nogal wat afvloeiing had plaats gevonden naar afgescheiden kerken en waar in die tijd toen inderdaad weer velen terug kwamen.
Op mijn vraag of hij de mening van prof. Wisse beaamde, dat Rotterdam een stad was waar de Heere nog 'veel volks' had was het antwoord ronduit bevestigend. Dat gelooft ds. Tukker tot op vandaag; tot in een brede kring van mensen, die niet van 'onze richting' waren en zijn; van ethisch en confessioneel af tot oud-gereformeerd toe.
Dóór-de-week, op de maandagavonden, waren er de bijbellezingen in het kerkgebouw van de vrij-evangelischen waar zo gemiddeld zeshonderd mensen kwamen, van allerlei kerkelijke komaf. Er kwamen in die diensten ook veel mensen van de voormalige oud-gereformeerde ds. Stam – later van ds. Boogaard –, waarmee ds. Tukker vanaf zijn jeugd veel te maken had gehad. Ds. Boogaard had hem in de Alblasserwaard ooit ontmoet in het huis van 'twee christinnen', waar hij vaak kwam; 'innige mensen', behorend tot de gemeente van ds. Boogaard. Toen Boogaard daar kwam zei hij vernomen te hebben, dat cand. Tukker de Hervormde Kerk zou gaan dienen als dienaar des Woords; waarop hij hem de handen oplegde en hem zegende. Veertien dagen later stierf hij! Een zelfde ervaring had hij – het zij terzijde vermeld – met een 'onkerkelijk christen' (uit de gezelschapskringen), die hem in zijn studententijd zegende en zei: 'De Heere stelle je tot een sieraad in Zijn kerk.'
In de Rotterdamse tijd viel kerkelijk de ingrijpende beslissing om de vrouw tot de ambten toe te laten. Het gerucht, dat toen ging, dat ds. Tukker zou breken met de Hervormde Kerk was uit de lucht gegrepen: 'nooit gezegd en nooit het plan gehad.' Wel had hij het er zeer moeilijk mee. Hij begreep, dat dit om zich heen zou grijpen.
Nog op de dag, waarop we het gesprek voeren, hoorde hij van een gemeente, waar bijna alléén vrouwen in de kerkeraad zijn. 'Ik vrees zo dat dit nog eens uit zal lopen op de vrouw uit de Openbaringen.' Het feminisme is in opmars. 'Wanneer de man zijn post verlaat en overgeeft aan de vrouw, daar verliest hij zijn positie.'
Toch was er in die jaren geen echte áánvechting wat betreft het hervormd-zijn. 'Ik heb wel gevoeld: de kerk verlaat òns.' 'Het is me wel een geweldige smart geweest.'
Katwijk aan Zee
De Rotterdammers namen het vertrek naar Katwijk aan Zee wel zeer kwalijk. Katwijk was evenwel 'een pracht-tijd', met een opbloei van de gereformeerde prediking. 'Het is een gezegende tijd en een gezegend volk geweest.' Het waren mooie jaren, waarin de mensen dicht leefden bij de Bijbel en spraken over de Bijbel.
De collegialiteit in Katwijk met de confessionele ds. D. Bouman was erg goed; maar de andere predikanten stonden, gezien de strijd die er tevoren geweest was, 'wat fel tegenover ons'.
Ds. Tukker denkt intussen met dankbaarheid terug aan het vele geestelijke leven in Katwijk 'onder jong en oud'. Er werden oude schrijvers gelezen, óók door de jonge mensen. Met de vissers ging hij verschillende malen de zee op en soms ook met het hospitaal-kerkschip 'de Hoop' (drie en een halve week en vijf en een halve week). Toen bleek, dat 'een volk dat z'n zondag viert de zegening voor zes dagen meekrijgt'. 'Aan de sabbatviering hàngt de religie.'
Zwolle
Zwolle was een gemeente, waarvan hij – als gezegd – ook al in een vroeg stadium wist, dat hij er ooit – als hij er een beroep heen krijgen zou – dominee zou worden. Ds. G. Boer, ds. H. Harkema en ds. Tukker stonden er op een drietal en ds. Tukker had gezegd: wie van ons dat beroep nu ook krijgt, die moet dat maar doen.
In Zwolle moest de evangelisatie (Elim) worden opgenomen in een gemeente. Het was aanvankelijk een moeizame ervaring. Een enkeling is na de inschakeling van de evangelisatie uitgeweken naar Oud-Gereformeerde gemeenten. Eén voorganger, die vroeger in Elim voorging, – ds. P. J. Dorsman uit Staphorst – bleef daarna in een oud-gereformeerde groep voorgaan; dit overigens in een groep, een evangelisatie, die zich ooit van Elim afsplitste (toen tégen ds. P. Zandt gericht). Eerst was deze groep geleid door de godsdienstonderwijzer Blankenspoor, later door de godsdienstonderwijzer Middelkoop. Ds. Tukker wijst er hier op, dat het in de loop van de tijd nogal eens voorgekomen is, dat bepáálde godsdienstonderwijzers een scheuring aangrepen om 'dominee' te worden, al wijst hij tegelijkertijd op de zeer velen, die in eer en deugd de kerk hebben gediend en nòg dienen op een hen daartoe verleende plaats.
In Zwolle bleek intussen aanvankelijk wèl, dat jarenlang evangeliseren het zicht op ambt en sacrament goeddeels had doen verdwijnen. Hoewel de hele Zwolse periode (mede daardoor) niet gemakkelijk was brak het zicht op deze dingen èn op het kerkelijk leven als zodanig toch na verloop van tijd door.
Vanwege vereenzijdigingen, die ook wat de prediking betreft door het jarenlange evangeliseren waren opgetreden, had ds. Tukker het eerste half jaar het gevoel 'in-de-lucht-te-staan-preken Langzaam maar zeker groeide het inzicht in het belang van 'evenredigheid van alle leerstukken in de prediking, naar de menigvuldigheid waarmee ze in de Schrift voorkomen'. Intussen is de laatste jaren in de hele breedte van het kerkelijk leven in Zwolle een verschuiving in rechtzinniger zin te bespeuren geweest. 'Het zijn van ds. Geluk daar vind ik ook een bijzonder zegenrijke zaak.'
Groot Ammers
Met bijzondere belangstelling informeerde ik naar de laatste gemeente van ds. Tukker: Groot-Ammers; de gemeente van het voorgeslacht van schrijver dezes (als ik deze persoonlijke noot even toe mag voegen).
Met grote vreugde heeft ds. Tukker deze gemeente gediend. 'Ammers was een mooie en goede gemeente.' Een stille gemeente, die in het verleden van vrijzinnig rechtzinnig werd, doorgeslagen geweest is; er is een tijd namelijk geweest, dat een deel van de gemeente ging evangeliseren en dàt nog wel in de zegenrijke jaren van ds. Van Amstel) maar dáárvan weer teruggekomen is. Enkele predikanten, die later Groot Ammers dienden, zijn later middenorthodox (ds. Van Schuppen) of confessioneel (ds. Barendrecht) geworden. Het is echter door de jaren heen een goed-gewortelde gemeente geworden, 'waar ook veel jonge mensen tot verandering kwamen'. Je moest er lang zijn om dat te bemerken, want in de ene gemeente 'ligt het hart op de tong', in een andere gemeente 'op de hoogte van de nieren'.
Emeritaat
In Groot Ammers diende zich het emeritaat aan. Ds. Tukker: 'ik heb dat met-emeritaat-gaan als een hele moeilijke zaak ervaren.' 'Ik heb nooit zo gehuild als toen ik naar mijn laatste dienst in de Ammerse kerk ging.' 'Ik was alleen thuis – ds. M. Groenenberg was bij mij…; (op de studeerkamer) begon ik, in plaats van te rusten, hevig te huilen; dit was mijn laatste dienst; en toen bad ik of de Heere mij, na volbrachte dienst, aan wilde nemen tot een eeuwige dienst…' Toen hij met ds. Groenenberg het pad naar de kerk op liep zei hij – maar Groenenberg hoorde het waarschijnlijk niet, gezwind als hij voor hem uitliep – 'dit was ook mijn één en mijn al'. De afscheidspreek was: 'de eeuwige God zij ere.'
Met dankbaarheid wordt vervolgens gememoreerd hoe daarna, in 'het kleine Sirjansland en het kleine Wassenaar' de dienst nog mocht worden voortgezet en nu nog weer in Arnemuiden. Hij gaat in deze emeritaatstijd intussen 'graag ter kerk bij een ander'. Toch is het een goede zaak, dat de kerk destijds besloten heeft met 65-jarige leeftijd het emeritaat te doen aanvangen. Toen ds. Tukker – nèt predikant – een keer ds. D. J. v. d. Graaf ontmoette en zei, dat hij het met het verplicht stellen van een emeritaatsleeftijd niet eens was zei ds. Van de Graaf: 'Tukker, dat zie jij niet goed: de priesters moesten al ophouden met hun vijf en zestigste jaar.' Die priesters mochten daarna evenwel nog wel dienst doen als tempelwacht aldus ds. Tukker.
Visitatie
We praten samen verder over de jaren, waarin ds. Tukker lid was van het college van visitatoren-generaal. (Ds. Groenenberg heeft – tussen twee haakjes – bij het afscheid in Groot Ammers opgemerkt, dat eens een ober in een restaurant, waar men als college een hapje gebruikt had, bij het weg gaan de heren groette met: 'dag heren, dag dominee' (het laatste was voor ds. Tukker bedoeld).
Door hoop en vrees heen is in die jaren zijn liefde voor de hele kerk beproefd en gebléven. Je kwam in gemeenten waarvan je je afvroeg: 'is dàt nu onze kerk?' Maar toen ds. F. H. landsman een keer de Alblasserwaard bezocht was diens reactie: ik wist niet dat er ook nog zo'n stuk hervormd kerkelijk leven bestond.
Als in Groningen gemeenten werden samengevoegd (van vijf tot één!) dat is armoede geweest! Het is intussen een vreugde te bemerken, dat er dáár nu ook ritselingen zijn van nieuw leven. Ongemerkt valt de vergelijking met de Alblasserwaard, die lange tijd door de vrijzinnigheid beheerst werd. Vroeger was daar wellicht wel wat méér kerkelijk meeleven dan nu in allerlei Gróningse dorpen, maar er was in plaatsen als Bleskensgraaf toen ook maar één keer kerk en na de dienst las de veldwachter de verkopingen af.
Ds. Tukker vermeldt uit de visitatorenkring met dankbaarheid de contacten met de oud-ethische ds. W. A. Zeydner. De confessionele dr. De Wilde vond eigenlijk dat zij – confessionelen – dè hervormden waren en 'wij waren dat niet'. De vrijzinnige prof. S evenster heeft hij in die jaren nooit één vrijzinnig woord horen zeggen, behalve wanneer het over de richtingen in de gemeenten ging.
Van ds. M. Groenenberg merkt hij op, dat deze in zijn jeugd gekerkt heeft bij ds. S. van Dorp, waarmee ds. Tukker zulke nauwe connecties heeft gehad, ('een deftige ledeboeriaanse dominee'). Ds. Groenenberg toonde altijd een zeker respect voor de Bond.
In de visitatie werd intussen de pijn ervaren dat er veel nood-gemeenten ontstonden in 'onze gemeenten'. 'Ik heb daar altijd tégen gestemd.' Wèl heeft hij altijd een rechtmatige plaats bepleit voor de confessionelen. In de jaren van de visitatie heeft hij verder vaak bemerkt dat er maar één zonde in de kerk is: 'dat is dé Bond.'
De Gereformeerde Bond
De keuze voor de gereformeerde prediking, derhalve voor de gereformeerde gemeenten in de Hervormde Kerk en zó ook voor de Gereformeerde Bond was van meet af aan gemaakt. In 1951 volgde ds. Tukker ds. Goslinga op in het hoofdbestuur. Het was het jaar van het aanvaarden van de nieuwe kerkorde, een kerkorde waaraan prof. Severijn in de commissie van ontwerp had meegewerkt, terwijl hij er tégen was. In het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond heeft dat overigens niet veel nawerking gehad.
In het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond was het een goede tijd. Lt. Gen. Duymaer van Twist (gewezen A.R.-kamerlid) zei op z'n tijd wèl van ds. Tukker: 'jammer dat hij van de S.G.P. is.'
In de jaren van het hoofdbestuurslidmaatschap was ds. Tukker ook medewerker van het Gereformeerd Weekblad, dat in de vooroorlogse jaren tegenover het bondsorgaan De Waarheidsvriend stond. Hij volgde ds. S. van Dorp op voor het schrijven van de meditaties, waarmee hij wekelijks intussen zijn preek kwijt was. Van controverse tussen de Waarheidsvriend en het Gereformeerde Weekblad was al làng geen sprake meer.
De controverse van de vooroorlogse jaren heeft weinig indruk op ds. Tukker gemaakt. 'Ik stond natuurlijk aan de kant van Visscher al heb ik later wel gedacht: hebben we ds. Van Grieken wel de eer gegeven die hem toekwam, omdat hij het verbond eerder en beter gezien heeft dan wij?' In het eerste openingswoord, dat ds. Tukker op een jaarvergadering van de Gereformeerde Bond sprak, heeft hij dáárom ook bewust de naam van dr. J. G. Woelderink genoemd ('ik zou dat nòg doen'), ondanks zijn sterke voorliefde voor ds. I. Kievit en prof. dr. H. Visscher. Ondanks alles was Woelderink een man met zeer vrome kanten in zijn leven en in zijn werk, hoewel hij later wegen ging, waar ds. Tukker en ds. G. Boer sámen tegen schreven, bijvoorbeeld ten aanzien van de verkiezing. 'Je kunt niet op het ene been van de verkiezing hinken maar ook niet op het ene been van het verbond.' Het is in de Bijbel altijd wederzijds: geloof én bekering; rechtvaardigmaking èn heiligmaking; verkiezing én verbond.
De vraag of er in dit opzicht niet altijd vereenzijdigingen, ook binnen de Gereformeerde Bond hebben bestaan wordt bevestigend beantwoordt. 'Ik ben een voorstander van bevindelijk preken maar ik ben geen voorstander van bevindingen preken. Ik ben er een voorstander van het verbond zijn plaats te geven maar ik ben geen voorstander van verbondsmatig preken', dat wil zeggen alléén vanuit het verbond.
'De leerstukken moeten overigens worden gepreekt in de mate waarin ze in de Bijbel voorkomen. Zo moeten we de verkiezing geloven, 'maar het zijn de diepten Gods die wij niet meten kunnen'. In Katwijk zei iemand: 'overal grònden onze netten niet.' Ds. Tukker beaamt intussen een uitspraak van prof. Van Niftrik, dat het het geloof in de praedestinatie is geweest, waardoor onze vaderen de tachtigjarige oorlog konden winnen. Ze waren verkoren om voor het Woord Gods te strijden: keurbenden Gods!
Over eventuele ontwikkelingen door de jaren heen in de Gereformeerde Bond ten opzichte van deze dingen ziet ds. Tukker verrèchtsing (overtrokken praedestinatiaans) en verlinksing (overtrokken verbondsmatig), beide sterker dan in het verleden. Toch is hij immer met vreugde onder de prediking. Hij wil wél, dat de eis der bekering (bekeert u!) duidelijk(er) doorklinkt. Wanneer de vroegere ds. Zijlstra met zijn zware stem in de preek tot twee maal toe zei 'bekeert u, bekeert u' maakte dat vroeger (in Waddinxveen) op ds. S. van Dorp diepe indruk. Als prediking triumfantelijker of lijdelijker wordt gaat dit appèl in beide gevallen verzwakken. Triumfantelijker: we zijn in het verbond en hebben alles in onze zak! Lijdelijker: mocht het nog maar eens gebeuren, maar het zàl wel niet gebeuren!
Over de plaats van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk: die is groeiende.
'Wat kerkelijke meelevendheid betreft mogen we momenteel de Gereformeerde Bond wel schatten op de helft van de Hervormde Kerk.' Dat is niet allemaal winst. De vrijzinnigen hebben het gehàd. De midden-orthodoxie is door haar krachten heengezakt en de confessionelen betekenen niet zoveel meer, heláás. De Bond is intussen niet geliefd maar 'gehaat' (al is dat niet algemeen). Als de gereformeerden er nu óók nòg inkomen, dan zal wel niet wáár worden wat dr. De Wilde eens zei: 'de gereformeerden erin en jullie eruit' maar wèl dit: de gereformeerden zullen een nieuwe golf van vrijzinnigheid met zich brengen, al zullen er ook 'goeden' komen, verontrusten, die in òns familie, zij het verre familie vinden. Verder zullen de gereformeerden vanuit hun meerwaardigheidsgevoel spoedig de teugels grijpen. 'Zij de èchte hervormden, wij de namaak.' De midden-orthodoxie zal een behoorlijke versterking krijgen in de gereformeerden.
Gesprekken op kerkeraadsniveau tussen gereformeerden en hervormd-gereformeerden zullen moeizaam op gang komen en zullen weinig uithalen. Moeten wij dan maar met de Gereformeerde Gemeenten op weg gaan?, 'waar ik het meest voor voel samen met de oud-christelijke gereformeerden'. We zouden daar echter gans niet welkom zijn. Van onze 350 dominees zouden er, àls ze over zouden willen gaan ('maar de helft blijft zeker achter') misschien zeven dominees (ds. Tukker zegt het minzaam lachend) genade vinden. Dus dat behoort tot 'de onmogelijke mogelijkheden'. Een eigen kerk(je) ziet ds. Tukker ook niet zitten. Dan maar liever in dit geheel.
Nog eens wat 'Samen-op-Weg' betreft: 'ik zie geen uitweg, maar ik vrees dat wij daardoor iets van ons karakter en van onze karaktervastheid verliezen. 'Een evangelische kerk', wat moet dat zijn? Een kerk waar de wet uit de weg is? En waar de belijdenis z'n rechten zal verliezen?'
Concrete vragen
Het gesprek sloot af met wat concrete vragen over verschillende, los van elkaar staande en toch alles met elkaar te maken hebbende onderwerpen.
Wat vindt u nu het kenmerkende van de gereformeerde prediking?
Gereformeerde prediking is niet 'de mens op het diepst vernederd en Christus op het hoogst verheerlijkt. Die uitdrukking staat niet in de Bijbel. Daar lees ik wel: wat is de mens dat Gij hem gróót acht?' Wel vinden we in de Bijbel: de mens een zondaar en Christus alléén zijn gerechtigheid. Gereformeerde prediking is: een zondig mens in Christus rechtvaardig voor God. Of, met de bekende slagzin van de Kohlbruggianen: de rechtvaardiging van de goddeloze. Liever nog: Christus de gerechtigheid van onze gerechtigheid of: de Heere onze gerechtigheid. En dan graag een formulering erbij, waaraan de Drieëenheid verbonden is. God, in Christus bewogen over een zondaar, door de werking van de Heilige Geest.
Wat is voor u daarbij bevindelijke prediking?
Dat is, naar Romeinen 5, prediking, waarin de waarheid Gods beproefd bevonden wordt: beáámd als God ons veroordeelt; beproefd bevonden, beáámd als God ons vrijspreekt in Christus; en beproefd bevonden als de Heilige Geest ons Christus gepast, noodzakelijk en dierbaar maakt.
Wat is voor u het wezenlijke van de liturgie in de eredienst?
Het meest wezenlijke is de lezing der Schriften. Dan de prediking, het gebed en – nu zeg ik niet de lofzegging – maar het lied, dat zich beweegt om de diepte, de hoop en de dankbaarheid. Dat vind ik volledig in de Psalmen terug.
Noem eens één Psalm waarvan u zegt: daar hebt u Christus in de Psalmen?
Psalm 2, 22, 45, 89, 113-118 (het hallèl).
Is uw liefde tot de Hervormde Kerk in de loop der jaren gewijzigd?
Ja die is geschommeld tussen hoop en vrees. Ik heb er veel hoop altijd voor gehad. Ik heb er nu, gezien de laatste ontwikkelingen, wat meer vrees voor. Ik vind dit zo'n bezwaar van 'Samen-op-Weg': de titel. Het moet zijn: samen op dé weg. Alleen in Hem, in die weg, kunnen we één zijn.
Vindt u dat in deze situatie een gereformeerd man praeses van de synode kan zijn?
Dat hangt ervan af wie dat zou zijn? Je kunt het nooit zijn, want onder dr. A. A. Koolhaas is de vrouw in het ambt er gekomen en onder ds. G. Spilt is het samengaan met de gereformeerden diepgaand op gang gekomen. Dus: 'je kùnt het nooit en je móét het altijd.' Ik vind het goed dat Spilt en Koolhaas het geweest zijn maar het is wel een uitermate moeilijke post. 'We hebben altijd moeten doen wat we niet konden en we hebben altijd gedaan wat we moesten.'
Vindt u dat de Bond in de loop der jaren meer of minder in een isolement terecht is gekomen? Met isolement bedoel ik dan ook het isolement van het beginsel.
De Bond heeft bij zijn ontstaan, klein zijnde, even in het isolement gestaan en nu, naarmate wij groter worden, worden de moeilijkheden groter, zodat ik de moeilijkheden nu groter vind dan in het begin.
Zou u de Gereformeerde Bond terwille van de kerk willen opheffen?
De kerk is van God en de Bond is er om de kerk. De kerk in haar instituut, de kerk in haar ambt is van God; en wat er verder is, is van de mensen. 'Ik zeg eerst kerk en dan wéér kerk en dan nòg kerk.'
Wat is voor u het kenmerkende van de praktijk van de godzaligheid?
Het kenmerkende van de praktijk van de godzaligheid is het àfhankelijke leven en het áánhankelijke leven ('we kunnen zonder Hem niets en we hebben Hem lief') en het geloofsleven (we hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft lief gehad).
Vindt u een wettisch leven een leven in overeenstemming met de praktijk der godzaligheid?
Het leven der godzaligheid kan niet zonder de wet. Maar wat op -isch eindigt (nèt als met evangel-isch) dat heeft toch altijd een zekere discrepantie van de stamwoorden.
Zowel wettisch als evangelisch zijn afwijsbaar. Maar én de wet én het evangelie zijn houdbaar, want ze zijn eeuwig. Het verband tussen wet en evangelie is dit: de zuilen van Gods wet zijn in de hemel ('Hij vestigt Zijnen troon, op heil'ge rijksgeboon, vol recht en wijs beleid; het wezen Gods straalt er in af). En de vier dieren zijn de vier evangelieën, die rondom Zijn troon zijn. De wet kan niet zijn zonder de omtuining van het evangelie. En de omtuining van het evangelie kan er niet zijn zonder de eisen van de wet.
Hoe ziet u de blijdschap van het geloof? (Er zijn christenen die zeggen: een christen is een blij mens).
De blijdschap van het geloof behoort tot het wezen van het geloof. Deze blijdschap behoort zo ook zeker tot het 'welwezen' van het geloof. God is een God van de blijdschap. God is een God van het wél-behagen. Christus is de openbaring van dit welbehagen en de Heilige Geest is de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.
Maar hoe is dat dan in de praktijk van het bevindelijke leven? (Denk aan: uurtjes van korte duurtjes).
'Ik ben een somber mens en ik preek blijmoedig. Ik sta me op te trekken aan mijn eigen tekst. En ik weet maar al te zeer dat de allerheiligsten het maar een weinig tijds bezeten hebben.' Maar ik weet ook héél zéér zeker 'dat de kleinste heilige in de handpalmen van de Middelaar ligt en dus ook de grootste heilige; en daar liggen ze vast en zeker'.
Is voor de christen in principe de verschrikking uit de dood weg?
'De prikkel des doods wel maar de schrik des doods niet altijd. Als ik aan het oordeel denk dan verblijd ik mij als ik aan Hèm denk. Want het zal de dag zijn van Zijn glorie. Maar als ik aan de oordeelsdag denk en aan mijn zonde en aan mijzelf dan vrees ik. Ik verheug me over de wederkomst en ik vrees voor de wederkomst.' De prediking over de wederkomst is bij mij te weinig geweest 'maar ik ben niet jaloers op de mensen, die de wederkomst naar zich toe halen, terwijl hun leven daartegen vloekt.' 'Kom Heere Jezus, kom haastiglijk', dat zeggen de Geest en de bruid. In hun beider mond is het waar.
Als de Geest in de raderen is is er de blijdschap en het verlangen naar Zijn komst!
Heeft de kerk een politieke verantwoordelijkheid?
'Jawel, door alle tijden heen.' Het zou echter goed zijn als de kerk vandaag – nu zij zich zo druk maakt over de politiek – ook de politieke zonden duidelijk zou durven bestraffen, alsook wanneer de kerk aan Koning Jezus in kerk en staat zijn volle rechten zou geven. Dat is voluit theocratisch leven, waarin de wet ook voluit een plaats heeft (de wet Gods, die heilig is en goed, bekerende het hart).
Als u nu voor predikanten stond, die vandaag aan hun ambtelijke dienst begonnen?
'Niet dan in Gods kracht kunt u het doen, maar naarmate de tijden zwaarder worden, dat geen ziel zal behouden worden… dan zal het voor u des te moeilijker zijn.' Maar ik vraag hen drie dingen: hebt u God lief, (anders moet je het niet doen), hebt u zijn Woord lief (anders moet je het niet doen), hebt u Zijn kerk lief (anders moet je het niet doen). Maar een dienaar is niet meerder dan Zijn Heere, dus dat betekent: in goede dagen en zeker ook in kwade dagen kruisdragen.
Hoe ziet u de stijl in kerk en gemeente?
'Daar ben ik bijzonder op gesteld. Mijn ouders waren stijlvolle mensen. Ik ben ervóór, dat we in ons woordgebruik, in onze omgang met elkander beleefd en netjes zijn (mijn moeder zei altijd 'u'). Ik houd er niet van al te familiair met elkaar te zijn. Zo ook ambtsdragers, die 'op een verhoging zitten' in de kerk, die moeten in zekere zin een voorbeeld zijn in de gemeente. Zo moet ook de kerk in haar woorden taalgebruik en ook in haar 'doeningen' stijlvol zijn. Zoals de Heere Jezus, hoewel Hij arm geworden is daar Hij rijk was, zo dóór en dóór netjes was. En zó waren ook de apostelen.
Tenslotte een hoogstpersoonlijke vraag: Uw ongehuwd zijn, hebt u dat in uw ambtelijke bediening als een 'min' of als een 'plus' ervaren?
'Ik heb het als een 'min' ervaren, omdat het ongehuwd zijn een eenzaam leven geeft. Ik heb erg veel hinder van de eenzaamheid gehad. Maar het is een plus, omdat ik er alles aan heb kunnen geven. Paulus zegt ergens: ik wenste wel, dat gij waart als ik ben. Hij zegt dat omdat hij zoekt te sparen, ziende op de ambtsdragers, ziende op de toekomende nood. Ik heb het als een moeilijk te dragen maar aan de andere kant als een vruchtbare zaak gezien, omdat ik al mijn tijd geven kon aan mijn predikant-zijn.'
Zou u het uw collega's aanraden? (al weten we dat we, ook als het over het huwelijk gaat, van de gegevenheden Gods moeten leven).
Het verplichte celibaat in de Rooms Katholieke Kerk vind ik altijd wel iets 'groots'. Maar ik zou dat toch aan de vrijheid willen laten. Onder de apostelen zijn er die alléén geweest zijn (Johannes, Paulus), maar er zijn er – net als onder de profeten – die getrouwd geweest zijn. Dat is al naar de positie die zij ingenomen hebben…
Hebt u zelf een laatste opmerking?
'Dat ik Gode wel mag danken, dat ik in Zijn dienst, en in Zijn Woord en in Zijn kerk heb mogen diensffear zijn en ik hoop ook tot het laatst te mogen blijven, zoals ik ook tot mijn dokter gezegd heb: werken zolang als het dag is en ik hoop dat de Heere mij aanneemt tot een eeuwige dienst!'
v. d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1979
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1979
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's