Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buiten de kerk geen zaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten de kerk geen zaligheid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat de bedoeling van Scholten is met dit betoog, wordt duidelijk waar hij zegt, dat hij het droevig vindt dat er mensen zijn die zeggen: Als je maar tot de onzichtbare kerk behoort, dan is alles in orde, de rest doet er niet toe (20). De gronddwaling, aldus nog steeds Scholten, is, dat men het kerkelijk instituut ging zien als mensenwerk, als 'maar' mensenwerk. Men vergat, dat de zichtbare kerk met haar ambten en instituten een instelling is van Christus. Men ging onderscheid maken tussen de kerk met de gróte K en de kerk met de kleine k (20).

Lezing van L. M. P. Scholten

In 'Criterium', het onderwijskontaktblad van de Kontaktvereniging van Leerkrachten en Studerenden op Gereformeerde Grondslag (KLS), verscheen onlangs een nummer, dat in z'n geheel in beslag genomen wordt door een lezing, die op een ledenvergadering van genoemde vereniging gehouden werd door de heer L.M.P. Scholten, bekend als kerkelijk redacteur van het dagblad 'Trouw', én als redacteur en scribent in 'De Wachter Sions', het weekblad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.

In het 'Voorwoord' meldt de redactie, dat de lezing van de heer Scholten sterk de aandacht trok, wat een der redenen is geweest waarom deze lezing in het bedoelde nummer van 'Criterium' is afgedrukt.

De redactie blijkt ook van oordeel te zijn geweest, dat genoemde rede van de heer Scholten bredere aandacht verdient dan alleen maar die van de lezers van het kontaktblad; zij heeft nl. een exemplaar toegezonden aan de redaktie van 'De Waarheidsvriend', met het verzoek er in een recensie op te reageren. De bespreking van deze lezing mijnerzijds is dus niet gezocht, maar geschiedt op verzoek van 'Criterium'.

De titel van Scholtens lezing is: Buiten de ('zichtbare') kerk geen zaligheid. Het is niet onze bedoeling over kleinigheden te vallen, maar wij menen toch wel te mogen opmerken dat deze titel wat prettiger was overgekomen als zij wat eenvoudiger was gesteld, b.v. zo: Buiten de kerk geen zaligheid. Dan had in de lezing zelf nog wel verteld kunnen worden waarom het woord zichtbaar tussen haakjes en aanhalingstekens vóór het woord kerk geplaatst moet worden.

Overigens, de inhoud van deze lezing is van dien aard, dat zij een serieuze bespreking verdient. Niet van alles wat uit de kring van de volgelingen van dr. C. Steenblok komt kan dat gezegd worden. Vandaar dat De Waarheidsvriend aan het meeste ervan maar liever stilzwijgend voorbijgaat.

Inhoud van de lezing
Wij zullen nu eerst een heel beknopte weergave bieden van de inhoud van de lezing, om daarna op enkele punten daaruit wat nader in te gaan.

De uitdrukking 'buiten de kerk geen zaligheid' is al heel oud. Zij komt al voor bij de kerkvader Cyprianus. Calvijn nam haar over. En zij kwam terecht in onze Ned. Geloofsbelijdenis (art. 28).

Scholten heeft het eerste gedeelte van zijn lezing gewijd aan de geschiedenis van bedoelde uitspraak, tot op de Reformatie toe. Het tweede gedeelte van zijn lezing is gewijd aan de Reformatie en aan art. 28 van de NGB.

Het probleem, dat Scholten in deze laatste paragrafen allereerst bezighoudt, is dat van het zichtbare van de kerk. Nadrukkelijk zegt hij, dat deze onderscheiding, gemaakt door de reformatoren, niet bedoelt te zeggen dat er 'twee verschillende kerken' zijn. Zo heeft men deze terminologie weleens opgevat, maar dat is een misverstand. Ik citeer Scholten: 'In de gereformeerde traditie is de vorm, de organisatie ook wezenlijk voor de kerk' (17). Ik teken hier bij aan, dat ik dit van harte beaam. Wij hebben het ook zelf al ettelijke malen in artikelen enz. benadrukt.

Bij Calvijn gaat het, zegt Scholten, als hij de termen zichtbare-onzichtbare kerk gebruikt om 'twee eigenschappen van dezelfde kerk' (17).

Nog een citaat van Scholten: 'Bij Calvijn is de zichtbare kerk een openbaring van de onzichtbare, maar gaat het in wezen om één kerk' (18).

Die eenheid wordt, aldus Scholten, ook vastgehouden in de 'Synopsis', het vermaarde handboek voor de dogmatiek, dat in 1625 verscheen van de hand van Polyander, Rivet, Thysius en Walaeus, vier theologische hoogleraren aan de Leidse universiteit; en ook door Wilhelmus a Brakel.

Scholten komt in dit verband tot de slotsom: 'Het is voor mij onbegrijpelijk, gezien deze voortgaande lijn van getuigen, dat in de volksmond zichtbare en onzichtbare kerk toch twee tegenover elkander staande grootheden vormen. Men erkent wel, dat er verband is tussen beide. Maar toch overheerst de gedachte: de onzichtbare kerk is de gemeente der uitverkorenen, de zichtbare kerk is maar een menselijke organisatie-vorm' (20).

Wat de bedoeling van Scholten is met dit betoog, wordt duidelijk waar hij zegt, dat hij het droevig vindt dat er mensen zijn die zeggen: Als je maar tot de onzichtbare kerk behoort, dan is alles in orde, de rest doet er niet toe (20). De gronddwaling, aldus nog steeds Scholten, is, dat men het kerkelijk instituut ging zien als mensenwerk, als 'maar' mensenwerk. Men vergat, dat de zichtbare kerk met haar ambten en instituten een instelling is van Christus. Men ging onderscheid maken tussen de kerk met de gróte K en de kerk met de kleine k (20). Van hieruit komt Scholten tot een heel scherpe opmerking, die mogelijk niet door allen die hem hoorden op de ledenvergadering van de genoemde kontaktvereniging in dank is afgenomen; hij zegt: 'Vandaar is het maar één stap om al het kerkelijke leven over de gehele linie te minachten om daarmee te bewijzen hoe diep men ingeleid is en welk geestelijk licht men wel heeft over het godsdienstig leven in deze tijd. Dezulken zijn in hun eigengemaakte vroomheid blind, stekeblind. Omdat zij niet zien, wat God in en door de kerk wil geven' (21).

In feite heeft Scholten hiermee, hoewel zijn verhaal nog enkele bladzijden doorloopt, het eigenlijk wat hij te zeggen had gezegd.

Terecht waarschuwt hij wat verderop tegen het individualisme. Hij spreekt zelfs van een 'hooghartig en liefdeloos individualisme'. Hij wijst af een 'kringvorming met verwaarlozing van Christus' ordinantie'. Zo loopt men weg van onder het juk van Christus, zegt hij (24). Helemaal aan het eind van zijn betoog lijkt Scholten toch weer wat terug te nemen van wat hij eerst met zoveel nadruk geponeerd heeft. Er zijn mensen die onkerkelijk hebben geleefd en onkerkelijk zijn gestorven, en moeten wij nu zeggen dat zij daarom voor eeuwig verloren zijn? Dit probleem lost Scholten op door zich terug te trekken op het souverein-vrije van de genade Gods. In dat verband zegt hij, dat elk vastleggen van de grenzen voor ons uitgesloten is (28).

Algemene beoordeling
Als ik mag beginnen met een algemene beoordeling van dit referaat, dan wil ik gaarne er mijn waardering voor uitspreken. Het is een eerlijk en zindelijk betoog. De hoofdstrekking ervan kan ik ook geheel beamen. Wie studie maakt van de Reformatie en van onze belijdenisgeschriften móet wel de grote waarde en betekenis van de instellingen Gods erkennen: de kerk in haar zichtbare gestalte, de orde der kerk, de ambten, de sacramenten en vooral: de prediking van het Woord Gods! Trouwens, dit inzicht hebben niet pas de reformatoren gehad, maar óók al de kerkvaders. Het gaat regelrecht op de Schrift terug.

Het is ongereformeerd maar ook onbijbels om 'het 'onzichtbare' uit te spelen tegen het 'zichtbare'. En toch is het helaas vaak gedaan. Ter linker-en ter rechter-zijde, en het gebeurt nóg. Wij kunnen denken aan de 'vrije groepen' (Scholten noemt hen ook even), maar wij kunnen ook denken aan een rechterflank binnen de zogenaamde Gereformeerde Gezindte. En met die laatste zal Scholten zelf natuurlijk meermalen kennis hebben gemaakt. Ik veronderstel zelfs, dat hij binnen eigen kring bepaalde verschijnselen in die richting heeft waargenomen, die hem genoopt hebben tot nadere bestudering van de kerkvaders, de reformatoren en de belijdenisgeschriften.

Ik onderstreep geheel als hij zegt dat dit individualisme is. Hoe geestelijk het ook lijkt, het is in werkelijkheid werelds.

Een bijbels-reformatorisch christen kan nooit anders dan kerkelijk zijn. Dat ligt zó vast in de Schrift en in de Belijdenis dat men beide wel heel groot geweld moet aandoen als men het anders wil stellen.

De strekking van Scholtens verhaal deel ik dus geheel. En ik zou tegen hem willen zeggen: houd het hierbij, en laat u er niet van afbrengen, wat zij misschien ook allemaal er tegenin proberen te brengen! Ja, ik wil ook zeggen: ga op deze lijn verder! Want, en daarmee kom ik tot mijn kritiek op deze lezing, er zit nog wat tweeslachtigs in. De reformatorische lijn wordt nog herhaaldelijk doorkruist door een andere, die in wezen dezelfde is als door Scholten bestreden wordt.

De rest die er niet toe doet
Als Scholten met droefheid constateert, dat sommigen doorslaan en zeggen: als je maar tot de onzichtbare kerk behoort, dan is alles in orde, de rest doet er niet toe - , dan zeg ik: en zullen wij niet eens de vraag moeten stellen waar deze idee, deze gedachtengang, deze dwaling vandaan komt?

Is er niet volop aanleiding toe gegeven en wordt er niet nog steeds aanleiding toe gegeven, en geeft Scholten zelf, onbedoeld, er ook niet aanleiding toe? Zovelen, en Scholten zelf doet er in deze lezing ook nog wel aan mee, drijven a priori, (bij voorbaat) vanuit de praedestinatie zulk een diepe wig in de gemeente, dat die gemeente gewoon niet anders kan dan al het zichtbare en uitwendige voor weinig waarde houden, of zelfs voor nul en géén waarde. Als men de gemeente niet meer als een gehéél durft aan te spreken dan zullen de geselecteerden (de bekeerden) vanzelfsprekend in de afzondering gedreven worden, en dan ligt een onttrekking aan het kerkelijk leven geheel voor de hand.

Het één is hier gewoon een gevolg van het ander. Een a-prioristische uitverkiezingsprediking als in de gemeenten van dr. Steenblok gebruikelijk is, móet noodzakelijkerwijs leiden tot een onderwaardering van alle instellingen Gods. Die worden dan uitgehold. Zij worden een lege schaal. Geen wonder dat er zijn, zowel 'bekeerden' als 'onbekeerden', die die lege schaal wegwerpen en in de vrome en onvrome onkerkelijkheid terechtkomen.

Calvijn heeft - de woorden door Scholten zélf aangehaald - gezegd dat de woorden 'zichtbaar' en 'onzichtbaar' slaan op twee eigenschappen van dezelfde kerk, en ook dat het in wezen gaat om één kerk! En toch was Calvijn de man van de praedestinatie! Men kan zich afvragen: Hoe kan dat, hoe kan men zo sterke nadruk leggen op de eenheid en toch weten van de praedestinatie, dié scheiding maakt? En dan is het antwoord: Omdat Calvijn niet van de praedestinatie uitgaat, maar er naar toegaat! En daarmee is niets tekort gedaan aan de praedestinatie, en is alle ruimte behouden voor Gods instellingen, én hun betekenis, zelfs blijvende betekenis, ook voor de gelovigen.

Wie dit standpunt verlaat, maakt de prediking krachteloos, heeft geen enkele grond meer om de gemeente in haar geheel te vermanen, moet hopeloos overhoop komen te liggen met de sacramenten, en voedt datzelfde individualisme waar Scholten zich tegen afzet.

Telkens blijkt in de lezing van Scholten, dat ook hij nog de praedestinatie zet op de verkeerde plaats. Dat verzwakt zijn betoog. De kwestie is niet of men de praedestinatie moet laten vallen of niet. Ik handhaaf haar in geen enkel opzicht ook maar iets minder dan Scholten. Maar de kwestie is: waar zetten wij haar?

Dat vereist een fijnheid van theologiseren zoals Calvijn had, en ook onze Dordtse vaderen, en die men bij dr. Steenblok en bij allen, die in zijn spoor gaan, helaas mist.

Als Scholten werkelijk ernst gaat maken met wat Calvijn zegt over de kerk, en over de ambten, en over de sacramenten en over de roeping, want over de hele linie van de theologie komen wij met dezelfde problematiek in aanraking, en wanneer Scholten gaat zien, nog meer dan nu, hoe nauw Calvijn en onze belijdenisgeschriften het zichtbare en het onzichtbare, het uitwendige en het inwendige met elkaar verbonden hebben, zonder ze te laten samenvallen, dan móet hij wel kritisch komen te staan tegenover dr. Steenblok, die hij nu nog, ten onrechte, zet in de rij van Calvijn en de Dordtse vaderen.

Terwille van Scholten zelf èn terwille van de gemeenten, waarin hij thuishoort, èn terwille van de zuiverheid der gereformeerde theologie en prediking in ons vaderland, is dat mijn hartelijke wens.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1980

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Buiten de kerk geen zaligheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1980

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's