Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Schrift als Godsopenbaring (2)

Bekijk het origineel

De Heilige Schrift als Godsopenbaring (2)

De Heilige Schrift

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer wij dus over de openbaring van God gaan nadenken, moeten wij niet te rade gaan met onszelf en ook niet met wat andere mensen en meningen ons wijs maken, maar dan zijn we dadelijk en uitsluitend aangewezen op de Schrift, die alleen ons over deze openbaring bericht doet.

Openbaring en Schrift

We willen dus eerst nadenken over het feit van de openbaring zelf. Als ik dit een feit noem, klinkt dit wat zakelijk. Het is echter een wonderbaarlijke zaak, dat God zich heeft geopenbaard. Zo wonderbaarlijk, dat wij er nooit achter komen vanuit onszelf, en ook nooit er iets van gaan verstaan vanuit onszelf. Wanneer wij dus over de openbaring van God gaan nadenken, moeten wij niet te rade gaan met onszelf en ook niet met wat andere mensen en meningen ons wijs maken, maar dan zijn we dadelijk en uitsluitend aangewezen op de Schrift, die alleen ons over deze openbaring bericht doet. Niet vanuit een algemeen menselijke ervaring, ook niet vanuit het menselijk denken stuiten wij op goddelijke openbaring, maar alleen omdat de Bijbel ons over God vertelt en over de werkelijkheid van zijn openbaring.

Zo worden wij dus van meet af aan naar de Schrift gewezen. Als wij willen weten, wat openbaring is, moeten wij ons door de Schrift laten onderwijzen. Natuurlijk ligt hier een geloofskeuze achter. Er zijn andere godsdiensten, die eveneens over openbaring spreken, maar die dan deze kennis uit een andere bron putten. Zij hebben hun eigen, andere heilige boeken, die voor hen documenten van openbaring zijn. Wanneer wij als christenen belijden, dat alleen de Bijbel ons over Gods openbaring spreekt, ligt daarachter een geloofsbeslissing. Deze beslissing is niet nader redelijk te funderen. Daarom kunnen wij ook die beslissing niet met redelijke argumenten aan de ander opdringen. We kunnen wel vanuit de Schrift aantonen en aanprijzen, hoe rijk en zinvol en ook heilsnoodzakelijk deze geloofsbeslissing is. Maar we kunnen niemand dwingend redelijk overtuigen.

Tegelijk moet worden gezegd, dat deze geloofsbeslissing zelf ook weer aan de Schrift ontspringt. Het is niet zo, dat we eerst in het geloof ertoe gebracht worden om de Schrift te raadplegen en te gehoorzamen, om in goddelijke openbaring te geloven. Nee, door de ontmoeting met het Schriftgetuigenis zelf worden wij, door de overtuigende werking van de Geest, tot dit geloof gebracht. Het geloof ontspringt dus aan de Schrift, en richt zich daarom op de Schrift en heeft als inhoud wat de Schrift ons meedeelt. Zo komen wij vanuit het gelovig aanvaarden en verstaan van de Schriften tot de kennis en de erkenning van Gods openbaring.

Schrift en openbaring

Toch is hiermee niet gezegd, dat Schrift en openbaring volkomen aan elkaar gelijk zijn. De Schrift getuigt van Gods openbaring, is daarvan in zekere zin de neerslag en kan alszodanig ook Gods openbaring worden genoemd, maar dit sluit niet in, dat deze twee elkaar volledig dekken. Juist het Schriftgetuigenis zelf brengt ons ertoe om ook een onderscheiding (niet een scheiding) tussen beide aan te brengen.

Dat blijkt b.v. al daaruit, dat de Schrift zelf ons zegt, dat de openbaring van God bij uitstek zich voltrokken heeft in de zending van Zijn Zoon in deze wereld. Jezus Christus is bij uitstek Gods zelfopenbaring. In hem culmineert zich Gods openbaring, zoals het begin van de Hebreeënbrief ons duidelijk leert. God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatse dagen tot ons gesproken door de Zoon (Hebr. 1:1). Vervolgens wordt van deze Zoon in vs. 3 gezegd, dat Hij het afschijnsel is van Gods heerlijkheid, het uitgedrukte beeld zijner zelfstandigheid. In Christus als de Zoon hebben wij op een unieknabije wijze met God zelf te doen. De proloog van het Johannesevangelie vertelt ons, dat Hij het Woord is, en als het Woord (de Logos) was Hij bij God, ja was Hij God. En dat Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (Joh. 1 : 14).

Wanneer wij dus spreken over Gods openbaring, worden wij in eerste instantie verwezen naar Jezus Christus, het vlees geworden Woord. En het Schriftgeworden Woord (de Heilige Schrift) getuigt van het vleesgeworden Woord. Die twee zijn dus heel direct op elkaar betrokken, maar zij zijn niet aan elkaar gelijk. Primair gaat het om het vleesgeworden Woord en alleen uit kracht daarvan en in het licht daarvan gaat het om het Schriftgeworden woord.

Het gesproken en het geschreven Woord

Maar er zijn nog andere onderscheidingen mogelijk. Als wij spreken over Gods Woord, dan hebben wij daarmee aangeduid de wijze, waarop God zich heeft geopenbaard. Daarom wordt Jezus Christus zelf, als de openbaring Gods in de meest eigenlijke zin, het Woord genoemd. Maar Hij die het Woord is, is ook degene, die woorden gesproken heeft. Deze woorden zijn geest en leven (Joh. 6). M.a.w. aan het Schriftgeworden Woord gaat niet alleen het vleesgeworden Woord, maar gaan ook de gesproken woorden vooraf. Vooral in het begin van het Lucasevangelie wordt dit ons duidelijk gemaakt. Lucas gaat eerst, na wat er geschied is rondom en gedaan en gesproken is door Jezus: 'dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben' Luc. 1 : 1. Vervolgens gaat hij ze in een ordelijk verhaal weergeven. Zo is het Lucasevangelie ontstaan. Het is dus pas achteraf ontstaan. Jezus Christus zelf in zijn persoon, zijn woorden en daden, ging daaraan vooraf. God heeft zich eerst geopenbaard in levende woorden, voordat deze woorden op Schrift werden gesteld. Daaraan moet worden toegevoegd, dat niet alle woorden, die Jezus heeft gesproken, zijn opgetekend, evenmin als alle daden van Jezus in de Schrift ons zijn overgeleverd. Johannes zegt daarvan, dat er zoveel is opgeschreven als nodig was om te geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God en opdat wij, gelovende, het leven zouden hebben in zijn naam (Joh. 20 : 31). Maar lang niet alles is opgeschreven. Als dat zou gedaan zijn, zegt Johannes, dan zou de wereld de geschreven boeken niet kunnen bevatten (Joh. 21 : 25).

Ditzelfde geldt ook van wat de apostelen en profeten hebben gesproken. We hebben in feite van de apostelen en profeten maar hele kleine geschriftjes in de Bijbel overgehouden. Het is zeker, dat zij veel meer gesproken hebben en ook geschreven hebben. Ook is duidelijk, dat er zelfs een zekere afstand bestaat tussen b.v. de profeten en degenen, die hun woorden hebben opgeschreven. Jeremia heeft gepredikt en geprofeteerd. Maar Baruch is degene geweest, die een deel van Jeremia's woorden heeft opgeschreven.

Zo wordt op allerlei wijze duidelijk, dat Gods openbaring en de Schrift wel alles met elkaar te maken hebben, maar dat wij beide toch niet geheel met elkaar kunnen gelijk stellen.

Woord en geschieden

Ook nog op een andere wijze kan dit worden aangetoond. De Schrift zelf laat ons zien, dat God zich niet alleen openbaart door woorden, maar ook door gebeurtenissen, door ingrijpen in het beloop der dingen, door zijn wonderdaden. We treffen dit al aan bij Jezus. Zijn woorden zijn Geest en leven, maar de evangeliën vertellen ons ook van zijn bevrijdende en vernieuwende daden. Ook daarin openbaarde God zichzelf in zijn ontferming en genade. Dat geldt zelfs nog sterker in datgene dat met Jezus zelf is geschied. Zijn wonderlijke ontvangenis en geboorte, zijn lijden en dood, zijn opstanding en hemelvaart zijn evenzovele daden van God die in de geschiedenis zich hebben voltrokken, en waarin God zich bij uitstek heeft geopenbaard. Niet alleen van de hoogtepunten, de heilsfeiten, geldt dit, maar ook van de heilsgeschiedenis. Wij denken aan het ontstaan van de christelijke gemeente op het Pinksterfeest en de leiding der gemeenten daarna. Maar evengoed kan dit worden gezegd van de roeping van Abraham en de verlossing van Israël uit Egypte en de hele heilsgeschiedenis van het volk van Israël. God openbaart zich niet alleen in zijn heilswoorden, maar ook in zijn heilsdaden, in de geschiedenis, die Hij geschiedenis van heil doet zijn.

Zo is er dus ook een onderscheiding nodig tussen Heilige Schrift en heilige geschiedenis, al moet daaraan direct worden toegevoegd, dat wij van deze heilige geschiedenis alleen weten vanuit de Heilige Schrift.

Algemene openbaring

Dat geldt eveneens nog in dit opzicht. Gods openbaring is bij uitstek zijn openbaring in Jezus Christus. Ook is het zo, dat Gods openbaring bij uitstek openbaring van heil is. Toch is daarmee nog niet alles gezegd. Gods openbaring omvat nog meer. Ook de schepping en de onderhouding daarvan, de geschiedenis der volken in algemene zin, gaan niet buiten deze openbaring om. Ook daarin laat God zien, wie Hij is. De apostel Paulus spreekt hierover uitdrukkelijk in Rom. 1 : 18 v.v. Paulus spreekt dan over de eeuwige kracht en goddelijkheid van God als ook over de toorn Gods die van de hemel en vanuit de schepping aan alle mensen geopenbaard worden. Niet dat dit tot kennis en erkenning van God leidt. De geschiedenis leert het tegendeel. Maar dat ligt dan niet aan Gods openbaring maar aan de goddeloosheid en ongerechtigheid der mensen, zodat deze dan ook niet te verontschuldigen zijn.

Er is in ieder geval ook een openbaring van God in de schepping en in de geschiedenis der mensheid. Deze openbaring is vaak genoemd de algemene openbaring. Ook onze Ned. Geloofsbelijdenis (art. 2) spreekt hiervan. Dat betekent niet, dat deze openbaring helemaal opzichzelf staat en los van de heilsopenbaring van God in Jezus Christus kan worden gezien. Dat zeker niet. Want de Schrift leert ons duidelijk, dat ook de schepping met Christus te maken heeft (o.a. in Joh. 1 : 1 v.v. en Col. 1 : 16 v.v.). In zekere zin moeten wij zeggen, dat het ook hierin gaat om de ene openbaring van de ene God en Vader van onze Here Jezus Christus, die Schepper èn Herschepper is in Ene. We mogen God niet opdelen, want Hij is de eenvoudige en onveranderlijke God. Hij is die God, die in zijn verlossingswerk als de God van het verbond niet laat varen het werk Zijner handen. En dat werk Zijner handen omvat ook zijn scheppingswerk. Daarom doet ook in de toekomst van Gods totale verlossing de schepping weer mee.

Anderzijds is het echter zo, dat de Schrift ons laat zien, dat er vanuit deze eenheid in Gods openbaring ook een centrum en een omtrek is, een bijzondere concentratie en een algemene uitwaaiering van Gods daden in zijn openbaring. Alle dingen worden wel door deze openbaring bereikt en gedragen, maar niet alle dingen op een gelijke wijze. In dat licht bezien is het nodig om van een algemene en bijzondere openbaring te spreken. Het algemene richt zich vooral op het totale, mondiale, alle mensen omvattende en alle dingen omvattende van Gods handelen. Hier is de onderhouding van God door zijn zorg voor de wereld een centraal gegeven, als ook zijn leiding van de volken en de geschiedenis. Aan de andere kant richt de bijzondere openbaring zich uitdrukkelijk op het heil, de verzoening en verlossing van hen die in Zijn Naam geloven. Hier krijgt de Woordopenbaring die in de Schrift tot ons komt een centrale plaats. Ook de christelijke gemeente en de heilsdaden van God, die vooral via zijn gemeente zegenend en behoudend door de wereld heentrekken. Dat laatste vatten de evangeliën samen onder het Koninkrijk Gods, dat Jezus predikte, en dat Hij zelf in zijn persoon en werk belichaamde.

De gang der openbaring

Dat Koninkrijk Gods heeft nu haar voorlopige gestalte in de gemeente (ecclesia) en de gestalten van heil, die door en via haar in deze wereld worden opgericht. Toch zal dit Koninkrijk van God in de voleinding hemel en aarde, het heelal omvatten (Col. 1). Zo blijkt er in de openbaring van God een voortgaande beweging te zijn. Het hart en het centrum ervan liggen in de openbaring van Jezus Christus. Maar vanuit Hem en tot Hem is er een geschiedenis der openbaring. Deze geschiedenis begint met de schepping van hemel en aarde, en is dus ook hemel en aarde omvattend. Dan volgt na de zondeval de concentratie via Abraham en Israël. Deze concentratie krijgt haar absolute gestalte in Jezus Christus, Gods Eengeboren Zoon. Maar vanuit Hem waaiert die openbaring Gods weer uit via Pinksteren in de gestalte van de christelijke gemeente uit alle volken en tenslotte mondt ze uit in de vernieuwing van hemel en aarde in de voleinding.

Dit openbaringsperspectief wordt ons door de Schrift ontvouwd. Daarom ook aanvaarden wij deze Schrift als Gods Woord, maar tegelijk laat de Schrift ons zien, dat Gods openbaring zelf veel en veel meer is, zoals God zelf veel en veel meer is dan de Schrift.

Toch blijft dan nog de vraag staan, hoe dan de relatie tussen openbaring en Heilige Schrift eruitziet.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Heilige Schrift als Godsopenbaring (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's