Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zelfgetuigenis van de Schrift (3)

Bekijk het origineel

Het zelfgetuigenis van de Schrift (3)

De Heilige Schrift

9 minuten leestijd

Uiteraard heeft ook Calvijn zich uitgelaten over het gezag van de Schrift. We lazen er al iets van. Het Sola Scriptura van de Reformatie is mede bepaald door het zelfgetuigenis van de Heilige Schrift. In de Institutie lezen we enkele treffende uitspraken. We lichten er slechts een paar voor u uit. God spreekt niet meer regelrecht vanuit de hemel, maar alleen door de Schriften. Daarom 'bezit de Schrift door geen ander recht een volledig gezag bij de gelovigen, dan wanneer ze geloven, dat ze uit de hemel is voortgekomen, even alsof levende stemmen Gods zelf vandaar gehoord werden' (I, 7, 1). Hij verzet zich dan scherp tegen de mening van Rome als zou de Schrift voor haar gezag afhankelijk zijn van het oordeel van de kerk.

Calvijn

Uiteraard heeft ook Calvijn zich uitgelaten over het gezag van de Schrift. We lazen er al iets van. Het Sola Scriptura van de Reformatie is mede bepaald door het zelfgetuigenis van de Heilige Schrift. In de Institutie lezen we enkele treffende uitspraken. We lichten er slechts een paar voor u uit. God spreekt niet meer regelrecht vanuit de hemel, maar alleen door de Schriften. Daarom 'bezit de Schrift door geen ander recht een volledig gezag bij de gelovigen, dan wanneer ze geloven, dat ze uit de hemel is voortgekomen, even alsof levende stemmen Gods zelf vandaar gehoord werden' (I, 7, 1). Hij verzet zich dan scherp tegen de mening van Rome als zou de Schrift voor haar gezag afhankelijk zijn van het oordeel van de kerk. Maar hoe raken wij er dan toch van overtuigd dat de Schrift van God is? Daar hebben we de kerk helemaal niet voor nodig. Zij hoeft ons dat helemaal niet te zeggen dat de Schrift geloofwaardig is. Dat zou hetzelfde zijn als wanneer we zouden vragen: 'waardoor zullen wij het licht leren onderscheiden van de duisternis, wit van zwart, zoet van bitter? Want de Schrift biedt vanzelf een even duidelijk besef van haar waarheid aan als witte en zwarte dingen van hun kleur, zoete en bittere van hun smaak' (I, 7, 2). U ziet, weer de nadruk op het zelfgetuigenis van de Schrift. Wie de Schrift leest, komt onder de indruk van haar waarheid. Dat komt u ook tegen in deze uitspraak. '... dat er duidelijke tekenen in de Schrift gezien worden daarvan, dat het God is, die spreekt, uit welke tekenen blijkt dat haar leer een hemelse is... Ja indien wij met zuivere ogen en ongerepte zinnen tot haar komen, dan zal ons terstond de majesteit Gods ontmoeten, die, na onderwerping van de vermetelheid tot verzet, ons dwingt haar te gehoorzamen...' (I, 7, 4).

Nog niet alles gezegd

Toch is met het voorgaande nog niet alles gezegd. Het zelfgetuigenis van de Schrift is duidelijk: het Woord is van God, komt van God, doet ons Gods stem horen. De Schrift is geloofwaardig in zichzelf, los van elke instantie of kerkelijke vergadering. De Schrift brengt haar eigen gezag met zich mee. Straalt haar goddelijkheid uit aan hen die ermee in aanraking komen. Maar dit laatste is geen formele aangelegenheid, geen kwestie van verstandelijk redeneren. Het gezag van de Schrift is niet los te maken van de inhoud van de Schrift. Er bestaat geen echt Schriftgeloof, helemaal los van wat we dan een heilsgeloof noemen. Zeker, de Schrift is er wel eerst, vóór mijn geloof uit. De Schrift is immers een oorzaak van mijn geloof. Geloof wordt uit de Schrift geboren. Maar daarom horen ze juist heel wezenlijk bij elkaar. De Schrift krijgt pas werkelijk gezag over mijn leven, wanneer ze mij persoonlijk tot de God van het Woord, tot de Christus der Schriften heeft gebracht. Dan wordt het Woord mij kostbaar en dan kom ik er de heerlijkheid van God in tegen. Dat viel ons misschien al even op in één van de bovenvermelde citaten van Calvijn. 'Indien wij met zuivere ogen en ongerepte zinnen tot haar (nl. de Schrift) komen...' Hebben we die ook van ons zelf? Bezitten we zulke zuivere ogen van nature? Het antwoord is duidelijk. We zien de heerlijkheid van God niet. We zijn blind van oog en afgestompt van verstand. In dit verband spreekt Calvijn dan ook 'van het verborgen getuigenis des Geestes' (I, 7, 4).

Het getuigenis des Geestes

Wat bedoelt hij en wat bedoelen vele anderen na hem met dit woord: het inwendig getuigenis van de Heilige Geest (testimonium internum spiritus sancti)? Hij spreekt er ir. boek I van de Institutie over in het kader van het bewijs van de goddelijkheid yan de Schrift. Die goddelijkheid straalt je tegen als je met de Schrift omgaat. Maar we doen er verkeerd aan met redelijke argumenten die goddelijkheid van de Schrift te willen bewijzen. Het getuigenis van de Geest gaat iedere redenering ver te boven, schrijft hij dan. En dan letterlijk: 'Want evenals God alleen een voldoende getuige is aangaande zichzelf in Zijn Woord, zo zal ook dat Woord niet eerder geloof vinden in de harten der mensen, dan wanneer het door het inwendig getuigenis van de Geest bezegeld wordt. Dezelfde Geest dus, die door de mond der profeten gesproken heeft, moet in onze harten doordringen, om ons te overtuigen, dat zij getrouwelijk hebben uitgesproken, wat hun van Godswege opgedragen was' (Inst. I, 7, 4). Bekend is in dit verband het beeld van de blinde en de zon. Dat licht van de zon baat ons alleen als we een gezichtsvermogen hebben dat in staat is om dat licht op te vangen. Dat gezichtsvermogen hebben wij niet, daarom verstaan wij de Schrift niet. En nu hebben we de Geest nodig die in ons dat gezichtsvermogen werkt zodat het Woord tot ons kan doordringen. De Geest moet ons de ogen eerst openen, anders verstaan we het Woord niet. Of nog een ander beeld. Horen doen we omdat we een vermogen hebben om geluiden op te vangen. In geestelijk opzicht hebben we van huis uit dat gehoorvermogen niet. Wel, de Geest is nodig die ons dat gehoorvermogen schenkt, zodat we God door Zijn Woord gaan horen. Ik citeer nog eens letterlijk. 'Het Woord Gods is degenen die het verkondigd wordt, wel gelijk een zon, die allen bestraalt, maar zonder enige vrucht onder blinden. En wij allen zijn in dit opzicht blind van nature en daarom kan het Woord tot ons hart niet doordringen, tenzij de Geest, die inwendige Leermeester, door zijn verlichting de toegang daartoe bane' (III, 1, 4).

Dit getuigenis van de Heilige Geest is dan wel niet de grond van ons Schriftgeloof. Dat is veel meer de goddelijkheid van de Schrift zelf. Maar wel is het de oorzaak van ons Schriftgeloof. Het is de Geest die ons tot het geloof in de Schrift brengt. Zonder de Geest-blijft de Schrift voor ons een gesloten boek. Een echt Schriftgeloof is dan ook altijd een heilsgeloof. Hoe kom ik daaraan? Alleen door de Heilige Geest. Hoe geloofwaardig de Schrift op zichzelf ook is, die geloofwaardigheid krijgt ze bij u en bij mij pas door het getuigenis van de Heilige Geest. Dat pleit niet voor ons, maar veeleer tegen ons. Het Woord alleen moest ons genoeg zijn. Maar wij zijn blind en afgestompt voor het Woord. Bij het Woord is daarom nodig de verlichting van de Heilige Geest. Zo alleen krijgt het Woord gezag over mij. Zo bezegelt de Geest in mij het Woord. Deed de Geest dat niet, dan bleef ik altijd door veel twijfel bezet aangaande het Woord.

Bewijs

En nu komen we terug tot de vraag die we aan het begin stelden. Wie bewijst mij dat de Schrift van God is? Hoe kom ik tot zekerheid dat de Schriften van God zijn? Dat kan alleen door de Heilige Geest. De Geest geeft mij het duidelijk bewijs van de goddelijkheid van de Schrift. Want de Geest opent mijn oog en ontsluit mijn verstand, zodat ik in het Woord Gods aangezicht zie. De Geest opent mijn oor, zodat ik in het Woord Gods stem verneem. Daarmee zeggen we tegelijk iets over dat inwendig getuigenis van de Heilige Geest. Hoe moeten we dat verstaan en opvatten? Daar is in het verleden al ontzettend veel over geschreven. De meningen liepen soms ver uiteen. Dat laten we in dit kader allemaal rusten. We houden alleen vast aan de verbinding Woord èn Geest. Dat getuigenis van de Heilige Geest mogen we nooit losmaken van het Woord Zelf. Overtrokken gezegd: de Heilige Geest bezorgt geen los briefje bij u of mij thuis, waarin ons los van de Schrift zelf wordt meegedeeld dat de Bijbel Gods Woord is. Ook mogen we dat getuigenis niet opvatten als zou u op grond van nader te noemen geestelijke ervaringen tot de goddelijkheid van de Schrift gebracht worden.

Nee, de Geest getuigt in ons. En hanteert daarbij het Woord.' Maar hoe dan precies?

Hoe dan?

Ik bedoel daarmee: hoe werkt de Geest? Doet Hij dat met het Woord of door het Woord? Dat lijkt u misschien geen verschil uit te maken. Toch heeft men er altijd wel verschil in willen zien. Zij die sterk benadrukken dat de Geest door het Woord werkt, willen daarmee zeggen: de Geest komt tegelijk met het Woord zo krachtig op de mens af, dat de Geest de aangesproken mens tot een keuze dwingt. Zij die meer voelen voor de verbinding: hel; Woord met de Geest, benadrukken sterk dat de Geest een eigen werking heeft in het hart. Die eigen werking van de Geest veroorzaakt het geloof in het hart en zorgt er voor dat de ogen van ons verduisterd verstand opengaan waardoor de waarheid van, de Schrift in ons hart bezegeld wordt. Wie sterk voor één van beide kiest, dreigt in de gevarenzone terecht te komen. Zeker, de Geest heeft een eigen werk. Hij maakt plaats voor Christus. Hij herschept en wederbaart de mens. Maar dat doet de Geest nooit anders dan door met het Woord te getuigen en te twisten met de mens. Door ons de goddelijkheid van de Schrift op het hart te binden en ons ongeloof te breken. Maar wie aan de andere kant dit eigen werk van de Geest in de mens vergeet of in de schaduw laat staan en alleen maar het keuzekarakter van het geloof naar voren schuift, die dreigt de doodsstaat van de mens te vergeten en de noodzaak van de levendmaking onder de tafel te laten verdwijnen. 'Iemand zei: een mens is geen echoput die zomaar antwoord geeft.' (Ds. G. Boer in WV, 1966 pag. 202). Vandaar de noodzaak van het getuigenis van de Geest om tot geloof te komen. Getuigt de Schrift hiervan ook zelf? Ik bedoel: kunnen we van het inwendig getuigenis van de Heilige Geest in ons en de noodzaak daarvan, ook in de Schrift zelf uitspraken vinden? Brengt de Schrift dit getuigenis van de Heilige Geest ook zelf naar voren? Daarover ter afsluiting nog een volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het zelfgetuigenis van de Schrift (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's