Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Schriftgezag in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (3)

Bekijk het origineel

Het Schriftgezag in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (3)

De Heilige Schrift

9 minuten leestijd

De volkomenheid van de Schrift

De wet des Heeren is volmaakt, zegt de psalmdichter (Ps. 19, 8). Wat van de Wet, de Thora, gezegd kan worden mag ook van heel de Schrift worden gezegd. Onze belijdenis zegt het aldus: Wij geloven, dat deze Heilige Schrift de wil Gods volkomenlijk bevat.

Het heeft God behaagd zijn wil en welbehagen te openbaren. Wij behoeven niet in het onzekere en ongewisse rond te dwalen. Er is een klare, duidelijke en volkomen openbaring van God. Als iemand Gods wil niet kent, dan ligt dat aan hemzelf. Er is voor ieder de mogelijkheid Gods wil te leren kennen. Daarvoor gaf Hij de Schrift.

Wij zullen dan ook niet anders kunnen en mogen dan van harte staan achter alles wat er toe dient om die Schrift en haar uideg, haar verkondiging te brengen onder de mensen, in eigen land en daarbuiten.

Voor hen die leven buiten de kennis van het Woord Gods gebruikt de Schrift zelf menigmaal het woord 'dwalen'. Zij dwalen. Ook en juist in hun religie. Zij zijn overgeleverd aan de dwaze ideeën en meningen van hun hart. Er is onder hen op z'n best genomen maar een zoeken en tasten, en toch niet vinden. Christenmensen dienen hun voorrechten te beseffen, niet voor het minst het voorrecht dat zij 's Heeren Woord hebben. Deze lamp in de duisternis van hun zondig mensenbestaan, dit licht in de nacht van hun leven.

Onder heidenen die hun goden hebben is steeds weer de vraag, wat hun goden nu eigenlijk willen. De goden zijn zo grillig. Er is bovendien onder hen naijver, jaloezie En de arme mens zit daar dan mee. Hij moet zich maar onder de willekeurige macht van zijn goden weten te handhaven.

Voor een christenmens is er dat probleem niet; en hij behoeft er dan ook niet zo erbarmelijk aan toe te zijn. Hij heeft het Woord. Daarin heeft God alles gezegd wat Hij wil. God heeft niets achter de hand gehouden. Het is uitgesloten dat wij, als wij ons aan zijn Woord houden, tegenover Hem ooit voor verrassingen zullen komen te staan, en dat het dan toch nog anders blijkt geweest te zijn dan wij op grond van zijn Woord hebben aangenomen. In het kennen van het Woord Gods is ons dus een grote zékerheid gegeven. En als er één ding is waaraan de mens, en dus wij allen, behoefte hebben, dan is het zekerheid. Ook in de religie, en daarin zelfs het meest. Immers, in de religie gaat het niet slechts om vandaag en morgen maar om de eeuwigheid. Als wij hier op aarde in de dood onze ogen dicht doen is het voorbij, dan is het eeuwigheid. Het leven is ook onherhaalbaar. En zou het niet dan juist aankomen op zekerheid? Welnu, des Heeren Woord is gewis (Ps. 19, 8), omdat het volmaakt is.

De genoegzaamheid van de Schrift

De Heilige Schrift is niet alleen volmaakt, zij is ook genoegzaam. De belijdenis zegt: en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt.

Het is niet zo dat wij naast de Schrift nog iets anders nodig zouden hebben. Geen Talmud, geen Koran, geen pauselijke tradities en overleveringen.

Inzettingen en geboden van mensen die de plaats innamen van het Woord Gods waren er al in de tijd van de Heere Jezus Christus (Matth. 15). Het rabbinistische jodendom was en is er vol van. Jezuszelf heeft zich tegenover al deze menselijke overleveringen beroepen op de Schrift alleen.

In de tijd van de Reformatie was de situatie weer net zo. Het Woord Gods was als bedolven geraakt onder talloze geschreven en ongeschreven tradities. Men wist zelfs niet eens meer wat het Woord Gods was; het was onbekend geworden. De reformatoren hebben toen met grote klem weer het geloof in de genoegzaamheid (sufficientia) van de Schrift beleden.

Al wat de mens schuldig is te geloven, zegt de belijdenis, om zalig te worden wordt in de Schrift genoegzaam geleerd.

Het is niet uitgesloten dat iemand die deze woorden leest tot een misverstand komt. Het is namelijk onmiskenbaar dat zij de schijn wekken een beperking in te houden. Het lijkt immers alsof hier beleden wordt dat de Schrift alleen in datgene wat zij leert 'om zalig te worden', genoegzaam voor ons is. In andere dingen, die niet met onze zaligheid te maken hebben, zou zij in dat geval niet genoegzaam, dus ongenoegzaam zijn.

Het is een wat kunstmatige redenering en toch is het niet zonder reden dat wij haar even aan de orde stellen. Want bovengenoemde redenering is inderdaad maar al te vaak toegepast. De Schrift zou dan dus alleen in datgene wat tot 's mensen heil (ad salutem) is, genoegzaam zijn en gezag hebben; in andere dingen niet. En dan ijaalt men daar liet antieke wereldbeeld bij, en allerlei archeologische en historische gegevens.

De problemen die hiermee aan de orde komen moeten wij laten rusten, andere scribenten in deze serie zullen het wel behandelen; wij beperken ons tot hetgeen de belijdenis over de Schrift zegt. En dan kunnen wij gerust vaststellen, dat een redenering als de bovengenoemde wel geheel buiten het gezichtsveld van de opsteller van de belijdenis, Guido de Brés, en van de kerk in de dagen van de Reformatie, heeft gelegen.

Zij benaderen de Schrift vanuit het hart, vanuit haar boodschap. En daarin staat Christus centraal, en de weg der zaligheid die in Hem is. En daar was voor mannen als De Brés de héle Schrift van doortrokken. En dan wordt alles waar en waarachtig wat die Schrift ons meedeelt. En dan hebben wij aan haar genoeg. Dan heeft zij geen aanvulling nodig vanuit de traditie, maar ook niet vanuit de wetenschap, ook al tooit die zich met de naam 'bijbelwetenschap'.

Geen geschriften van mensen

Geen geschriften van mensen, hoe heilig die mensen ook geweest zijn, zegt de belijdenis, mag men met de goddelijke Schriften gelijk stellen.

Het is goed hier eens even aandacht aan te schenken. Er liggen namelijk ook ten aanzien van het geloof in de Schrift allerlei gevaren op de loer. Niet alleen onder rooms katholieken maar onder reformatorische christenen is evengoed de Schrift soms op de achtergrond geraakt. Het behoeven niet altijd pauselijke boeken te zijn die de Schrift verdringen. Het kunnen ook de op zichzelf genomen zeer goede boeken zijn van de kerkvaders, van de reformatoren, van de mannen der Nadere Reformatie, van theologen en predikanten uit eigen tijd.

De Schrift staat boven alles en allen. Te allen tijde mogen wij, in welk geval het ook is, ons op haar beroepen. Zij alleen is in de direkte zin van het woord het goddelijke Woord.

Hiermee is niet gezegd, dat dus die andere boeken en geschriften waardeloos zouden zijn. De Schrift moet namelijk ook worden uitgelegd. Haar boodschap moet tot ons worden gebracht; tot ons - , in heel konkrete zin. Door uitleg en toepassing. Vandaar dat God de prediking heeft ingesteld. En tot die prediking behoren in ruimere zin ook de theologische en stichtelijke boeken van kerkvaders, reformatoren, enz. Wij zullen dus allerminst smadelijk er over spreken.

Dat wij dat zo expliciet aan de orde stellen, heeft een reden. Het adagium: De Schrift alleen, kan namelijk ook misbruikt worden. In die zin dat men eigen uitleg daarin volgt; soms dwars ingaande tegen al wat de kerk in de loop van vele eeuwen door Gods genade, en door de verlichting van de Heilige Geest, uit die Schrift heeft mogen verstaan. Dan lijkt het alsof men handhaaft 'de Schrift alleen', maar in feite volgt men 'zichzelf alleen'. Dit gevaar is levensgroot in allerlei buitenkerkelijke groepen, van rechts en van links.

Oudheid, conciliën enz.

Dit brengt ons tenslotte tot het probleem van de verhouding van de Schrift en de belijdenis der kerk. Als de Schrift alleen gezag heeft, waar blijven wij dan met de belijdenis? Heeft die ook gezag, of geen gezag?

Als het gaat over een 'gelijkstelling' met de goddelijke Schriften, dan moeten wij terstond een duidelijk neen laten horen. Als het gaat over een ondergeschikt gezag van de belijdenis, dan mogen wij een ja laten horen.

Men heeft al sinds lang in de christelijke theologie een bepaalde formule gevonden om de gezagsverhouding tussen Schrift en belijdenis onder woorden te brengen, men spreekt dan van de Schrift als norma normans (normerende norm) en van de belijdenis als norma normata (een genormeerde norm). Dus óók de belijdenis heeft gezag, maar een afgeleid gezag. Zij ontleent haar gezag aan de Schrift, maar dan hééft zij dat gezag toch ook.

Waarom? Omdat God niet alleen zijn Woord heeft gegeven, maar als vrucht van dat Woord ook een kerk, waarin dat Woord, naar zijn bevel, wordt uitgelegd. Jezus zelf riep apostelen tot het predikambt, zond hen uit, en die hebben gemeenten gesticht. Zo is de orde Gods. Aan die kerk heeft God ook beloften gegeven. Dwars door alle dwalingen, zonden èn hervormingen heen wordt zij geleid door de Geest, naar Gods belofte. Zij is en behoort te zijn een pilaar van vastigheid en waarheid. Niet buiten haar, maar in haar is de waarheid Gods. Die vindt ge in haar belijdenis, die uit het Woord Gods zelf geput is.

Wij zetten, zoals de belijdenis zelf zegt, geen oudheid, geen concilies, geen synoden en geen belijdenisgeschriften of dogma's naast de goddelijke Schriften, maar wij werpen ze ook niet zomaar weg. Als dat zo was, dan zou de NGB zelf nooit ontstaan zijn.

Besluit

Wij gaan besluiten. Hoezeer in onze tijd het gezag van de Schrift naar beneden wordt gehaald is iedereen wel bekend. Men heeft talloze vonden, ook theologische vonden gezocht, om zich aan dit. gezag te onttrekken. Met als gevolg dat men dan zijn gang kan gaan. In theologie en levenspraktijk.

Maar onze belijdenis houdt de banier van het gezag van de Schrift hoog. Daarin is zij een waar 'symbolum'. Het is zaak, ons rond dit symbolum, deze banier, te verzamelen en te verenigen. Het heil van de kerk hangt er van af. Want als zij niet spreekt naar het Woord, heeft zij geen dageraad. En ook het persoonlijk heil hangt er van af. Zonder deze lamp voor onze voet dwalen wij, zonder dit licht op ons pad struikelen wij.

Elk christenhart spreke ootmoedig: spreek Heere, want uw dienstknecht, uw dienstmaagd, hoort!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het Schriftgezag in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1980

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's