Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dienaar des Woords als een man des gebeds (1)

Bekijk het origineel

De dienaar des Woords als een man des gebeds (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

'We have occasional holidays, why not frequent holy days? ' Deze zinsnede uit Spurgeons Pastorale Adviezen (Deel 1, blz. 76) is een zin met een diepe inhoud. 'Wij hebben (als dienaren des Woords) van tijd tot tijd vakantie. Waarom ook niet veelvuldig heilige dagen? Dagen van afzondering, van retraite. Holiday-holy days: vakantie-heilige dagen.

Pastorale kanttekeningen bij het herdersambt

'We have occasional holidays, why not frequent holy days? ' Deze zinsnede uit Spurgeons Pastorale Adviezen (Deel 1, blz. 76) is een zin met een diepe inhoud. 'Wij hebben (als dienaren des Woords) van tijd tot tijd vakantie. Waarom ook niet veelvuldig heilige dagen? Dagen van afzondering, van retraite. Holiday-holy days: vakantie-heilige dagen. In het Engels verschilt dat een enkele letter. En Spurgeon speelt met die beide woorden om duidelijk te, maken, hoe vanzelfsprekend het voor een dienaar des Woords moet zijn, om dagen van heilige ontspanning te hebben. Over deze dienaar des Woords als een man, die op zijn tijd in heilige afzondering leeft, willen we graag in enkele artikelen iets schrij­ven.

De dienaar des Woords als man des gebeds, man van de verborgen omgang met God. Men kan immers niet een rechte uitdeler van de menigerlei genade Gods zijn, als men niet ook als een man van veel gebeden thuis is geraakt in de veelkleurige wijsheid van God. Een dienaar des Woords zij een man van veel gebeden. In de stilte van zijn studeervertrek. Maar ook op de kansel. En op zijn weg door de gemeente, in het pastoraat.

Persoonlijk gebedsleven van de predikant

Ik kan me geen rechtgeaarde predikant voorstellen, die niet persoonlijk veel bidt. De God, die hij predikt kennen en Hem meer en meer leren kennen in verborgen godsvrucht, dat is voor iedere predikant een eerste vereiste. Hij mag het wel als eerste weten, wat het is om in de jacht van het leven (ook het pastorale leven vaak), op te ademen in het uitstorten van zijn ziel voor God. Bidden is immers geestelijk op adem komen. En dat is zeker voor een ambtsdrager de ziel van zijn werk. Hij moet bij de tijd zijn. Hij is de man, die deelt in de diepste nood van zijn medemensen. Maar hij is vooral ook de man, die staat op de grens van tijd en eeuwigheid. En hoe kan hij bemiddelen tussen de levende God en de gemeente, als hij niet zelf geregeld onder vier ogen is met God? 'Strijden in de gebeden' (een uitdrukking, die Calvijn graag gebruikte), dat mag een domineesleven typeren. Worstelen met de Heere om ook persoonlijk die God te kennen als zijn Verlosser, om verdiept te worden in de kennis van die God en om meer en meer uit de volheid van Christus te leren leven. Als zelfs de Geest de diepten Gods eeuwig doorzoekt, wanneer komen wij daar dan ooit mee klaar? In God komen we nooit uitgestudeerd. Een dominee mag hard studeren. Zijn boeken mogen zijn vrienden zijn, met wie hij dagelijks omgaat. Maar als hij met God niet als met zijn intiemste vriend heeft leren omgaan, wordt hij nooit een theoloog en zal hij ook zeker niet slagen als herder en leraar. Goed gebeden is goed gestudeerd. Ik kan me geen christen voorstellen, die niet regelmatig bidt, maar nog veel minder een dienaar des Woords, die geen man des gebeds is. Wie heeft zich meer de noden van mensen aangetrokken en wie is er dieper afgedaald in de nood van de wereld dan de grote Ambtsdrager Jezus Christus? Maar Hij was het ook, Die in stille nachten op de bergen bad. Hij stond in gedurige relatie met de Vader. Oefening in de verborgen omgang met God is ook ons als dienaren van Christus nodig, wanneer wij tenminste werkelijk ons werk onder de mensen goed willen doen. Van Rubinstein wordt verteld, dat hij zich dagelijks oefende in het bespelen van zijn muziekinstrumenten. Als hij deze dagelijkse oefening één dag oversloeg, merkte hij zelf, dat er iets mis was. Sloeg hij het twee dagen over, dan bespeurden zijn vrienden het. En als hij drie dagen niet had omgezien naar zijn muziekinstrumenten, was het merkbaar voor buitenstaanders, die naar hem luisterden. Ik denk, dat er een groot gevaar is, dat een dienaar des Woords bedreigen kan, nl. om te denken dat hij door hardlopen en door overal op en in te zitten, de gemeente het allerbeste bouwt. Deze spanning wordt nogal eens overspanning, waarin we het af moeten leren om te doen, alsof God Zijn kerk op een mens bouwt. Dat heeft Hij één keer gedaan. En dat is Hem toen zo goed bevallen, dat Hij het nooit weer behoeft te doen of zal doen. Hij heeft Zijn Kerk gebouwd op Zijn Zoon. Dat is genoeg. En wij behoeven slechts als het riet te zijn, waarvan Jacqueline van der Waals zong, een riet, waardoor de adem van de Geest gaat. Toen Maarten Luther eens de overvolle agenda van Melanchton zag, zei hij: 'Jij gaat dood, want jij kunt niet heilig luieren voor God.' Lopen wij niet allemaal gevaar, dat ons overbezette ambtelijke leven geestelijk verschraalt, als wij niet de tijd nemen voor persoonlijke oefening in de verborgen omgang met God? ledere dienaar des Woords kent ook tijden van geestelijke inzinking, van verkilling van zijn innerlijke leven. Hoe zwaar valt het hem dan om zijn werk te doen. En hoe nodig is het juist dan om de stilte te zoeken. Als ons geestelijk leven gereduceerd wordt tot het arme tollenaarsgebed: 'O, God, wees mij, de zondaar genadig', dan is ook de dominee op een beste plaats, omdat hij daar het wonder van begenadiging van zondaars zelf weer opnieuw mag leren doorleven.

Een priester in eigen gezin

Vergeten we verder ook niet, dat een dienaar des Woords vooral ook in zijn huisgodsdienstoefening een man des gebeds moet zijn. Zo iemand, dan is hij het toch, die priester in zijn gezin moet wezen. Zijn kinderen zullen weinig achting voor hem hebben, als zij hem in de kerk met welgevormde zinnen horen bidden, terwijl ze hem thuis aan tafel de Heere nooit horen aanspreken over hun zorgen en zorgjes. Een man, die zijn eigen kinderen in het gebed vergeet, kan moeilijk een rechte voorganger in de gemeente zijn. Elke ware godsvrucht begint heel dicht bij huis. Niemand kan goed dienen in de gemeente, die zijn huisgezin niet wel weet te regeren, ook in het voorgaan in de gebeden. Het is goed, als onze gemeente van ons, zeggen kan, dat wij een godvruchtige voorganger zijn. Maar dan moet onze vrouw het ook aan ons merken, als wij samen/met haar de troon van Gods genade zoeken. Want als wij alleen maar onze domineesstand ophouden, zonder ons in ons dagelijks doen en laten in de kring van de onzen als een van God geleerde te gedragen, leven we bepaald beneden onze stand. In de diary (dagboek) van Ebenezer Erskine lezen we, hoe hij dagelijks worstelde in de gebeden om het behoud van zijn vrouw en kinderen en om de vrede van hun ziel. Hij schrijft ergens in dat dagboek: 'Ik mocht bidden voor mijn vrouw, of de Heere haar wolken wilde verdrijven en haar vervullen met vreugde en vrede in het geloof. O, dat Hij haar de heerlijkheid des Heeren mocht doen zien en de voortreffelijkheid van mijn God, opdat wij ons tesamen in Hem mochten verblijden. En o, dat de Heere mijn arme kinderen mocht gedenken om hen ook deelgenoten te maken van de Goddelijke natuur, de ongerechtigheid in hen neer te werpen en hen te heiligen door Zijn Geest en genade.' Ebenezer Erskine was een man des gebeds. Toen op 28 mei 1714 zijn jongen Ebenezer in de buurt van zijn huis door een stier op de horens genomen was en in de lucht geslingerd en er wonder boven wonder zonder één schrammetje levend af was gekomen, schreef hij: 'Dat de Heere deze voorzienigheid mocht heiligen aan mijn hart om mij te doen ontwaken en te doen opwekken tot mijn plicht.'

Eenzaam? Twee-zaam!

Als een gemeente zo'n dominee krijgt, die het aangezicht van zijn God kent en zij krijgt er tegelijk zo'n domineesvrouw bij, die een heilige liefde heeft voor de dienst van de Heere, dan is die gemeente bijzonder gezegend. Een domineesvrouw kan een sta-in-de-weg zijn bij de gemeentearbeid. Dat zal zeker zo zijn, als ze geen hart heeft voor het mooie en vaak ook zo moeilijke werk, dat in de gemeente verricht moet worden. Maar als zij en haar man elkaar gevonden hebben in Gods verborgen omgang, in een hartstochtelijke liefde voor de gemeente van Christus, dan wordt er met dubbele kracht gewerkt in de wijngaard des Heeren. Dat houdt niet in, dat de domineesvrouw zich altijd maar met vele taken in de gemeente moet laten belasten, waardoor zij haar werk in haar gezin niet meer naar behoren kan doen. Ook zonder dat vele werken in de gemeente, kan zij zoveel betekenen. Hoeveel geestelijke bijstand, die een dienaar des Woords vaak van geen enkele kant ontvangt, ontvangt hij van de kant van zijn vrouw, wanneer zij slechts door veel begrip, opofferingsgezindheid, maar vooral door veel gebed pal naast hem staat en hem opvangt, als hij door het vele en zware werk wel eens moe en moedeloos wordt.

Nog eens, een dienaar des Woords zij, samen met zijn vrouw, in het persoonlijk en huiselijk leven een voorbeeld van een biddend leven. Er wordt minder geleden aan eenzaamheid in een pastorie, naarmate de tweezaamheid van een gemeenschappelijk biddend leven dieper wordt doorleefd. Toen in 1833 op de twaalfde februari, 's morgens drie uur de vrouw van Kohlbrugge was heengegaan, zette deze zich aan zijn schrijftafel om een overlijdensbericht te schrijven. Cato, met wie hij enkele jaren van intens geluk had gehad en die hem in geestelijk opzicht zo geruggesteund had, was heengegaan: moeder van twee kinderen, nog geen vijfentwintig jaren oud. Maar Kohlbrugge kon van haar getuigen: 'mijn dierbare en getrouwe Catharina, die steeds bekommerde en zichzelve altoos onwaardig achtende, needrige dienstmaagd van onze lieven en getrouwen Heiland is... met blijdschap en verheuginge ingegaan in het Paleis onzes Heeren en Konings, in het Paradijs onzes Gods. Ik heb met haar gestreden, ben met haar in de duisternisse geweest der doodsschaduwe en heb met haar mogen juichen. Ik ben met haar geweest tot aan de Poorte des Hemels en toen zij was ingegaan, heb ik den Heere geloofd over Zijn onferminge en getrouwheid. Dat wij ons tezamen verblijden in den Heere, die ons gemaakt heeft! Hij heeft een welbehagen in Zijn volk.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1980

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De dienaar des Woords als een man des gebeds (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1980

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's