Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gezegend prediker (2)

Bekijk het origineel

Een gezegend prediker (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 3 : 16

Johannes 3 : 16

Dat was de tekst, waar mijn vader bij voorkeur over sprak, wanneer hij ergens voor het eerst voorging. Merkwaardigerwijze opent ook de eerste jaargang van het blad 'Uit de Fontein des levens', dat mijn vader een paar jaar alléén uitgaf en waarin hij wekelijks zelf de zeer uitgebreide meditatie schreef, met een overdenking over dezelfde tekst. Ik meen, dat het interessant is daarin op te merken, hoe deze bevindelijke prediker, die zo sterk de nadruk legde op de noodzaak van wedergeboorte en bekering en voor wie genade ook voor honderd procent genade was, dank zij Gods verkiezende liefde, omging met 'het aanbod van genade'.

Zijn gedachtengang in verband met deze bekende kerntekst is deze: hij wijst eerst op de fontein van deze Gave Gods, vervolgens op de inhoud er van, daarna op de bestemming van deze Gave, en tenslotte op het enige middel voor het toeëigenen van en het leven dóór Gods Gave. Ik laat hem nu verder zelf aan het woord.

'Overdenken we nu verder de bestemming der gave Gods! We vinden in het tekstwoord genoemd 'de wereld'. De Zoon Gods is bestemd voor de wereld. De uitdrukking voor de bestemming is breed en ruim, de liefde Gods heeft de gehele wereld tot voorwerp. Overal waar, menschen gevonden worden, moet de gave Gods in liefde worden aangeboden. We vinden in dit woord Jesaja's prediking bevestigd: 'Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer.'

Hij wijst er dan op dat in Christus dood de middelmuur voor des afscheidsels is weggevallen, en dat nu het bevel geldt: gaat dan heen, onderwijst al de volkeren, dezelve doopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. En hij zegt: 'hoe breed zijn hier de gedachten Gods tot zaligheid ontplooid! Wij menschen hebben vaak zoovele beperkingen, zulke enge gedachten van den Heere en van Zijn werk. Hier is alle beperktheid weggenomen, hier staat het: God heeft de wereld liefgehad. De Zoon als gave is voor de gehele wereld bestemd, en naar dit woord hebben alle dienaars Gods te prediken. Het zal hem worden toegerekend, als zij dit niet hebben gedaan'.

Hij onderstreept dan de verantwoording wegens het niet horen naar zulk een ruime nodiging tot de bruiloft des Lams. 'Het zal wat uitmaken onder dit ruime aanbod van genade te mogen verkeeren, waarin niemand' wordt uitgesloten en dan geen oor te hebben gehad voor Gods roepstemmen.' Hij vindt het heerlijk gezant van Christus' wege te mogen zijn. 'Wij worden in de aanbieding geplaatst óp de open vlakte, aan het breede zeestrand, onder den breeden, open wind van Gods goedgunstigheid tegenover alle menschen kinderen; niet in een enge muffe kamer van enghartigheid en bekrompenheid. We hebben in den Heere met een God te doen. Die onbekrompen noodigt uit den vollen, overvloedige voorraad van genade in Christus.'

Keerzijde

Dit getuigenis aangaande de bereidwilligheid Gods om door Jezus Christus zondaren te zaligen, is duidelijk genoeg. Maar het klinkt in een wereld van mensen, die dit getuigenis Gods niet aannemen, al is het zo openlijk en klaar als dat van Johannes de Doper: Zie het lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt. Er is een paradoxale, vanuit de mens onverklaarbare, overgang, wanneer vlak na elkaar gezegd wordt: Zijn getuigenis neemt niemand aan (Joh. 3 : 32b); en onmiddellijk daarna: Die Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld, dat God waarachtig is. Ik herinner me, dat mijn vader over deze woorden sprak op een catechisatie voor lidmaten in het gebouw Rehoboth te Barneveld. Het was op een zomeravond. Er was toen iemand, die nableef om te spreken over de vraag, die haar blijkbaar kwelde, of ze er inderdaad op aan kon, dat het werk van Gods genade in het hart, zich openbaart in het aannemen van Gods getuigenis en het daardoor verzegelen, dat God waarachtig is. Mijn vader heeft daarop dit tot tranen bewogen gemoed tot rust gebracht. De zonde is begonnen met het plaatsen van een vraagteken achter het Woord van God; de genade leert er een uitroepteken achter zetten.

Maar mijn vader was wel vuurbang voor een louter verstandelijk zich meester maken van de rijkdom van Gods beloften, getroffen door de aangename klank en de aantrekkelijke vooruitzichten, die er aan verbonden zijn. Bang was hij voor het roemen in een verlossing, waarom men nog nooit in vollen ernst gebeden had.

Van de 3 stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid, mag de eerste trede niet met een snelle sprong overgeslagen worden.

Dit was een grondgegeven, zowel in zijn prediking als in de pastorale praktijk. Daarbij stond hij in de spanning tussen dat ruime algemene aanbod van Gods genade en dat particuliere, persoonlijke van het werk des Geestes. Daarnaar speurde hij, niet de moeilijkheid dat wij mensen geen onfeilbare hartenkenners zijn, zodat wij soms een te gunstig beeld ons vormen, soms te ongunstig. Daarbij wilde hij ten volle in rekening brengen, dat God de Heere, hij alle eenheid in het noodzakelijke, op verschillende wijze te werk gaat. Soms doet Zijn handelwijze meer denken aan die van een straffe, strenge vader, soms aan die van een zachte, ontfermende moeder. Maar ook de laatste bedoelt niet alleen het stugge hart van een weerspannig kind te breken, maar ook het zich te doen buigen onder en te schikken naar de orde van het huis des vaders, met de hartelijke schuldbelijdenis tegen die orde en tegen die vader zwaar en menigmaal misdreven te hebben.

Vrucht, geen maakwerk

Het gaat hem in dit alles om het leven des Geestes. In een lezing over de Nederlandse Geloofsbelijdenis kiest hij, voor het tekenen van het ontstaan daarvan, het beeld van een vruchtdragende plant.

Hij ziet in het voorjaar 'het jeugdige, tere groen dat, nauwelijks door wat mooie dagen met zon en wind uit het Zuiden is ontsproten en gekoesterd, of het wordt al weer blootgesteld aan ruwe vlagen en hageljachten uit het ijskoude noorden. En toch treedt het na iedere beproeving frisser en krachtiger te voorschijn'.

Dit is, zo zegt hij, Gods weg met al Zijn volk. Ook in ons land. Het tere plantje van het nieuwe leven kreeg in de Hervormingstijd onder de koesterende zorg van de hemelse Landman bloemen en vruchten (anders dan de planten, die Deze niet geplant heeft). Maar de ruwe stormen bleven niet uit. Daar is de belijdende kerk doorheen gegaan. Haar belijdenis is niet door een levensvreemde kamergeleerde op bestelling geleverd. Maar zij is uit de nood geboren.

Voortdurend is hij bang voor het (na)maakwerk, al is het ook van echte, stoere, Calvinistisch-Gereformeerde snit. Of - al kan men eindeloos 'met een dode tong over de ellende praten'.

Hij begreep, dat Luther sprak over 'die Hure Vernunft' (de hoer verstand). Hij zou de spreekwijze gaarne aanvaard hebben, dat het verstand een slechte baas is, al is het een goede knecht.

Vanwege zijn eigen karakter met dat brede, diepe gemoedsleven dat zich zo gemak'lijk uiten moest en kon, en vanwege zijn sterke nadruk op het feit, dat de dingen, die in het mensenhart moeten veranderen, en de geweldige werkelijkheden, waar het geloof mee temaken krijgt: van eeuwig bij God te zijn af voor eeuwig buiten God te moeten omkomen, van zo diep ingrijpende aard zijn, dat ze onmogelijk buiten het gevoelsleven om kunnen gaan - vanwege al deze factoren, was hij misschien al te wantrouwend wanneer hij in aanraking kwam met geloofsuitingen, waarin het denken over het voorwerp des geloofs een grote plaats innam.

Voorwerpelijk - dat was irnmers in de taal van vele meelevende christenen weinig anders, dan een uiteenzetting van historisch geloof, dat de bijbelse waarheden, keurig op een rij weet te zetten. Toch meen ik, dat het jammer is, dat men daarvoor geen ander woord gebruikt. Want - Voorwerp des geloofs is toch niets en niemand anders dan de levende God. Die Zich in Zijn Woord openbaart. Dat Woord is niet maar een beschrijving van God en goddelijke zaken, maar een boodschap van Hem en wat Hij gedaan en beloofd heeft in Zijn heilig Evangelie.

Wanneer gevoel en verstand tegenover elkaar kwamen te staan, was mijn vader wat geneigd het 'warme' gevoel te kiezen boven het 'kille' verstand. Die tegenstelling kan er zijn, maar behoeft er niet te zijn. Het heeft mijn vader wel eens; meer dan hem lief was, betrokken bij twisten tussen groepen, die zich alle op Schrift en belijdenis beriepen. Hij is dan dankbaar geweest wanneer God de Heere hem door een duidelijke roeping naar elders riep. Mijn vader was helemaal niet geneigd tot het conflict. Integendeel, hij was bereid de tegenstander het laatste woord te laten, wanneer de strijd onzuiver dreigde te worden. Hij wist, dat de kerk een strijdende kerk moest zijn, maar geen vechtende kerk mocht zijn.


De kop boven het artikel in de vorige Waarheidsvriend moest niet zijn 'Een beproefd prediker (4)', maar: 'Een gezegend prediker (1)'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1981

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Een gezegend prediker (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1981

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's