Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Blijdschap en droefheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Blijdschap en droefheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het stemt, allereerst tot droefheid, dat de oprichting van de Gereformeerde Bond noodzakelijk was.

In het pastorale werk is het een zaak van blijdschap een 75-jarige met haar/zijn verjaardag te mogen feliciteren. Dit feit is het feliciteren meer dan waard. En als regel wordt de goede wens erbij gevoegd: dat er nog gezegende jaren mogen volgen.

Bij zo'n bezoek komen er als regel ook andere zaken ter sprake. De waarheid van Mozes woord: het uitnemendste van het leven is moeite en verdriet, is veelal aan den lijve ondervonden. Dus bij alle blijdschap ook droefheid.

Zo is er ook nu enerzijds reden tot blijdschap de 75-jarige 'Gereformeerde Bond tot verbreiding en verdediging van de waarheid in de Ned. Hervormde Kerk' met dit feit te mogen feliciteren. Want het stemt tot blijdschap, dat in een kerk, die in feite een belijdenisloze kerk geworden was 1), velen de waarheid van Gods Woord zozeer ter harte ging, dat men overging tot oprichting van deze Bond. Het is ook een zaak van blijdschap dat de Gereformeerde Bond in zijn 75-jarig bestaan ook gestalte mocht geven aan dit voornemen. We mogen geloven dat de Heere door Zijn Geest hiertoe mannen heeft bekwaamd. Hun geschriften getuig(d)en van het verstaan van deze Waarheid, van hun liefde ertoe en het doorleven ervan. Daarom willen we ons gaarne voegen bij hen die deze Bond nog gezegende jaren toewensen.

Bij dit alles is er echter niet alleen maar blijdschap. Het stemt, allereerst tot droefheid, dat de oprichting van de Gereformeerde Bond noodzakelijk was. Dat de kerk in zo'n diep verval was geraakt, dat ze op deze wijze teruggeroepen moest worden tot gehoorzaamheid aan Gods Woord. Dat de kerk van de Reformatie, die in haar belijdenisgeschriften zo'n helder en klaar getuigenis gaf van deze Waarheid, ze in de praktijk van het kerkelijk leven had losgelaten. Want ten tijde van de oprichting van de Bond weerspiegelde de kerk meer de invloed van allerlei filosofische stromingen, dan gehoorzame onderwerping aan de Schrift. Daarom was de bundeling van krachten van hen, die de waarheid van Gods Woord liefhadden een noodzakelijk ding.

Het is ook een zaak van droefheid dat ondanks de invloed die van deze 'liefhebbers der Waarheid' uitging, de kerk als zodanig niet is teruggekeerd. De huidige voorzitter van de Gereformeerde Bond merkt er over op: 'wij zien een verbroken Hervormde Kerk, die niet waarachtig wederkeerde tot haar God en allerlei extreme leringen duldt. Alleen door Gods barmhartigheid en vernieuwing door de Heilige Geest, Die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, kan zij bevrijd worden van het oordeel en worden wat zij heet: de Nederlands Hervormde Kerk' 2).

Uiteraard is het onjuist om het bestaansrecht van de Bond te toetsen aan de invloed, - die van hem uitgaat. Het is bij de arbeid in Gods Koninkrijk een verkeerde probleemstelling als men begint te vragen: wat heeft het uitgewerkt? Het profetisch getuigenis was: alzo zegt de Heere Heere, hetzij dat ze het horen zullen of dat zij het laten zullen. Zo was ook de opdracht aan de discipelen te spreken: hun tot een getuigenis.

Wel is het een zaak van verdriet, dat de invloed van de Gereformeerde Bond in de rapporten en herderlijke schrijvens van de laatste jaren niet duidelijker herkenbaar is. Daarbij denk ik aan het rapport over het ambt, over gemeentevormen en gemeente-opbouw, over de verhouding tot de Rooms Katholieke kerk en over Israël. Zo heeft ook de Bond zijn bezwaren kenbaar moeten maken tegen het eenzijdig spreken van de kerk in haar verklaring over de kernwapens. En tenslotte wijst ook het benoemingsbeleid m.b.t. de kerkelijke hoogleraren nog niet op een verandering ten goede.

De vraag mag gesteld of de Afscheiding en Doleantie niet mede debet zijn aan deze geringe invloed. Dat is ongetwijfeld waar. Maar tevens is er meer waar. De eis, in onze belijdenis neergelegd, zich af te scheiden van degenen, die van de kerk niet zijn, is door velen niet naast zich neergelegd. Dat was m.i. plaatselijk terecht.

Daarbij willen we onze ogen er niet voor sluiten, dat het Gereformeerd volksdeel in een jammerlijke verdeeldheid is terecht gekomen. En tevens dat de Afscheiding en Doleantie (die ik overigens onderling verschillend waardeer, ten gunste van de eerste) geen garantie hebben kunnen geven, dat het Woord zuiver bewaard werd. Daarbij onderschrijf ik ook, wat één onzer opmerkte: het geïsoleerd zijn van elkaar heeft tot gevolg een krachtige bevordering van de ontwikkeling van een 'eigen' identiteit van deze verschillende delen van de Gereform. Gezindte. Deze wordt dan vooral gezocht en gevonden in aanhoudende benadrukking van bepaalde facetten van de volle waarheid van Gods Woord of in het sterk beklemtonen van de noodzakelijke onderhouding van ook door traditie bepaalde levensgewoonten.

Deze voor bepaalde groepen karakteristieke eenzijdigheden zijn wel ontwikkeld uit waarheids-facetten, maar zijn door hun eenzijdige woekering de juiste plaats in het geheel van de gereformeerde leer en het daarbij behorende leven kwijt geraakt 3). Met dankbaarheid mag worden opgemerkt dat de Gereformeerde prediking plaatselijk voortgang heeft. Daar wordt de volle verantwoordelijkheid van de mens in een juiste samenhang met de leer van de souvereiniteits Gods en het overwogen ten goed van de gevallen mens gebracht. Daar heeft de prediking: de bekering tot God en het geloof in de Heere Jezus Christus (Hand. 20 : 21) tot inhoud. Het verbond krijgt in het geheel van de prediking in de Bond een grotere plaats. Hierbij dient wel ter harte genomen te worden wat een der oud-voorzitters zo treffend opmerkte: immers de rechte functionering van het verbond in de prediking maakt bekering en geloof niet overbodig, maar, stelt deze juist in nooit gekende scherpte vanuit het gekomen zijn en komen van Christus tot het Zijne. Wanneer dit op Schriftuurlijke wijze gebeurt, ontkomen wij aan een worteldwaling van deze tijd, dat nl. het verbond en de prediking daarvan de klem van de roep tot geloof en bekering afzwakt. Immers dan wordt het verbond een operatieterrein voor het verdorven verstand i.p.v. een slagveld voor de levende God om dit volk te doden en levend te maken... Dan worden het verbond en de beloften hulpmiddelen om de God des verbonds van het lijf te houden. Dan maakt men van de kinderen des verbonds kwaliteitskinderen en komt men niet meer toe aan de geweldige diepten van zonde en genade.

Maar het verbond is een relatie tot God. Het gaat erom God te kennen Die ons leven is, zoals de Ned. Geloofsbelijdenis zegt. In de prediking van het verbond krijgen wij voor levenlang les in de drie vragen: hoe groot mijn zonde en ellende zijn; hoe ik van al mijn zonde en ellende verlost worden en hoe ik Gode voor zulk een verlossing zal dankbaar zijn...

Het volk des verbonds moet weten, dat zij in zichzelf gezien, op geen enkele manier voor de Heere aannemelijk zijn, maar juist verwerpelijk. De ontmaskering moet plaats vinden... Binnen het raam des verbonds wordt het vurig pleidooi gevoerd voor de 'God des verbonds' 4).

Ook Calvijn wijst hier nadrukkelijk op als hij in zijn Institutie schrijft: de leer van het Evangelie is niet een leer der tong, maar des levens en het wordt niet slechts gevat met het verstand en het geheugen, zoals de overige wetenschappen, maar het wordt eerst dan aangenomen, wanneer het de ganse ziel bezit en wanneer het zijn zetel en woonplaats vindt in de innerlijke aandoening des harten (III, 6, 4). Als regel voegen we een 75-jarige niet de wens toe: nog vele jaren. Ook dit geldt de Bond. Van harte hopen we dat de kerk in haar geheel mag worden wat zij heet. Dan is de Bond overbodig. Daarin is ieders welzijn gelegen nl. in het hartelijk buigen onder Gods Woord in boetvaardigheid en berouw, door de Heilige Geest gewerkt. Dan is er bij alle verdriet over verdeeldheid en het verzaken van Gods Woord: blijdschap over Gods Werk. Dan ontvangt God de eer. Het geldt ook ieder persoonlijk: de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Maar die leidt tot eeuwige blijdschap. En daar is Gods Kerk één.

1) Gewoon Hervormd, A. v. Brummelen, blz. 14.

2) idem, L. J. Geluk, blz. 30.

3) 10 X Gereformeerd, A. Vergunst, blz. 23.

4) Vast en zeker, G. Boer, blz. 159.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1981

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Blijdschap en droefheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1981

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's