Het geheime boek der Openbaring (1)
De ware betekenis van dit geheime boek is eeuwenlang in de doofpot gestopt, maar komt in onze dagen weer tot volle gloed.
Prof. dr. G. Quispel schreef een boek onder de titel 'Het geheime Boek der Openbaring'. In een viertal artikelen gaat dr. L. G. Zwanenburg op dit theologische werk in. De lezers zullen de theologische terminologie, waarin prof. Quispel zijn visie verwoordt en waarop dr. Zwanenburg ook zijn reactie geeft, misschien niet altijd eenvoudig vinden. De zaak zelf - het verstaan en de uitleg van de Apocalyps - is echter belangrijk genoeg om er uitgebreid aandacht voor te vragen. Het boek is uitgegeven bij Uitgeverij W. Gaade te Amerongen (192 pag., ƒ 90, - ).
Redactie
Het geheime boek der Openbaring
Onder deze titel verscheen in 1979 een rijk geïllusteerd werk van professor dr. G. Quispel, hoogleraar aan de rijksuniversiteit te Utrecht en buitengewoon hoogleraar te Leuven, over het laatste bijbelboek, de Openbaring van Johannes. Hij heeft dit met hoge pretenties geschreven. De ware betekenis van dit geheime boek is eeuwenlang in de doofpot gestopt, maar komt in onze dagen weer tot volle gloed. Het is daarom een belangwekkend boek dat niet weinig verwarring sticht, zowel vanwege de herkomst van voorgestelde verklaringen als vanwege de resultaten die eruit voortkomen. In ieder geval ben ik er in de reeks preken die ik in 1979 over dit bijbelboek heb gehouden exegetisch vaak naast geweest, vooral daar ik me aan het pincipe heb gehouden van Schrift met Schrift vergelijken. Maar de Apocalypse moeten we niet alleen in verband zien met de kanonieke geschriften, niet minder met de geschriften van joods-christelijk denken van de eerste eeuwen. Van meer dan gewoon belang is het, te letten op de uitleg van de Openbaring tot op Augustinus. Deze laatste komt als een boosdoener jegens de apocalypticus Johannes naar voren. Hij was het, die de doofpot opende om de ware betekenis daarin voor eeuwen te laten verdwijnen. Ik kan me voorstellen dat u nu werkelijk nieuwsgierig wordt. Daar het boek een hoge prijs heeft, ƒ 90, - , wil ik wat breder op de inhoud ingaan en als het u dan werkelijk goed smaakt, kunt u het zonder dralen op uw verlanglijstje zetten.
Inhoud
De inleiding spreekt van twee sleutels voor het begrijpen van de Apocalypse die te vinden zijn in de vroege geschiedenis van de christelijke gemeente. Dan wordt gehandeld over het auteurschap. De schrijver is niet de apostel Johannes. Voor het commentaar wordt eerst een overzichtelijke inhoudsopgave gegeven. Het commentaar wordt gegeven in kanttekeningen. Maar denk dan niet aan een bladzij uit de oude statenbijbel met nummertjes en lettertjes, hier is alles anders. De tekst van de Openbaring is duidelijk afgedrukt en daarbij zijn de woorden en uitdrukkingen waarover we meer te weten komen met een rustige kleur onderstreept. Via een simpel lijn-en puntsysteem kom je onfeilbaar uit waar je wezen moet. Naast de tekst en tussen de commentaren spreken de beelden die kunstenaars uit vervlogen tijden bij de tekst hebben voortgebracht. Zo kun je ook de Openbaring zien. Als professor Quispel de betekenis van de Apocalypse heeft gegeven, volgen tot slot nog vijftig royale pagina's kostelijke platen uit de indrukwekkende nalatenschap van Johannes. Wat hij naliet blijft spreken tot ieder die het hoort, van welke tijd of staat ook, en heeft ook kunstenaars nimmer onberoerd gelaten.
Over de leidende gedachte die Johannes in zijn werk heeft vastgehouden laat de schrijver ons niet lang in het ongewisse. Zijn grondgedachte is dat het Oosten weer eens de wereldheerschappij zal hebben. De Parthen zullen Rome ten val brengen maar Israël zal de beslissende overwinning behalen. Het is de uitwerking van een in oorsprong helemaal niet christelijk volksverhaal dat de doodgewaande Nero uit Parthië wederkeert. Dat is de ene sleutel om het boek te verstaan, de andere is het joodse christendom. De gedachtenwereld van Johannes van Patmos is die van Jezus en van de oergemeente te Jeruzalem. Wat dit openbaar maakt zal u met mij in opperste verbazing brengen.
Wie heeft het geschreven?
Het is voor de schrijver heel duidelijk geworden dat de apostel Johannes de Openbaring niet heeft geschreven. Deze katholieke traditie wordt verworpen. Quispel volgt de joodschristelijke. Volgens zijn uitleg van Markus 10 : 39, 40 is Johannes samen met zijn broer Jakobus, kort na het eerste pinksterfeest, de marteldood gestorven, Deze mening steunt op een manichese traditie uit de derde eeuw. Mani stamde zelf uit een joods-christelijke gemeenschap in Zuid-Babylonië, .
Wie heeft dan de Apocalypse geschreven? De presbyter Johannes, 'Presbyter: oude, heetten o.a. de leiders van de christelijke gemeente te Jeruzalem. Een zekere Papias omstreeks 130, maakt melding van een presbyter Johannes, een leerling des Heeren. Het is aannemelijk dat Johannes, de schrijver van de geheime Openbaring, een presbyter van de gemeente te Jeruzalem was. Dat verklaart de grote plaats die Jeruzalem in de Openbaring inneemt.
Er zijn hier nog al wat vragen te stellen. Maar laten we daar even mee wachten. Wel zal duidelijk zijn dat de veronderstelling van Johannes' marteldood rust op een bewering van enkele eeuwen later, waaraan de schrijver een schier onfeilbaar gezag toekent.
In het leven van de presbyter speelden drie steden een belangrijke rol: Jeruzalem, Efeze, en Rome. We horen talrijke bijzonderheden over het joods-christelijk denken in elk van de drie. Enkele opmerkingen over Jeruzalem die in dit boek doorwerken wil ik laten volgen. Het gaat om echte joden, niet om de hellenisten. Zij werden nazoreeërs genoemd, omdat ze de wet nauwkeurig onderhielden en zich ook als enige hielden aan de afspraken die op het apostelconvent (Hand. 15) werden gemaakt, in tegenstelling met de paulinische gemeenten. Ze verafschuwden geweld en kozen vrijwillig voor armoede. De katholieke kerk deed de nazoreeërs, de ebjonieten en elkesaïten zoals die groepen joodse christenen heetten, in de ban. Professor Quispel toont zich daardoor duidelijk geschokt. Hij legt nadruk op het eigene van het joodse christendom: 'de concrete 'persoonlijke' opvatting van God, Jezus als bevrijder van het joodse volk, de adoptie van Jezus bij zijn doop tot zoon van God, het dragen van de Naam 'Here' door Jezus, zijn spoedige wederkomst, enz. De Heilige Geest was een persoon, geen onpersoonlijke kracht. Zij was Vrouwe en Moeder, de eigenlijke moeder van Jezus'. Voor de Hebreeën was Jeruzalem de enige echte gemeente. Quispel stelt: 'De Apocalypse is slechts te verstaan vanuit dit joodse-christendom.' Of een en ander kritisch verwerkt wordt, is een vraag die licht kan opkomen. Johannes kwam in Efeze terecht, maar hield taai vast aan wat gangbaar was in zijn land van herkomst.
Aangenomen wordt dat Johannes rond 90 reeds de paasviering kende van Melito van Sardes van tachtig jaar later. Zijn geloof wordt gekenmerkt door één woord: bevrijding. De viering ging er zeer joods toe zoals te Jeruzalem, met hebreeuws en vreugdedans a la Mirjam bij de Rode Zee. Men kende de vaste paasdatum, 14 en 15 nisan. In de Apocalypse worden er toespelingen gemaakt op een en ander. Ook Melito noemt de Heilige Geest Moeder. Dat gebeurt in een dooplied. De joodse christenen vatten de doop op als een heilig huwelijk van de ingewijde met Christus. Zo blijkt de bruidssymboliek van joodschristelijke herkomst. Rome vervolgt de Christenen en maakt hen tot martelaren. Ook Jezus is martelaar geworden, hij werd veroordeeld door de romeinse overheid op grond van zijn religieuze overtuiging. Johannes de presbyter verwerpt Rome hartgrondig. Het zal gestraft worden en ten onder gaan. En hier kornt het volksverhaal dat Johannes kende en gebruikte. Het verhaal van Nero redivivus, oftewel Nero die zal wederkomen en de eeuwige stad zal verwoesten. De christenen werden tijdens hun processen gedwongen het beeld van de keizer te bewieroken. Het was volgens Johannes een ware vinding van het beest uit de aarde, de ideoloog en medereiziger van het absolutisme. Zo'n beeld stond ook in Efeze en Galigula wilde het ook in de tempel van Jeruzalem zetten. Ook keizer Nero werd als een god begroet. De Openbaring duidt hem aan met het getal van de mens, 666. Na zijn dood geloofde men in terugkeer. Opgestaan uit de dood zou hij zijn ontkomen naar de Parthen, bij wie hij zeer geliefd was. Ook in joodse kring nam men dit verhaal aan en zo kende Johannes het. In 17 : 8 maakt hij volgens het geheime boek een zinspeling op Nero: 'die was en nu niet is maar die zal terugkeren'.
Ook hierbij zijn vragen te stellen. Het is een merkwaardige zaak.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1981
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1981
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's