Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Solidariteit in de hulpverlening (4)

Bekijk het origineel

Solidariteit in de hulpverlening (4)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit artikel willen we nog een aantal opmerkingen maken inzake de kwestie van het samenwonen.

Gingen we in ons vorig artikel na, de achtergrond van de bevrijdingsconceptie zoals die door drs. W. Speelman verwoord werd in zijn bijdrage 'Ethiek en solidariteit' in de jubileum bundel van de GSA te Leusen, in dit artikel willen we nog een aantal opmerkingen maken inzake de kwestie van het samenwonen.

Verschillende aspecten

Wie zich in dit onderwerp verdiept, komt al spoedig tot de ontdekking dat er verschillende aspecten aan deze zaak zitten. Daar is vooreerst de kwestie van de motieven die mensen er toe brengen te kiezen voor het samenwonen als alternatief voor de gang naar het stadhuis. Liggen al die motieven op hetzelfde vlak of moet men juist in pastoraat en hulpverlening die motieven wegen? In ieder geval behoort tot de bijbelse stijl van de hulpverlening dat we beginnen met naar de ander te luisteren en zijn of haar motieven terdege te peilen. In dat opzicht mag ook van christenen een maximale solidariteit verwacht worden. Ook in die zin dat we niet voorbijzien aan het feit dat de vraagtekens achter het huidige huwelijk voor een deel ook te maken hebben met de trieste manier waarop het huwelijk in de samenleving beleefd wordt, met maatschappelijke ontwikkelingen waar we mede debet aan zijn. Zijn we ook als christenen niet al te gemakkelijk meegegaan met de welvaarts-en consumptiemaatschappij van onze tijd?

Voorts is er het aspect van wat de overheid in een samenleving als de onze toestaat en wat christelijk-ethisch gedaan wordt en moet worden. Ook Speelman wijst daarop. Als de overheid de huwelijksvorm vrij laat, is het daarmee nog geen vrije beslissing geworden in de zin van ethisch onverschillig, zegt hij terecht. In de derde plaats is er de vraag: wat is eigenlijk een huwelijk? En wat bepaalt de kwaliteit van het huwelijk.

Beleving van de uniciteit?

Speelman legt sterke nadruk op de functie die het huwelijk heeft in onze huidige samenleving. Die functie is vooral dat mensen in hun huwelijk beleven dat zij unieke individuen zijn. Om dat besef van het unieke te kunnen beleven is nodig, dat een relatie exclusief is (alleen die ene partner) en duurzaam. Want als je de relatie moet delen of als je na korte tijd die relatie verbroken ziet, ben je kennelijk niet uniek. En Speelman ziet dan zowel in het voor de overheid gesloten huwelijk als in het samenwonen, aan die beide voorwaarden voldaan om te komen tot een goed functioneren van dit besef van het unieke.

Ongetwijfeld is de waarde van de enkeling, het besef dat een mens een uniek wezen is, een mens met een naam, geen nummer, geen rad aan het wiel van de maatschappij, een belangrijk gegeven in een Schriftuurlijk denken over de mens. 'Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn' lezen we in Jesaja 43 : 1 en van de goede Herder uit Johannes 10 wordt gezegd dat Hij zijn schapen bij name kent. Het unieke en het onvervangbare zijn beiden elementen die we in deze tijd zeer zeker mogen verdedigen, ja waar we voor moeten opkomen.

Maar kan men dat nu de functie van een huwelijk noemen? Hoe moet het dan met de ongehuwde? Kan die dan niet beleven dat hij een uniek individu is? Ook waar mensen participeren in een groep, of in een vriendenkring kunnen ze wel degelijk beleven dat ze uniek zijn en onvervangbaar. Gaat Speelman, als hij deze functie vooral toekent aan het huwelijk als relatievorm om het unieke te beleven middels exclusiviteit en duurzaamheid, niet teveel uit van het individu dat ruimte moet krijgen zichzelf te ontplooien en te beleven in zijn uniciteit?

Speelman grenst de door hem omschreven functie af tegen de z.i. vroegere opvatting waarbij de functie van het huwelijk dienst aan de voortplanting was. Maar is dit dilemma juist?

Als we het klassieke huwelijksformulier van de kerk erop naslaan dan wordt als eerste doel van het huwelijk genoemd dat de een de ander trouw helpe en bijsta in alle dingen die tot het tijdelijke en eeuwige leven behoren. Dat lijkt me in het licht van de Schriftgegevens over het huwelijk, en over de relatie tussen huwelijk en verbond ook voluit bijbels. Het huwelijk is een verbintenis voor het leven, een duurzame relatie van liefde en trouw.

Huwelijk en overheid

Wellicht zal de lezer zeggen: Maar ook drs. Speelman wil van exclusiviteit en duurzaamheid weten. Alleen naar zijn mening kunnen zowel in een burgerlijk huwelijk en als in duurzaam samenwonen deze beide elementen van de relatie tot haar recht komen.

We menen op dit punt toch met de auteur van mening te moeten verschillen. Voor mijn gevoel wrikt er iets als mensen zeggen: Het gaat ons om de exclusiviteit en om die duurzaamheid, maar we willen toch niet trouwen in de zin van een burgerlijk huwelijk aangaan. Als je toch duurzaam wilt samenleven, waarom dan niet trouwen? Of wil men toch een slag om de arm houden? Zit achter alle schone woorden over duurzaamheid toch niet de gedachte: Als we (burgerlijk) getrouwd zijn draagt onze relatie toch een ander karakter dan nu?

Is het alleen maar een kwestie van verschillende keuze die voor de zaak als zodanig weinig te betekenen heeft?

Ik heb de indruk dat Speelman de huwelijksvorm zeer secundair acht, mede gezien de trend in de samenleving en bij de overheidsorganen. Toch vind ik dat vooral voor een gereformeerd denkend mens een vreemde zaak. Juist het gereformeerd belijden heeft immers altijd nadruk gelegd op de betekenis van de overheid, ten dienste van de onderdanen. Natuurlijk is met een wettig gesloten huwelijk niet alles gezegd over de kwaliteit van dat huwelijk. Natuurlijk wil een burgerlijk huwelijk op zich niet zeggen dat er betere waarborgen zijn voor het slagen van de relatie. Maar wie zo redeneert draait de zaak om.

Het gaat in heel deze kwestie naar mijn mening om het openbare aspect van het huwelijk. Man en vrouw treden op hun trouwdag in een bepaalde staat des levens en laten dat ook openlijk en wettelijk registreren. Zij geven hun ja-woord ten overstaan van de overheid, met alle consequenties van rechten en plichten die dat heeft. En wie in geloof zijn huwelijk met God beginnen wil zal dan de zegen van God over het huwelijk in de kerkelijke bevestiging en inzegening niet willen missen. Wat is de betekenis van de gang naar het stadhuis? In elk geval ook dit dat het huwelijk meer is dan een individuele afspraak tussen twee gelieven, waar de overheid en de samenleving niet mee te maken hebben. Ondanks alle betuigingen van duurzaamheid doet men bij samenwonen alsof men getrouwd is, maar in feite is dit het volhouden van een fictie. Terecht heeft drs. H. de Jong in Opbouw (2-11-1979) erop gewezen dat de rechtstaak van de overheid vandaag de dag op de tocht staat, en dat op die wijze het overheidsambt wordt uitgehold. Zit hier ook niet een overschatting in van de individu? Hebben we in de gebrokenheid van een zondige wereld de rechtsbescherming van de overheid niet hard nodig? Zit er in het burgerlijk huwelijk toch ook niet het element dat men wettig getrouwd is en dat scheiden betekent het falen in het nakomen van de trouwbelofte? Als het huwelijk tot een privé aangelegenheid wordt van twee mensen, is dan de rem op het uit elkaar gaan niet weggevallen? Moeten wij - dat zeg ik De Jong graag na - niet zuinig zijn op wat van onze huwelijkswetgeving nog overeind staat?

Juist hier zou een gereformeerd orgaan voor samenlevingsopbouw solidariteit moeten betonen met al diegenen, die pogen in de samenleving van vandaag dit sociale aspect en dit rechtsaspect ten aanzien van het huwelijk te verdiepen. Want het is een bijbels gegeven dat mensen die trouwen verantwoordelijkheid dragen voor de samenleving waarin zij als gehuwden staan.

Schriftberoep

Ik heb tot nog toe het beroep op de Schriftgegevens achterwege gelaten. Het Schriftberoep in de ethiek is een belangrijke, maar geen eenvoudige zaak. Speelman is van mening dat het Bijbelberoep ons in deze nauwelijks helpt, omdat de overheid in de Bijbel geen rol speelt bij de huwelijkssluiting, al erkent de schrijver ook, dat we daarom nog niet kunnen zeggen, dat de Bijbel voor samenwonen is.

Het is natuurlijk op zich bezien waar dat we in de Schrift de vorm van huwelijkssluiting niet kennen zoals die in onze wetgeving voorkomt. Maar dat is één kant van de zaak. Iets anders is dat een institutair moment, zoals we dat plegen te noemen, wel degelijk aanwezig is. In het O.T. werd een huwelijk gesloten ten overstaan van familiehoofden en oudsten, aldus prof. dr. J. Koole in zijn boekje over de tien geboden. Ook de bruiloft had een officieel karakter.

Zien we het huwelijk onder het aspect van het verbond dan kunnen we zeggen dat een verbond in de Bijbel niet alleen bestaat uit de belofte van liefde en trouw, maar ook officieel gesloten werd en onder getuigen bekrachtigd. Ik meen daarom dat ook in Schriftuurlijk licht de kwestie van het burgerlijk gesloten huwelijk niet maar een vorm is die er voor een relatie van exclusiviteit en duurzaamheid nauwelijks toe doet. De huwelijkssluiting hoort bij het huwelijk.

Tenslotte

Uitgangspunt van het artikel was of we in de hulpverlening kunnen bemiddelen in de richting van duurzame man-vrouw relaties zonder huwelijk, zoals de Stichting Landelijk Centrum voor Huwelijkscontacten doet.

Speelman is van oordeel dat we deze dienstverlening kunnen geven en de solidariteit niet behoeven te verbreken, omdat huwenden en samenwonenden meer gemeenschappelijk hebben dan verschillen.

Naar mijn mening is het samenwonen geen aanvaardbaar alternatief, maar wezenlijk iets anders dan een huwelijk. De christelijke ethiek zal er goed aan doen in deze tijd ook in pastoraat en hulpverlening, op te komen voor de sluiting van het huwelijk, terwille ook van de mensen die om hulp vragen. Ook dat is een stukje solidariteit met de nood van de moderne mens. Verbreken we de solidariteit, als we niet bemiddelen in andere relatievormen? Dat behoeft m.i. niet het geval te zijn. Solidariteit kan ook betekenen een houding van begrip en invoelen in de nood van onze tijdgenoten, een aanvoelen van dat wat mensen in deze samenleving drijft tot deze andere vormen. Pastorale wijsheid weet van de gebrokenheid, van noodsituaties, van de hardheid van het mensenhart.

Maar men kan ook, uit oprechte bijbelse solidariteit, geroepen zijn neen te zeggen op de wensen en verlangens van het mensenhart. Niet uit conservatisme, maar uit de oprechte zorg die weet van de heilzaamheid van Gods geboden en beloften. Pastorale zorg en sociale bewogenheid weten voorts, dat situaties nooit gelijk zijn.

Als we in pastoraat en hulpverlening wellicht in verschillende gevallen moeten oproeien tegen de geest van de tijd, laat dit dan niet geschieden uit een hoogmoedige, farizeïstische houding van betweterij en veroordeling, maar uit solidariteit met hen wier vragen, zor­ gen en angsten ook de onze zijn, uit die solidariteit ook die weet dat de liefde de vervulling is van het gebod.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1981

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Solidariteit in de hulpverlening (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1981

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's