Tijdgebondenheid en tijdbetrokkenheid van de Heilige Schrift (2)
De Heilige Schrift
Tijdgebondenheid? ... ja!Mogelijk kijkt u een beetje verbaasd er van op als we na het radicale nee, nu zomaar ja zeggen tegen het begrip tijdgebondenheid van de Heilige Schrift. U zou er iets tweeslachtigs in kunnen zien. Hopelijk hebt u begrepen dat ons 'nee' gericht was tegen een tijdgebondenheid die leidt tot een destructie van de Schrift. Daartegenover staat echter dat een bepaalde tijdgebondenheid niet kan ontkend worden door ieder die de Schrift ernstig wil nemen. We belijden volmondig dat de heilige mensen Gods, door de Heilige Geest gedreven de woorden Gods die in de Schrift tot ons komen hebben gesproken. Maar die heilige mensen waren intussen wel mensen die in hun tijd en in hun eigen milieu en cultuurpatroon leefden en die als zodanig op de door God voorgeschreven wijze Hem hebben gediend.
Tijdgebondenheid? ... ja!
Mogelijk kijkt u een beetje verbaasd er van op als we na het radicale nee, nu zomaar ja zeggen tegen het begrip tijdgebondenheid van de Heilige Schrift. U zou er iets tweeslachtigs in kunnen zien. Hopelijk hebt u begrepen dat ons 'nee' gericht was tegen een tijdgebondenheid die leidt tot een destructie van de Schrift. Daartegenover staat echter dat een bepaalde tijdgebondenheid niet kan ontkend worden door ieder die de Schrift ernstig wil nemen. We belijden volmondig dat de heilige mensen Gods, door de Heilige Geest gedreven de woorden Gods die in de Schrift tot ons komen hebben gesproken. Maar die heilige mensen waren intussen wel mensen die in hun tijd en in hun eigen milieu en cultuurpatroon leefden en die als zodanig op de door God voorge-schreven wijze Hem hebben gediend. In hun voorstelling van zaken zijn ze ongetwijfeld tijdgebonden geweest. Van mensen in die situaties heeft zich de Heilige Geest bediend, zodat ze in de taal van hun tijd het Woord van God hebben verwoord. In die bepaalde zin is de Schrift dus tijdgebonden. Calvijn zegt reeds dat wij God niet zouden kennen, als Hij tot ons niet ware afgedaald; en Hij heeft tot ons gesproken op menselijke wijze om ons zo waarlijk nabij te zijn.
Het is natuurlijk niet te doen om in dit verband een historische uiteenzetting te geven hoe er in de kerk, in de loop der eeuwen over de tijdgebondenheid der Schrift is nagedacht. Maar dat we haar moeten erkennen, dat hebben de kerkvaders, dat heeft de kerk in het algemeen gesproken, nimmer ontkend. Om nog een voorbeeld te noemen verwijs ik naar de kerkvader Chrysostomus, een uitnemend prediker die gezegd heeft dat 'Christus als Hij de verheven leerstukken behandelt, vaak Zichzelf om de zwakheid van zijn hoorders bedwong en zich bediende, doorgaans niet van zulke woorden, die met zijn heerlijkheid overeenkwamen, maar veelmeer van zodanige, welke met de vatbaarheid van mensen strookte' (Citaat bij G. C. Berkouwer a.w. blz. 74). We kunnen nog een stap terug gaan in de geschiedenis van de kerk en voor wat de tijdgebondenheid betreft ons beroepen op de Schrift zelf. Daar is een tijd geweest, de tijd van het Oude Verbond, waarin de Godsopenbaring anders tot de mensen kwam dan in de tijd van het Nieuwe Testament. De Hebreeënbrief opent met het bekende: God voortijds vele malen en op velerlei wijze door de vaderen tot ons gesproken hebbende, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon. De woorden 'op velerlei wijze' duiden aan dat de boodschap van het heil dan weer eens op deze dan weer eens op andere manier, al naar gelang de tijd tot de vaderen is gebracht. De unieke wijze van Godsopenbaring valt echter samen met de verschijning van Christus in het vlees. Zo is het getuigenis van de Bijbelschrijvers onder het Oude Testament vooral bepaald door het belóftekarakter van de Godsopenbaring. In dat opzicht was hun spreken en schrijven tijdgebonden. Ze richten zich duidelijk op de mensen van hun tijd. Ze gebruiken beelden en voorstellingen die de mensen in die tijd konden begrijpen. Dat wil echter niet zeggen dat zij zich op alle mogelijke manieren bij hun tijd hebben aangepast. Want hoezeer hun getuigenis in tweede instantie tijdgebonden was en op hun tijd betrokken, ze hebben steeds de moed gehad om haaks op hun tijd te staan. Dientengevolge hebben hun tijdgenoten deze boodschappers van Gods heil, en van Gos gericht tevens, niet altijd juist verstaan. De heilige mensen Gods zijn hun tijd soms ver vooruit geweest. Niet dat ze zoiets ooit zelf moedwillig gezocht hebben, maar dit ligt nu eenmaal in het eeuwige Woord dat zij gesproken hebben opgesloten. Hun boodschap is zo profetisch geladen, dat er sprake is van een dubbele bodem, van een voorlopige en een definitieve, ja zelfs eschatologische vervulling. Daar hebt u nu de eeuwige geldigheid van het getuigenis der Schrift. Het is tenslotte geen mensenwoord, het is Gods Woord. Het is eensdeels tijdgebonden, andersdeels toch weer niet zó tijdgebonden dat we het wat de inhoud betreft voor later tijden gevoegelijk terzijde kunnen laten liggen. Tenslotte is het zo eeuwig van karakter, dat heel de tijd met al wat er in geschiedt er door wordt omvat, zodat hemel en aarde voorbij gaan maar Mijn Woord, zegt God, zal niet voorbijgaan. Wat we tot nu toe naar voren gebracht hebben met het oog op het karakter van de Godsopenbaring in Oud-en Nieuw Testament, die wij grofweg kunnen aanduiden als belofte en vervulling, geldt ook ten aanzien van de Godsopenbaring in het algemeen. Deze Godsopenbaring droeg in de dagen van patriarchen en profeten, ja heel het Oude Testament door een particulier karakter. Gods heil was duidelijk beperkt tot het éne volk Israhel. Het had hier en daar wel universele trekken, zelfs al in de belofte aan Abraham als de Heere zegt: n u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden; maar dat komt pas aan de orde als eerst nadrukkelijk is gesteld: Ik zal Mijn verbond oprichten met u en met uw zaad na u. Maar in grote lijnen is het heil tot Israël beperkt gebleven tot de doorbraak der grenzen in het Vleesgeworden Woord en de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag. Wat impliciet reeds bij de belofte aan Abraham gegeven was werd in de volheid des tijds expliciet door Woord en Geest de wereld ingedragen. De beperking van het heil tot Israël alleen bleek toen dus tijdgebonden. Geen wonder dat de Joden, die van het particuliere heil vervallen waren tot particularisme hier de grootste moeite mee gehad hebben. Een ander voorbeeld van tijdgebondenheid geven ons de ceremonihele wetten. Ze pasten in het raam van de Godsopenbaring in die tijd. Ze zijn geldig gebleven totdat Christus al deze wetten had vervuld en bij Zijn sterven het voorhangsel van de tempel scheurde. Toen was er een rechtstreekse verbinding tot stand gekomen, niet meer via de omslachtige weg van offeranden, maar door de verse en levende weg, die Christus ons heeft ingewijd. Niemand zal er aan denken om te zeggen, we moeten nu ook offeren, want het staat in de Bijbel. Ceremoniële wetten zijn duidelijk tijdgebonden wetten. Heel het getuigenis van het Nieuwe Testament is vol van deze wending in de wijze van Godsopenbaring. Wat oud en verouderd is, is nabij de verdwijning. Vooral de Hebreënbrief toont het verdwijnend karakter van de ceremoniële dienst overduidelijk aanm Dezelfde tijdgebondenheid geldt trouwens ook voor de burgerlijke wetten, met hun theocratische gerichtheidn maar vooral met hun wat wij kunnen noemen de aanpassing bij de 'kinderleeftijd' van Israël en er wordt daarin duidelijk rekening gehouden met de 'hardheid' van hun hart. Ik herinner u in dit verband aan wat Jezus opmerkt over de toelating van de scheldbrief. Hij zegt dat degenen die zich laten scheiden zich niet zonder meer beroepen kunnen op Deuter. 24 : 1. Je kunt dan wel zeggen: zo staat het in Gods Woord, en daar houd ik me aan, maar dit was zegt Jezus een duidelijk tijdgebonden woord. Ik zeg u, van het begin is het alzo niet geweest. Deze bepaalde tijdgebondenheid zou met tal van andere voorbeelden te illustreren zijn. Te denken valt over wat Paulus zegt over de pedagogische functie van de Wet in heilshistorisch verband en dan opmerkt dat waar het geloof gekomen is wij niet meer onder de tuchtmeester zijn (Gal. 4). Zonder de pneumatologische strekking van deze uitspraak van Paulus te ontkennen kunnen we er niet omheen dat het hier heilshistorisch gezien gaat om het tijdgebonden karakter van de functie van de Wet. Wij willen het hierbij laten om bij erkenning van bepaalde tijdgebondenheid der Schrift nu even de aandacht te richten op een ander aspect van dit gegeven. Ondanks de tijdgebondenheid hebben we gesteld dat het Woord Gods van eeuwige waarde blijft en dus de eeuwen door geldig.
Het komt er nu op aan dat we beide laten gelden.
In zekere zin 'ja' zeggen tegen een onmiskenbare tijdgebondenheid en met beslistheid het eeuwigheidskarakter van de Schrift handhaven. Men kan daarom rustig stellen dat de bijbelse voorstelling van bijvoorbeeld het wereldbeeld, dat duidelijk tijdgebonden is, geen afbreuk doet aan het geheel van het gezag der Schrift. Als wij het elkaar niet kwalijk nemen dat we nog steeds spreken van het open ondergaan van de zon, dan kunnen we om eenzelfde spreken van de Schrift haar toch niet als verouderd terzijde zetten?
Er zijn nu eenmaal situaties die liggen op een bepaald cultuurniveau en die nu niet meer zo gelden. Wij kijken tegen het instituut van de slavernij vanuit onze cultuursituatie nu eenmaal anders aan dan men dat deed in de dagen van Paulus. Maar als we nu ineens gaan beweren dat Paulus vóór de slavernij was en wij er tégen, dan schuiven we de apostel iets in de schoenen wat niet bij hem past en dan matigen we onszelf een houding aan die ook niet altijd strookt met de werkelijke praktijk van het leven. Daarom is het beter om te zeggen dat Paulus met het evangelie juist het dynamiet onder dat hele instituut gelegd heeft inplaats van dat hij de zaak door zijn opstelling gesanctioneerd heeft. Want als hij heer en slaaf opwekt om elkaar lief te hebben in de Heere, dat is in Christus, waar is dan de slavernij? Dan bestaat zij in haar oervorm niet meer, dan is zij tenietgemaakt in de liefde van Christus. Broeders en zusters zijn geen slaven en heren voor elkaar meer.
Daarom kun je ook niet zeggen dat Paulus op het punt van de slavernij tijdgebonden was, wel dat hij zijn tijd vooruit was, en ook dit lag in de boodschap van het evangelie besloten. Nog iets anders. Er zijn in de Schrift bepaalde literatuurgenres die het stempel vertonen van hun tijd. Als in de psalmen, om hierbij maar te blijven, de dichters hun individuele nood uitklagen en hun individuele blijdschap uitjubelen dan weten wij dat die woorden in die bepaalde situatie zó gesproken zijn en dat ze wat de omstandigheden betreft tijdgebonden zijnm Een eerlijke exegese zal dat ook nooit wegmoffelen achter allerlei dierbare opmerkingen, die de bedoeling van het leerdicht, de beden de klacht de jubel inbakeren in dogmatische of pneumatologische vooronderstellingen.
Dan dreigt het gevaar van de andere kant en binden we het Woord van God aan onze tijd, aan onze opvattingen en maken het op een andere manier 'tijdgebonden'. We geven ons dan immers geen rekenschap van hetgeen er eigenlijk staatm Op deze wijze negeren we ook de Godsopenbaring en maken haar, zij het op een heel andere manier dan in de moderne theologie gebeurt, tijdgebonden. Dan is de Schrift teveel gebonden aan de interpretaties van onze tijd en van onze zienswijze.
Wij wijzen een tijdgebondenheid af die op grond van diepere inzichten die de Heilige Geest ons heden zou verschaffen omdat dit onmiskenbaar leidt tot het afschaffen van de eis en de roeping tot heiligmaking en een wandel in de vreze Gods. In een geesteloze tijd als de onze kunnen we alleen maar tegen een dergelijke arrogantie waarschuwen. Maar we wijzen ook met klem van de hand als men het Woord niet laat uitspreken en met zeer tijdgebonden inzichten de Schrift te lijf gaat, met geestelijke toepassingen komt die niet gebaseerd zijn op het alzo zegt de Heere HEERE, maar op het diepe inzicht die met de waarheid achter de waarheid de gemeente manipuleert in een richting dat het geestelijk leven afbuigt van het klare Woord van God.
Wie met klem - terecht - een tijdgebondenheid afwijst die van de Bijbel niets meer heel laat, moet ook een tijdgebondenheid durven afwijzen die de Schrift niet eens aan het Woord laat.
Wie tegen de opvatting is dat wat Paulus over de ambten en het huwelijk zegt tijdgebonden is, moet er ook tegen zijn als er niet grondig geëxegetiseerd wordt, zodat mensenwoorden Gods Woord bedelven en de waarheid ten onder gehouden wordt om eigen mening ingang te laten vinden. De goddelijke openbaring die in de Schrift tot ons komt draagt een zo uitgesproken historisch karakter, dat een min of meer onderscheiden tussen abstracte waarheden, die de kern uitmaken, en een historisch geografisch kader de waarheid tekort doet. Ook de geschriften zijn voor ons gezaghebbendn die een duidelijk tijdgebonden karakter vertonen (OMa. ceremoniële boeken) omdat zij inhoudelijk een boodschap bevatten die zeker voor alle tijden geldt, daar zij toch Christus voor ogen stellen in de noodzakelijkheid van Zijn verzoenend werk en ons oproepen tot een gelovige erkenning van dat werk en tot dankbare heiliging van ons leven in de dienst van God.
Door alle tijden is al de Schrift nuttig en al wat geschreven is is tevoren tot onze lering geschreven. Ondanks het 'ja' tegen een bepaalde tijdgebondenheid wensen we hierbij te blijven en hieruit te leven. En wij hebben het profetisch Woord dat zeer vast is en gij doet wel dat ge daarop acht hebt als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster opga in uw harten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1981
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1981
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's