Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wordingsgeschiedenis van Jezus Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wordingsgeschiedenis van Jezus Christus

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het boek des geslachts van Jezus Christus, de zoon van David, de Zoon van Abraham. Matt. 1 : 1

Het begin van het Nieuwe Testament, het eerste hoofdstuk van het Mattheüsevangelie is voor het besef van de moderne lezer weinig aantrekkelijk. Wie van ons is niet geneigd de serie moeilijk uit te spreken namen bij het Bijbellezen thuis over te slaan? Voor mensen, die liefhebberij hebben in het opzetten van stambomen is dit alles wellicht een geschikt studieobject. Maar wat beginnen wij in feite met de ruim veertig namen, waarmee Mattheüs zijn Evangelie opent?

Goed, laten dan de geslachtsregisters in de Bijbel staan als een soort geraamte, waaraan het vlees van het Woord verbonden wordt, laten het stippellijnen zijn, waardoor de heilsgeschiedenis doorgetrokken wordt tot een groot geheel, wij weten er immers maar moeilijk een weg in te vinden.

Toch staat boven deze meditatie het eerste vers van het Nieuwe Testament afgedrukt, omdat ik geloof, dat juist in dat veel vergeten begin van het Evangelie een rijke bron van gedachten en ook een troostrijke prediking niet in het minst ook voor ons gelegen is. Mattheüs leest om zo te zeggen, voordat hij aan de beschrijving van Jezus' geboorte toekomt, de dodenlijst voor. En dat niet om in een soort 'Allerheiligen' gestorvenen te gaan verheerlijken, maar om duidelijk te maken, dat Jezus, over Wie hij spreken gaat, Davids Zoon is, langverwacht. Vandaar, dat tientallen getuigen opgeroepen worden, die duidelijk moeten maken: zo is God door de historie van Israël gegaan; hier greep Hij, machtig en souverein in Zijn handelen, een man: Abraham, Izak, Jacob; daar werd een vrouw het voorwerp van Zijn bemoeienis: Rachab uit Jericho, Ruth, Bathseba. Allen wezen heen naar Hem, Die te komen stond. Nee, meer dan dat, ze vormden tesamen de baarmoeder, waaruit het Licht der wereld voortkwam. Vandaar, dat wij Matt. 1 : 1 ook zo vertalen kunnen: wordingsgeschiedenis van Jezus Christus... Inderdaad zo 'gewerd' Jezus. En als zodanig komt het begin van het Nieuwe Testament overeen met dat van het Oude: Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde...' (Gen. 2:4).

Een wolk van getuigen, een lange lijst van personen, die mochten meewerken aan de komst van Christus in het vlees. Maar... dan lezen we in het 16de vers: 'En Jacob gewon Jozef, de man van Maria uit welke geboren is Jezus, gezegd Christus.' Vergist Mattheüs zich hier echter niet! Jezus, de Zoon van Maria is toch eigenlijk niet de zoon van Jozef, al kon Hij als het wettige Kind van Maria ook als kind gelden van de wettige man van deze moeder des Heeren? Anders gezegd: Ons wordt in Matt. 1 een geslachtsregister van Jozef, Maria's man gegeven, terwijl wij in het vervolg van het Evangelie duidelijk kunnen lezen, dat Jozef bij Jezus' ontvangenis en geboorte door God werd uitgeschakeld. Zullen we dan maar zeggen: Mattheüs heeft tevergeefs gepoogd de Joden duidelijk te maken, dat deze Jezus de Zoon van Jozef en Maria en daarom de lang beloofde Davidszoon was? Het is anders. In Jozef, de man van Maria, blijkt, dat God wel gebruik maakt van mensen, maar ze niettemin op het beslissende moment er buiten zet. De geboorte van de Zoon van God in het vlees blijft een wonder van God de heilige Geest alleen. Er komen slechts mensen aan te pas om gezegend te worden. Dat is een troostrijke prediking, ook voor ons. Israël, hoewel door God gebruikt, kon zelf niet voor een Verlosser zorgen. Die kwam van een andere, van Gods kant. Zo blijkt de mens als ook alle mensenwerk onbekwaam te zijn om te verlossen. Er komt van ons mensen letterlijk niets in aanmerking bij God als grond voor de zaligheid. Wij worden er met al het onze radikaal tussenuit gezet. Niet ons beste brave leven, niet onze ijver in de dienst des Heeren, ook niet de tranen om ons bedorven bestaan of uit Godsgemis, kunnen redden. Hij alleen. Uit de werken der wet wordt geen vlees gerechtvaardigd voor God. De verlossing komt van een andere kant. Van Gods kant. Van de kant van God de heilige Geest. Moegewerkte zondaar, leg U aan Zijn voeten. Bij Hem is redding, bij Hem alleen. Hard voor het vlees, zalig voor het verontrust gemoed.

Wordingsgeschiedenis van Jezus Christus. Matt. 1 maakt ons duidelijk, wat de apostel Paulus later in Gal. 4 onder woorden brengt: 'Wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.'

Hebben wij de knechting van Gods wet in ons leven ooit gevoeld? Hebben wij het hartelijk geleerd, dat God de eisen van Zijn heilige wet handhaaft en dat Hij elke zonde, ook de 'kleinste' gedachtenzonde, niet door de vingers kan zien, maar met de eeuwige dood straffen moet? Zonder deze kennis van onze verdoemelijkheid onder de heerschappij der wet, is er geen behoefte aan Jezus als Middelaar en Verlosser. Maar als door de ontdekkende genade van Gods Geest onze ogen geopend worden voor onze hopeloze staat, mag het eerste hoofdstuk van het Nieuwe Testament ons tot een heerlijke troost worden: Met terzijde-stelling van alle mensenwerk, is Jezus geworden uit een vrouw, geworden onder de wet. In Zijn lijdelijke gehoorzaamheid heeft Hij de straf volkomen gedragen en in Zijn dadelijke gehoorzaamheid de eis der wet volmaakt vervuld. Als Maria's Kind en daarom ook als Eva' s Kind moest dat door Hem gedaan worden. Door Zijn geboorte was ook Hij onderworpen aan de wet Gods. Alleen, Hij heeft dat alles Gode zij dank, niet voor zichzelf behoeven te doen. Het was allemaal voor een ander, voor Abraham, voor Rachab, voor Ruth de Moabietische, voor Jozef en Maria, voor mensen, die zuchten onder de wet, ook nu, al hadden zij zonden als van Rachab en moesten zij met Ruth erkennen: Voor mij geen plaats in de vergadering van Israël. De mensen uit Matt. 1 komen alleen aan bod om gezegend, te worden. Heerlijk Evangelie. Deze Jezus roept het verloren zondarpn toe: 'Kom, laat Mij dat voor U onmogelijke werk der zaligheid verrichten. Ik ben een volkomen Zaligmaker. Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.'

Wie worden er dan tot dat grote heil in de Heere Christus genodigd? Mattheüs' bedoeling is het blijkens de tekst om Jezus aan te wijzen en aan te prijzen als de Zoon van David en de Zoon van Abraham, de Messias dus voor het volk der Joden. Lezen we echter het geslachtsregister van Jezus uit Lucas 3, dan wordt ons daar de Zoon van God voorgesteld, als de Zoon wan Adam. Met andere woorden: De Messias van Israël is ook de Zaligmaker van zondaren, niet slechts uit Abrahams nageslacht, maar ook uit de nakomelingschap van Adam, ook uit de heidenen. Het Licht van de vuurtoren des Evangelies wordt met een brede zwaai geworpen over de volkerenzee der wereld. Waarom er dan ook voor Adamskinderen hoop en verwachting is, als zij van deze Zaligmaker horen spreken. Het zij ook Uw bede: Koning Christus, Davids Zoon, Adamskind, ik ben slechts een verdoemelijk mens, ik vind geen heil buiten U, wees ook over mijn hart Koning.

En waar het geloof in deze Verlosser dan in eindigen mag? We luisteren nog een keer naar Matt. 1. In het 17de vers wordt ons gezegd, dat heel de geschiedenis van Abraham tot Jezus in drie perioden valt in te delen, telkens veertien geslachten beslaande. Dat zijn dus driemaal veertien of ook driemaal tweemaal zeven of tenslotte zesmaal zeven geslachten. Mij dunkt, dat Mattheüs hiermede wilde aangeven, dat de geschiedenis van Israël verliep voor Christus' komst in zes wereldweken. Met Jezus' komst is de zevende week aangebroken en daarmee de definitieve sabbat. Een grote rustdag. Engelen zongen er van: 'Vrede op aarde...' Jezus zei het Zelf: 'Het is volbracht' . Zijn graf, dat op de Opstandingsmorgen openging, bewees het: 'Er is geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn.' Zoals de schepping van de wereld uitliep op de sabbat, zo eindigt Jezus' wordingsgeschiedenis in een rust, verworven voor en geschonken aan verontruste zondaren. Sabbatsvrede, als onze vermoeide ziel in Zijn werk rusten mag, nu in beginsel, straks volkomen. Want het gaat naar een eeuwige sabbatdag, naar een land, overvloeiende van melk en honing, waar wij ons eeuwig verlustigen mogen in hetgeen deze Zaligmaker heeft verricht. Voorwaar, er is geen heerlijker geschiedenis dan die van de herschepping door Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1981

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Wordingsgeschiedenis van Jezus Christus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1981

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's