Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het mensbeeld in de moderne literatuur

Bekijk het origineel

Het mensbeeld in de moderne literatuur

7 minuten leestijd

Het zijn juist de kunstenaars, die als seismografen melding maken van geestelijke aardverschuivingen en aardbevingen.

De crisis in de westerse cultuur

Het karakter van de moderne westerse samenleving is na 1945 grondig gewijzigd. De filosoof Karl Jaspers heeft gezegd, dat onze maatschappij niet te vergelijken is met voorgaande maatschappijvormen. Het typisch nieuwe van onze maatschappij, het fundamenteel anders zijn, is het gevolg van de indrukwekkende ontwikkeling van de Europese wetenschap en techniek. (Men leze: Vom Ursprung und Ziel der Geschichte, 1956). Deze ontwikkeling heeft het denken en het handelen van de westerse mens diepgaand beïnvloed. Met de atoombom op Hirosjima begint volgens velen pas echt de wereldgeschiedenis. Alles wat daarvoor gebeurd is, kan men rekenen tot wat Mulisch denigrerend noemt 'provinciale geschiedenis' (in: Voer voor psychologen, Uedruk 1968, p. 169/170). Er is een breuk geslagen, een diepe kloof ontstaan in de historische ontwikkeling. Het zijn juist de kunstenaars, die als seismografen melding maken van geestelijke aardverschuivingen en aardbevingen. De kunstenaars hadden na 1945 het gevoel, dat zij geheel opnieuw moesten beginnen. Simon Vinkenoog zei: 'Wij moeten niet teren op een erfenis die reeds lang op en verdeeld is' en Jan Walravens formuleerde een nieuw ideaal: 'Alles opnieuw beginnen om alles opnieuw te voltooien'.

Nu moge het waar zijn, dat 1945 een breuk betekent in de westerse cultuur, toch is het goed de lijn van de historie vast te houden. De Westeuropese cultuur steunt bij wijze van spreken op twee pilaren, te weten de Grieks-Romeinse beschaving en de Joods-Christelijke cultuur. Deze beide pilaren staan op het fundament, dat gelegd is door de oude volkeren, zoals de Babyloniërs, Phoeniciërs en Egyptenaren. Boven op de pilaren rust het dak van onze westerse beschaving. Volgens vele geleerden en kunstenaars is de 'tempel van onze westerse cultuur' ingestort of staat hij op instorten. De secularisatie, die reeds in de Renaissance begonnen is, nadert haar voltooiing. Wij leven in een post-christelijk tijdvak en het zal niet lang meer duren of de laatste resten van het christendom zullen verdwenen zijn.

De optimistische mensbeschouwing van de achttiende en negentiende eeuw heeft na twee wereldoorlogen plaats moeten maken voor een pessimistische, al blijven veel mensen hartstochtelijk beweren, dat de mens in wezen goed is. De inspirerende toekomstdroom van de negentiende eeuw, dat de proletariërs aller landen zich zouden verenigen, was niet uitgekomen, integendeel, op de slagvelden in Frankrijk hadden de proletariërs elkaar in een volkomen zinloze loopgravenoorlog afgemaakt. Na 1918 verschenen er boeken, waarin een pessimistische visie op de westerse cultuur overheerste. Oswald Spenglers boek Untergang des Abendlandes maakte grote opgang. Men trachtte de ondergang van het avondland tegen te houden. De Volkenbond werd gesticht, maar intussen bereidden Hitlers aanhangers een Tweede Wereldoorlog voor, die nog afschuwelijker zou blijken te zijn dan de eerste.

Niet alle auteurs zijn pessimistisch. Bij sommigen bespeurt men enig optimisme: 'Zie, in de oven van de morgen rijzen/de broden van/ een nieuw geloof, schrijft de dichter Van Tienhoven. Dit niéuwe geloof is een modern humanisme, zonder God, een geloof in de uiteindelijke overwinning van de mens. Zelfs als men al verwijst naar de Bijbel, is dat vaak niet meer dan een heen wijzing naar een oud,  eerbiedwaardig document vol diepe gedachten. Er is echter geen sprake van een onvoorwaardelijk buigen onder het gezag van de Heilige Schrift.

Na 1945 is het wereldbeeld van de mens ingrijpend gewijzigd. Dit heeft geleid tot een nieuw soort ruimtebesef, dat een belangrijk aspect vormt van de moderne literatuur. De nieuw verworven ruimte wordt soms 'joyeus aanvaard', vaak ook met angst beleefd. De moderne mens ziet zich in een onbegrensde ruimte geplaatst. Dit ervaart hij enerzijds als bevrijding - oude normen en taboes worden opgeruimd - , anderzijds als angstig en beklemmend. De mens leeft in het besef 'een broodkruimel te zijn op de rok van het universum' , zoals Lucebert schrijft.

Ook in de beleving van de tijd is er sprake van angst, beklemming, zelfs walging. De dichteres Ellen Warmond heeft dit treffend verwoord in een gedicht, dat herinnert aan het topos van theatrum mundi:

CHANGEMENT DE DÉCÓR

Zodra de dag als een dreigbrief in mijn kamer wordt geschoven worden de rode zegels van de droom door snelle messen zonlicht losgebroken

huizen slaan traag hun bittere ogen op en sterren vallen doodsbleek uit hun banen

terwijl de zwijgende schildwachten nachtdroom en dagdroom haastig elkaar hun plaatsen afstaan legt het vuurpeloton van de twaalf nieuwe uren bedaard op mij aan.

Niet altijd is de kunstenaar zo defaitistisch, zo passief. Op allerlei manieren probeert hij 'de nieuwe ruimte waarin de mens zich moet verwezenlijken (...) scheppend vorm te geven' (Rodenko, Nieuwe griffels, schone leien). Toch lukt dit vaak niet. Zoekend en tastend gaan de moderne dichters hun weg, hopend op iets dat hun leven richting en zin kan geven. Helaas zoeken zij het dikwijls in de verkeerde richting, zodat zij aan het eind van hun speurtocht nog niets gevonden hebben. Zij worstelen met de diepste vragen van het leven en zij schreeuwen het als het ware uit: hoe moet ik leven en wat moet ik doen.

De dichter Remco Campert is, blijkens het volgende gedicht, tevergeefs op zoek geweest haar het antwoord op deze levensvragen. Blindelings heeft hij de Verzamelde Gedichten van de Amerikaanse dichter Wallace Stevens ter hand genomen, in de hoop iets wijzer te worden. Stevens gaat uit van de concrete, aardse werkelijkheid, los van gevestigde waarden, geloof, God, hemel en hel. Toch is er in zijn werk een sterk meditatief element aanwezig en een hunkering naar rust. Verbeelding en poëzie zouden de mens kunnen helpen het hoofd te bieden aan de steeds sterker wordende druk en chaos van het moderne leven.

HOE

In een uur van grote duisternis sla ik blindelings open de Collected Poems van Wallace Stevens en lees: How to live. What to do en durf niet verder meer te lezen, schrijf dus maar die titel over en hoop op betere tijden

De aandacht voor lichamelijke zaken is, met name in de romanliteratuur, opvallend groot. Vreemd is dat niet: de enige zekerheid die velen nog hebben na de ontreddering van de oorlog en het wegvallen van oude tradities, is de zekerheid dat zij een lichaam hebben, of, zoals men het ook wel uitdrukt, een lichaam zijn. De fatsoensnormen heeft men terzijde gesteld, allerlei taboes zijn doorbroken, alles mag. Het gevolg is een stroom van romans en verhalen met aan pornografie grenzendesbeschrijvingen van sexuele handelingen. (Zie voor veel voorbeelden het uitstekende boek van G. Slings, Een boos en overspelig geslacht: de moderne literatuur als teken des tijds, 3e druk. Goes 1975).

Bij alle beschrijving van het bedrijven van de liefde ontbreekt de echte liefde ten enenmale. De mens is in wezen eenzaam en zijn leven is een 'eenzaam avontuur'. Het antwoord van de moderne auteurs op de vraag naar de mens en de zin van zijn bestaan, is dikwijls somber en nihilistisch. De invloed van hedendaagse wijsgerige stromingen, zoals het existentialisme, is daaraan niet vreemd. Over de menselijke existentie schreef Sybren Polet een merkwaardig gedicht, dat ook typografisch functioneel is. Het verscheen in 1975 in de bundel 'Illusie en illuminatie' (Let op de veelbetekenende titel). Het gedicht luidt als volgt:

EXISTENTIE

Ontbijten Krant Woorden mixen Drinken: vloeibaar Nieuws. Opveren. Naar kantoor. Knikken. Hand. Vingers uitwisselen. \ Ogen wisselen. Woorden wisselen. \ Huiswaarts gaan. Liggen gaan. Woorden, sterven langzaam aan

Dit ‘gedicht’ is naar vorm en inhoud merkwaardig. In korte woordzinnetjes geeft de dichter een beeld van de menselijke existentie: de mens loopt in de tredmolen van alle dag; echte communicatie is er niet, zijn bestaan is in feite zinloos.

Het bestaan van de mens doet kil en koud aan. Er is geen warmte en geborgenheid meer. In de moderne poëzie treft men dan ook herhaaldelijk het motief van de winter aan. Dat motief zullen wij aan de hand van enkele gedichten nader bezien.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1982

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Het mensbeeld in de moderne literatuur

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1982

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's